Samenvatting Openbaar Bestuur
Hoofdstuk 1: De wereld van het openbaar bestuur
In Nederland is het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) verantwoordelijk voor de
opvang van asielzoekers. Het COA volgt de besluiten van de staatssecretaris op.
Openbaar bestuur:
- het geheel aan organisaties en activiteiten die primair zijn gericht op de besturing van de
maatschappij
- in de beperkte opvatting is het openbaar bestuur ongeveer gelijk aan de overheid, in de
brede opvatting worden ook organisaties die niet tot de overheid behoren maar wel een
publieke taak vervullen in de samenleving (zoals woningcorporaties en
vluchtelingenorganisaties) tot het openbaar bestuur gerekend.
- het openbaar bestuur houdt zich dus bezig met het besturen van de maatschappij
- de beslissingen die het openbaar bestuur neemt zijn bindend voor de gehele samenleving
en kunnen ook afgedwongen worden
- ‘openbaar’ heeft te maken met de reikwijdte van de beslissingen, de gemeenteraad van
Eindhoven behoort wel tot de overheid, beslissingen treffen alle Eindhovenaren terwijl het
bestuur van een vereniging in Eindhoven alleen de leden van de vereniging treft en dus niet
tot het openbaar bestuur behoort, daarnaast kan de gemeente Eindhoven hulp van de
politie inroepen om beslissingen eventueel met geweld af te dwingen, dit kunnen
verenigingen niet zonder tussenkomst van de gemeente of de rechter
Drie logica’s van sturing in de maatschappij:
- de staat: het algemeen belang dienen
- de markt: producten en diensten op commerciële grond te leveren
- het middenveld: richt zich op doelstellingen die niet op winst maken gericht zijn maar
ook niet binnen de sfeer van de overheid vallen
Middels privatisering en nationalisering kunnen organisaties van het ene veld naar het
andere veld gaan.
Ambtenaren vormen samen met de gezagsdragers de overheidsorganisaties (de staat). De
ambtenaren ondersteunen politieke leiders en voeren de politieke beslissingen uit.
Organisaties die wel private rechten hebben maar wel bijdragen aan het openbaar bestuur
vormen het maatschappelijk middenveld. Binnen het maatschappelijk middenveld heb je
twee groepen:
1. private organisaties met publieke taak zoals ziekenhuizen, deze organisaties krijgen
financiële middelen van de overheid om de algemene functie te voltooien
2. private organisaties zonder winstoogmerk, denk aan vakbonden, deze organisaties
zijn betrokken bij het openbaar bestuur omdat zij beleid proberen te beïnvloeden op
een manier waardoor de belangen van hun achterban worden gewaarborgd
,Amerikaans bestuurskundige Bozeman spreekt over een ‘mate van publiekheid’. Op deze
manier ontstaan er geen puur publieke of niet-publieke organisaties. De dimensionale
aanpak maakt onderscheidt tussen drie dimensies:
1. eigendom het gaat om de rechtelijke grondslag, is een organisatie publiekrechtelijk of
privaatrechtelijk
2. bekostiging wie bekostigt de organisatie, ambtenaren worden betaald door de overheid
maar organisaties als universiteiten krijgen geld van de overheid maar ook vanuit publieke
giften
3. politieke controle als een private organisatie veel politieke controle kent zal de
organisatie de politieke prioriteiten volgen, sommige grote bedrijven zijn belangrijk voor
Nederland en kennen daarom op sommige momenten veel politieke inmengingen.
Aan de hand van deze drie dimensies wordt de publiekheid bepaald. Dit is de mate waarin
een organisatie tot de publieke sector behoort.
De verticale dimensie van openbaar bestuur:
Het openbaar bestuur kent een verticale ordening in meerdere territoriale bestuurslagen
(wijk, gemeente, regio, provincie, natie, internationale regio of de wereld). Ook het
Nederlandse bestuur is formeel op verschillende schaalniveaus georganiseerd. Problemen
als de vluchtelingencrisis laten zien dat het lastig is om te besturen aangezien de
verschillende bestuurslagen het niet altijd met elkaar eens zijn.
De grondwet van Thorbecke in 1848 gaf Nederland drie lagen, dit model bestaande uit het
rijk, de provincies en de gemeenten, kreeg de naam Huis van Thorbecke. Nederland is een
gedecentraliseerde eenheidsstaat.
- eenheidsstaat omdat er een uniform bestuursstelsel is met duidelijk primaat van de
landelijke overheid
- gedecentraliseerd omdat provincies en gemeenten belangrijke en op sommige gebieden
zelfstandige bevoegdheden hebben
Nederland kent hierdoor ambiguïteit. Er is een centraal systeem met mogelijkheden tot
variatie en verschil daarbinnen door middel van een decentrale autonomie.
Met de EU heeft het Huis van Thorbecke een etage extra gekregen. De Nederlandse overheid
is soevereiniteit kwijtgeraakt.
Traditioneel wordt er van uitgegaan dat het centrale nationale bestuur de meeste macht
heeft. Het nationale regering bepaalt en de decentrale overheden volgen. Door de
globalisering en decentralisatie is de nationale regering tegenwoordig juist steeds meer
afhankelijk van de decentrale overheden. Echter heeft de nationale overheid nog steeds het
meeste te zeggen. Er speelt alleen nog meer extra vermenging.
De horizontale dimensie van bestuur:
Het openbaar bestuur is meer dan alleen de overheid (government). Naast de overheid
spelen ook het middenveld en het bedrijfsleven een rol in de besturing, we spreken dan van
governance. Ook het middenveld en het bedrijfsleven spelen een rol in de sturing van de
maatschappij. De overheid heeft op veel terreinen een formeel mandaat maar voor de
sturing is de inzet van veel maatschappelijke partijen nodig.
, Verticale dimensie van bestuur Horizontale dimensie van bestuur
EU, nationaal, provinciaal, gemeentelijk Staat, middenveld, markt
De VN hanteert het model van good governance om de kwaliteit van het openbaar bestuur
te beoordelen. Er volgen vier dimensies die grotendeels overeenkomen met die van de VN:
- democratie: er is volkssoevereiniteit, gekozen bestuurders ontlenen via verkiezingen macht
aan het volk. Een democratie is een vorm van responsief bestuur waarin bestuurlijke
instanties open moeten staan voor maatschappelijke initiatieven. Niet alles wat het volk wil
moet worden uitgevoerd maar met een responsief bestuursmodel zorgt de overheid ervoor
dat ze genoeg openheid en interactie heeft met de omgeving omtrent besluiten.
- rechtmatigheid: het openbaar bestuur moet gebonden zijn aan het recht omdat het
openbaar bestuur een paar gevaarlijke monopolies bevat, denk aan als enige belasting
mogen heffen en geweld mogen gebruiken.
Het rechtmatigheidvereiste is in de loop der jaren gegroeid. Zo is de rechtsbescherming van
burgers tegen de overheid sterk uitgebreid en zijn er meer juridische eisen gesteld aan het
optreden van het openbaar bestuur, de overheid kent dus striktere kaders waarbinnen het
mag bewegen, ten derde zijn rechters minder terughoudend richting de overheid, de
overheid wordt steeds vaker veroordeeld.
Al deze voorbeelden zijn zaken van juridisering, een toename van formele regels en van
formele vormen van conflictbeslechting in het domein van het openbaar bestuur.
- doeltreffendheid en doelmatigheid: openbaar bestuur is doeltreffend als de vooraf gestelde
doelstellingen van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald. Doeltreffendheid hangt
nauw samen met doelmatigheid (= de mate waarin doelen bereikt worden met
gebruikmaking van zo min mogelijk middelen). De middelen bevatten naast geld ook zaken
als deskundigheid, tijd en energie. Het reorganiseren van bestuur eventueel met
schaalvergroting lijkt soms de oplossing voor meer effectiviteit in het bestuur, echter kost
reorganisatie veel geld en tijd.
- integriteit: het bestuur moet integer zijn, het moet eerlijk, oprecht en niet-omkoopbaar
zijn. Het Nederlands bestuur is relatief integer maar toch zijn er allerlei voorzieningen in het
leven geroepen om de naleving van de integriteit te beoordelen, denk hierbij aan
meldpunten en vertrouwenspersonen.
Sommige van deze beginselen botsen met elkaar. Zo kan het in acht nemen van het
rechtmatigheidbeginsel de doelmatigheid laten afnemen. Organisaties mogen bezwaar
maken tegen grote projecten wat extra tijd en geld kost.
Ten tijden van de Republiek het de centrale overheid weinig inspraak. De zeven provincies
hadden veel macht maar lieten sommige zaken als buitenlandse politiek wel over aan de
rijksoverheid. Zaken als infrastructuur werden wel geregeld door de provincies.
Eind 18e en begin 19e eeuw werd de macht van provincies ingeperkt en kwam er meer een
eenheidsstaat. In eerste instantie lag de macht nog vooral bij de koning maar er kwam
steeds meer een constitutionele democratie. In het midden van de 19 e eeuw ontstond door
de liberale stroming de nachtwakersstaat.
Door de industrialisatie kwamen er meer overheidsingrijpen. Door de slechte