Hoofdstuk 1. Tijd van jagers en boeren
In een geschiedenis les kun je de volgende onderdelen onderscheiden:
1. Algemene gegevens
2. Beginsituatie
Wat hebben de kinderen al aan kennis en vaardigheden opgedaan?
3. Doelstellingen
a. Cognitieve doelstellingen wat moeten kinderen kennen?
b. Doelstellingen op vaardigheidsniveau wat moeten kinderen kunnen?
c. Product- en procesdoelen waar bij product op de korte termijn is doelt en proces op de
langere termijn
d.Persoonlijk doelen welke activiteit gaat je zelf nog niet goed genoeg af?
4. Praktische voorbereiding
Welke acties heb je ondernomen om de les voor te bereiden? Materialen, literatuur en bronnen.
5. Aanbieding
a. Lesonderdelen geordend in werkvormen
b. Leerinhouden welke begrippen staan centraal?
c. Organisatie wat is de rolverdeling tijdens de les?
d. Tijdsduur
6. Achtergrond informatie
7. Evaluatie
8. Conclusie
1.2 De achtergrond informatie: Tijd van jagers en boeren (tot 3000 v. Chr.)
De homo erectus wordt algemeen erkend als de voorganger van de moderne mens. De
oudste sporen die duiden op bewoning van het huidige Nederland, vermoedelijk door de
Neanderthalers, stammen uit het mesolithicum – middensteenperk. Zowel de homo
erectus als de Neanderthaler voorzag in zijn onderhoud door een combinatie van jagen en
verzamelen (produceren en reproduceren). Voor de homo sapiens sapiens, het volledig
moderne menstype welke zo’n 35.000 jaar is geleden gevonden, bleef de productwijze
jagen en verzamelen in kleine nomadische groepen.
Onderzoeksresultaten over het leven van de prehistorische jager-verzamelaar:
- Stelden een voedzaam menu samen uit een gering deel van het totale aanbod
- Besteedden maar een klein deel van de dag aan voedsel zoeken
- Weinig bezittingen en voorraad door nomadisch bestaan
- Materiaal werd gemaakt van wat er voor handen was
- Het levenspatroon past zich aan de seizoenen aan
- Voedsel was van iedereen
12.000 jaar geleden woonden de Rendierjagers in West Europa, die jaagden op
rendieren, bizons en mammoeten. Met het wisselen van seizoenen trokken rendieren naar
andere streken. De Rendierjagers volgden de rendieren, op zoek naar nieuw leefgebied
voor 1 seizoen. Spullen werden vervoerd op sledes of in huid gewikkeld en op de rug
gedragen. Gereedschappen waren eenvoudig en gemaakt van vuursteen. Van gevangen
wild werd de huid en de beenderen gebruikt.
Tussen 18.000 en 10.000 jaar geleden heeft zich de overgang naar de huidige, warme tijd
voltrokken: het holoceen. Ongeveer 10.000 jaar geleden begon geleidelijk de overgang
van een nomadisch bestaan naar een agrarische samenleving: de Neolithische
revolutie. De groeiplaats van graan en vervolgens de opslag van de voorraad bonden de
verzamelaars aan een plek, waar ze permanente behuizingen bouwden. Hierdoor
veranderde niet alleen het middel van bestaan, de woonplaats en de hiërarchie, maar ook
het landschap en de manier van samenleven.
In 1997 is Trijntje gevonden door onderzoekers op een donk bij Harinxveld-Giessendam.
Haar ouderdom is bepaald op 7.500 jaar, waarmee zij de oudste ‘herkenbare’ mens is van
Nederland.
De Bandkeramiekers (5.300 v. Chr.) zijn de eerste landbouwers in ons land. Zij worden
zo genoemd door de gevonden aardewerken potten, versierd met ingekraste patronen in
banden over de oppervlakte. Huizen bestonden voornamelijk uit hout en een strodak.
,Het Trechterbekervolk of Hunebedbouwers (3.500 v. Chr.) zijn ook genoemd naar het
aardewerk dat zij achterlieten. Ook zij hadden een dodencultuur, waarbij ze grafgiften en
voedsel meegaven in graven. Hunebedden zijn stenen graven bedekt door een heuvel.
De eerste steden dateren na de Neolithische revolutie, waarbij pas zo’n 6.000 jaar
geleden deze plaatsen uitgroeiden tot machtscentra met naast landbouwers ook
handwerkslieden, slagers, priesters en onderwijzers. Jericho gaat door voor de oudste
stad, waarvan de oudste vondsten zo’n 11.000 jaar oud waren. Babylon was 3.700 jaar
geleden de grootste stad.
Tot 4.000 jaar geleden waren alle voorwerpen in ons land van steen, hout of been: de
steentijd. Later werd ontdekt dat koper door toevoeging van tin harder wordt, waardoor
er een nieuw metaal ontstond: brons. Omdat dit zo kenmerkend was, is de bronstijd
naar deze periode vernoemd. In Nederland dateert de bronstijd tussen 2.100 v. Chr. en
700 v. Chr.
Rond 700 v. Chr. werd een nieuw metaal ontdekt: IJzer. De IJzertijd dateert van 700 v
Chr. tot 50 v. Chr. In deze periode trokken de Keltische stammen (boeren) naar Noord
Brabant en Limburg en de Germaanse Friezen (veeteelt) naar Drenthe, Groningen en
Friese kustgebied.
Tijdslijn:
4.400.000 jaar geleden Oudste fossielen mensachtigen
2 – 1.500.000 jaar geleden Homo Erectus
35.000 jaar geleden Homo Sapiens Sapiens
Eerste kunstuitingen
12.000 jaar geleden Einde laatste ijstijd
Rendierjagers
10.000 jaar geleden Boeren in het Nabije Oosten
7.500 jaar geleden Trijntje
5.300 v. Chr. Bandkeramiekers
3.500 v. Chr. Hunebedbouwers (Trechterbekervolk)
3.000 v. Chr. Wiel uitgevonden
2.100 v. Chr. Einde steentijd
2.100 v. Chr. Bronstijd
700 v. Chr. – 50 v. Chr. IJzertijd
50 v. Chr. Einde prehistorie in Nederland, begin (proto)historie
Hoofdstuk 2. Tijd van Grieken en Romeinen (3.000 v. Chr. – 500 n. Chr.)
2.1 Het didactische aspect: de lessencyclus
Een lessencyclus bestaat uit terugkerende aspecten, die zijn onderverdeeld in 4 vaste
invalshoeken:
1. Economische invalshoek Hoe voorzien mensen in hun levensonderhoud? Hoe is de productie
georganiseerd? Hoe is de opbrengst verdeeld?
Kinderen krijgen inzicht in verschillende maatschappijtypen (nomadische samenleving,
landbouw of agrarisch-sedentaire samenleving, landbouw stedelijke of agrarisch-urbane samenleving,
de industriële samenleving en de informatie samenleving)
2. Culturele invalshoek Hoe worden betekenissen m.b.t. heden en verleden overdraagbaar gemaakt?
Hoe geeft mens zin aan het bestaan? Hoe wordt de omgeving cultureel bewerkt? Hoe geeft men uiting
aan eigen identiteit?
Kinderen krijgen kennis van en inzicht in culturele verscheidenheid en de wijze
waarom mensen zin hebben gegeven aan hun bestaan en hun werkelijkheid
verbeeld hebben.
3. Politieke invalshoek Hoe is de macht verdeeld? Hoe wordt macht beleefd? Hoe is de macht
zichtbaar? Hoe leven mensen samen?
Kinderen krijgen inzicht in macro- en microsituaties en emancipatiebewegingen
die veranderingen in macht hebben verwezenlijkt.
4. Ecologische invalshoek Welke mogelijkheden biedt een omgeving aan een menselijke
gemeenschap? Hoe zien flora en fauna eruit? Welke grenzen stelt de ecologische omgeving aan de
omvang van de gemeenschap?
, Kinderen krijgen inzicht in en kennis van de invloed van het milieu en de houding
van een groep ten opzichte van de natuur.
2.2 De achtergrondinformatie: Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v. Chr. – 500
n. Chr.)
De cultuur van Grieken en Romeinen noemen wij samen de Klassieke Oudheid. Rond
1.000 v. Chr. vestigde Grieks sprekende stammen zich op de Peloponnesus. De periode
vanaf ca. 1600 v. Chr. wordt de Myceense periode genoemd, vernoemd naar Mycene: een
belangrijk centrum/stad op de Peloponnesus. Het oude Griekenland wordt ook Hellas
genoemd.
De eerste landbouwgemeenschappen waren rond 600 v. Chr. uitgegroeid tot stadsstaten
(poleis, polis enk). Iedere gemeenschap kende een stedelijk centrum wat gezamenlijk
werd verdedigd. De twee bekendste stadsstaten:
- Sparta
De Spartanen waren de baas op de Peloponnesus. Omwonenden moesten hun
opbrengsten gedeeltelijk aan hen afstaan waardoor veel Spartanen niet hoefden
te werken en zo een beroepsleger konden oprichten en in stand houden.
Spartanen stonden in dienst van de polis en werden opgevoed en getraind tot
soldaat. Het leger stond onder leiding van twee koningen en heeft er 3 eeuwen
(600-300 v. Chr.) voor gezorgd dat Sparta een belangrijke rol had in Griekenland.
- Athene
Rond 600 v. Chr. bedacht de wetgever een nieuw politiek systeem waarbij de
volksvergadering die ieder jaar gehouden werd kon optreden als hof van beroep
bij de vonnissen van de adellijke bestuurders. Volk betekent demos in het Grieks,
waar het woord democratie van is afgeleid.
Cultuur van de poleis had onderdelen die voor alle bewoners van Griekenland eenzelfde
betekenis hadden:
- De taal mensen die geen Grieks spraken werden ‘barbaren’ genoemd
- De spelen en overige wedstrijden waarvan die van Olympia het belangrijkste waren
- De literatuur Rond 800 v. Chr. introduceerden de Phoeniciërs het schrift in Griekenland.
- De verstedelijking er zijn twee stijlen te onderscheiden: de Dorische en de Ionische
- De goden
De Griekse goden woonden op de berg Olympus. De Grieken raadpleegden de goden in geval van
twijfel via orakels, zoals het orakel van Delphi welke gewijd was aan Apollo. Apollo sprak via zijn
priesteres Pythia van wie de klanken verwoord werden door priesters. Voor goden werden tempels
gebouwd, die naast een heilige functie ook een politieke functie hadden (toonden burgerlijke macht en
trots).
De antieke Griekse cultuur leeft in de herinnering voort door o.a. het ontstaan van de
filosofie (letterlijk: liefde voor wijsheid). Filosofen zochten bij voorkeur naar rationele
verklaringen in plaats van bovennatuurlijk (van de goden). De ‘vader’ van de filosofie was
Thales (624 – 545 v. Chr.), wie de zonsverduistering had voorspeld. Hij verdeelde het jaar
in 365 dagen, ontdekte de grote beer en het belang ervan voor de scheepsvaart. De
eerste filosofen – natuurfilosofen – waren bezig met de zoektocht naar de oerstof, de
arche, waaruit alles is ontstaan.
Pythagoras (570 – 495 v. Chr.) werd geboren op Samos en geloofde dat de harmonie
van het universum zich toont in getallen. Hij was ook de grondlegger van het geloof in
numerologie. Socrates (469 – 399 v. Chr.) hield zich niet bezig met de oermaterie maar
richtte zijn aandacht op kennis en ethiek d.m.v. praktische vragen. Plato (427 – 347 v.
Chr.) was de bekendste leerling van Socrates en zoekt de essentie van dingen in ideeën.
Plato’s veronderstelling was dat onze ziel zich ooit in een betere wereld had bevonden.
Aristoteles (384-322 v. Chr.) was de bekendste leerling van Plato. De filosofie van Plato
was gebaseerd op speculatie, Aristoteles kwam tot zijn opvattingen door waarneming. Hij
is de grondlegger van empirische wetenschap en de wetenschappelijke methode.
De eerste Olympische spelen vonden plaats in 776 v. Chr. bij het heiligdom van Zeus in
Olympia. In de ruim 1000 jaar tussen 776 v. Chr. en 393 na Chr. (het eind van de Spelen),
werden er honderden openbare sportscholen geopend en waren er zijn 500 sportfestijnen
in de hele Grieks sprekende wereld.
- Hardlopen oudste sport die naakt uitgevoerd moest worden waarbij vrouwen verboden waren –
gymnastikè = naakt uitgevoerde oefening
- Paardensport