Belangrijke oriëntatiepunten
voor de verloskundige in het
benige bekken zijn:
o crista iliaca
o Os coxae (grote heupbeen)
- os ilium (darmbeen)
- os ischii (zitbeen)
- os pubis (schaambeen)
o spina iliaca anterior
superior
o spina iliaca anterior inferior
o foramen obturatum
o tuber ischiadicum
o ramus inferiorus ossis
pubis
o symphysis pubica
o linea innominata/linea terminalis pelvis
o os coccygis
o spina ischiadica
o os sacrum
o promontorium
o articulatio sacro-iliaca
Benige baringskanaal
1. de bekkeningang dwars-ovaal van vorm, horizontaal vlak:
promontorium/linea innominata/bovenrand os pubis
conjungata vera 11cm, diameter transversa voor-achterwaarts 13cm,
diameter transversa/dwars 12cm,
conjungata diagonalis (onderrand symfyse tot promontorium) 12-13cm;
2. de bekkenholte rond van vorm, ligt tussen bekkeningang en bekkenuitgang in.
doorgang bekken, geboorte kanaal is hier sterk gebogen,
het smalst thv spinae ischiadicae ca 10cm
3. de bekkenuitgang ovaal van vorm gevormd door 2 driehoeken,
middellijn tuberischiaddicum/ top tot symfyse en top tot os coccygis,
onderrand symfyse tot os coccygis 11,5cm kan tijdens baring 1,5-2 cm toenemen
Distantia suboccipito bregmatica: kleinste afmeting waarmee kind het bekken kan passeren = 9,5cm
Distantia mento-occipitalis: grootste afmeting vh het kinderlijk hoofd 13,5cm
Distantia suboccipito frontalis: afm. vh kinderlijk hoofd bij normale Aav de bekken passeert 10cm
Biparietele afmeting: grootste dwarse afmeting vd foetale schedel 9-9,5cm
Weke baringskanaal: OUS, cervix uteri, vagina, spieren en
bindweefsel van bekkenbodem en vulva
Bekkenvormen:
Mechanisme indaling bepaald door: vorm bekken, afmeting
bekken, weerstand vh weke baringskanaal
Hodge 1 bovenrand symfyse-promontorium, vlakbij
bekkeningang, draaiing sagitale as (70% rug
lv/25% ra, indaling start Aalv Aaldw)
Hodge 2 onderrand symfyse (1/3 ingedaald, draaiing frontale as)
Hodge 3 spinae ischiadicae (smalste doorgang) (1/2 ingedaald, excentrische pool)
Hodge 4 sacro coccygeaal gewricht (helemaal ingedaald, inwendige spildraai voltooid)
Handgreep of het teken van Osborne:
Om na te gaan of er een wanverhouding bestaat tussen het foetaal caput en bekkeningang, kan
men met één hand op de schedel en één hand op de symfyse de mate van prominentie (het
uitsteken van het foetaal caput) vóór de symfyse vaststellen. Wanneer het hoofd uitsteekt,
spreekt men van een positieve Osborne. Bij een negatieve Osborne steekt het hoofd niet uit.
Het niveauverschil wordt uitgedrukt in vingers boven de symfyse (vb. caput promineert twee
vingers).
, Oriëntatiepunten belangrijk zijn bij dit inwendig bekkenonderzoek
Het promotorium: kan meestal niet met toucherende vingers worden bereikt. Als het promotorium toch wordt bereikt,
kan de conjugata diagonalis, de afstand van de onderrand van de symfyse tot het promotorium worden gemeten.
De linea innominata: bij normaal bekken kunnen laterale en achterste deel vd linae innominata niet worden bereikt.
De achterzijde van de symfyse: is normaal glad. Let op exostosen (benige uitsteeksel).
Het sacrum: is normaal in twee richtingen hol (biconaaf). Let op richels.
Het os coggygis: ligt normaal in het verlengde van het sacrum en steekt niet naar voren uit
De spinae ischiadicae: steken normaal niet verder uit.
De afstand tussen de tubera ischiadica: de dwarse afmeting van de bekkenuitgang bepaald door de knokkels (buiging
van de vingers op de grens van de 2de en 3de falanx) van de 2de t/m 4de vinger van de hand tussen de tubera ischiadica te
plaatsen. Normaal is er ruimte voor vier knokkels. A
Afwijkende bekkens ontstaan door slechte voeding, vitamine D-tekort (rachitis) en trauma.
De enige indicatie voor het inwendige bekkenonderzoek bij een zwangere is een kind in stuitligging. Bij
afwijkende bevindingen zal worden besloten tot een sectio caesarea
Bekkenbodemspieren
Bekkenbodem = diafragma pelvis, dit bestaat uit de volgende spieren:
o Musculus levator ani ligt tussen de achterzijde van het os pubis (schaambeen) en het onderste deel van het os sacrum
(heiligbeen)
Grootste en belangrijkste bekkenbodemspier. Ondersteunt de organen in het
bekken, terwijl aanspannen helpt bij het afsluiten van het rectum. spant bekkenbodem, ondersteunt organen, buigt os coc,
beweegt anus omhoog en naar achteren. Het is de diepste spierlaag.
De musculus levator ani bestaat uit drie verschillende spieren: de musculus puborectalis, de musculus pubococcygeus en
de musculus iliococcygeus
o Musculus coccygeus Loopt tussen spina ischiadica en het os coccygis
Ondersteunt het os coccygeus (staartbeen) en buigt deze naar voren
Functies overige bekkenbodemspieren
o M. puborectalis: tijdens de ontlasting spant de m. puborectalis zich aan, met als gevolg een rechte doorgang van de anus en
de endeldarm ter vergemakkelijking van de stoelgang.
o M. pubococcygeus: een hangmat-achtige spier die loopt vanaf het schaambeen naar het stuitje en deel uitmaakt van de
bekkenbodemspieren. De m. pubococcygeus is bij beide seksen aanwezig en omringt het rectum, de urineblaasopening en
bij vrouwen ook de vagina.
o M. iliococcygeus (ookwel acrus tendineus): ondersteunt de bekkeningewanden.
o M. ischiocavernosus: Is van belang bij de erectie bij zowel man als vrouw. De duur en hardheid van de erectie zijn
afhankelijk van het functioneren van de bekkenbodem. drukt clitoris samen en verstevigt deze
o M. bulbospongiosus: is een spier in het perineum. van belang bij de
erectie man en vrouw: drukt clitoris in en verstevigt deze; vernauwt
vaginale opening. Belangrijk bij het hechten!
o M. transversus perineus: stabiliseert centrale pees perineum
o m. urethrovaginalis
o m. spincter urethra: sluit urethra, drukt vagina en grotere
vestibulaire klieren samen
o m. spincter ani: sluit anale opening
Episiotomie