Psychodiagnostiek: Uitgebreide samenvatting (2022)
Ivyvanekert
Samenvatting Psychodiagnostiek
--- Hoorcollege 1: Psychologische Gespreksvoering en
Aanmeldingsfase van de Diagnostische Cyclus ---
Psychologische Gespreksvoering
De basishouding tijdens de psychologische gespreksvoering is gebaseerd op de
cliëntgerichte benadering van Carl Rogers, aangezien het basisprincipe
zelfactualisering centraal staat. Hiervoor zijn bepaalde condities nodig, zoals dat men
geen advies mag geven, maar dat de therapeut ervoor moet zorgen dat de cliënt
zichzelf gaat helpen. Een faciliterende, therapeutische relatie schept condities die het
mogelijk maken dat de cliënt sterke punten, moeilijkheden en oplossingen kan
exploreren. Zeker in het begin is het van belang dat de cliënt de ruimte krijgt om zijn/
haar verhaal te doen zonder advies te geven.
In therapie zijn er drie condities voor groei:
• Onvoorwaardelijke positieve waardering.
• Echtheid.
• Empathie.
Onvoorwaardelijke positieve waardering
Tijdens therapie is het van belang dat de cliënt zich als een persoon met waarde en
waardigheid voelt. Dit kan op verschillende manieren bevorderd worden:
• Betrokkenheid tonen t.a.v. cliënt: op tijd zijn op de afspraak, tijd vrijmaken voor
de cliënt, privacy voor de cliënt reserveren, vertrouwen respecteren
֍ Barrières: gebrek aan tijd, gebrek aan zorg/ bezorgdheid.
• Inspanning doen om cliënt te begrijpen: empathie, vragen stellen, interesse
tonen, actief luisteren (parafraseren en reflecteren).
• Onvoorwaardelijke aanvaarding: attitude om gedachten/ gevoelens niet af te
keuren, maar NIET onvoorwaardelijk goedkeuren. Het is belangrijk om wel het
gezichtspunt/ intenties van de cliënt serieus te nemen. Natuurlijk is het niet
rechtvaardig om een autoruit in te slaan, wanneer iemand je geen voorrang
geeft. Echter, is het wel van belang waarom de cliënt zo reageerde. Verder moet
men uitgaan van de goede wil van de cliënt, waarbij de hulpverlener gedachten/
gevoelens rond cliënt bij zichzelf nagaat.
• Warmte en nabijheid uitdrukken: reduceren van onpersoonlijk karakter in
interventies of behandeling; reflecteren op gedachte, gevoel, gedrag van
hulpverlener, cliënt of de relatie. Nabijheid is bruikbaar bij overdracht en
tegenoverdracht, omdat je zo goed kunt beschrijven wat er in de situatie
afspeelt.
,Aspecten van de Sessie beschrijven
• Twijfel bij cliënt: “het voelt aan alsof je je woorden wikt en weegt”,
• Vijandigheid, irritatie, boosheid: “ik voel me behoorlijk geïrriteerd, omdat je niet
op de afspraak verschijnt”.
• Aantrekking: “het is goed dat je me mag, maar ik vraag me af of het ons nu niet
tegenhoudt de dingen te vertellen zoals ze zijn”.
• Vastzitten, gebrek aan richting: “op dit moment heb ik de indruk dat we
vastzitten”.
• Spanning. “ik ben me er van bewust dat we nu beiden met een vervelend gevoel
zitten”.
Let hier altijd op dat er geen aannames gemaakt worden!
Echtheid
Het is van belang dat de hulpverlener zichzelf moet zijn, zonder de rol te spelen,
aangezien dit reflecteert naar “het mens zijn”, wat de samenwerking met de cliënt
bevorderd doordat de emotionele afstand t.a.v. de cliënt kleiner wordt.
• Rolgedrag: geen klemtoon op jouw rol, autoriteit en status.
• Congruentie: woorden, gedrag en gevoelens van hulpverlener zijn consistent.
֍ Erkennen van negatieve/ positieve gevoelens in sessie.
֍ Wantrouwen bij cliënt bij detectie van incongruentie, bijv. negatief gevoel
niet uiten, maar wel afstandelijk reageren.
• Spontaniteit: niet elke gedachte die bij je opkomt verwoorden, maar wel op
natuurlijke wijze uitdrukken en toch tactvolt omgaan met de cliënt.
• Openheid en zelfonthulling: vaardigheid om open te zijn over zelf t.a.v. client,
zowel verbaal als non-verbaal. Hierbij moet men zelf kiezen in hoeverre men
open wil zijn tegen de cliënt, neem bijv. in hoeverre je iets over jezelf gaat
zeggen.
֍ Capaciteit van de cliënt om iets uit zelfonthulling te halen, bijv. perceptie
op problemen en gedrag bij cliënt veranderen.
֍ Parallel aan gevoelens van cliënt qua inhoud en intensiteit, bijv. “ik voel
ook niet alleen positieve gevoelens t.a.v. mijn kinderen”.
֍ Moderaat niveau: de therapeut moet niet te open zijn, want hierdoor kan
de cliënt anders over de hulpverlener gaan denken, zoals dat deze
indiscreet is, teveel met zichzelf bezig is, of weinig afstand houdt.
Empathie
Empathie vanuit de hulpverlener is de mogelijkheid om iemand te begrijpen vanuit
zijn/ haar belevingswereld en laten merken dat je begrijpt wat er in hem/ haar omgaat.
Om te kijken in hoeverre je openstaat voor de cliënt is het van belang om te kijken naar
eigen kwetsbaarheden/ persoonlijkheid, voorkeuren en omstandigheden, zoals
persoonlijke problemen en stress.
• Intrapersoonlijke beleving door hulpverlener.
• Communicatie door hulpverlener.
• Receptie door cliënt.
Monitor de reactie van de cliënt op jouw empathische toenaderingen en stem jouw
reacties af op het proces van de cliënt.
2
,Verbale empathie
• Vragen stellen vanuit de belevingswereld van cliënt.
• Praat over wat belangrijk is voor cliënt.
• Refereer aan de gevoelens van cliënt.
Voorbeeld: “ik heb geprobeerd mijn vader te begrijpen, maar het lukt niet” → “kan
je me uitleggen hoe dat voelt”.
Non-verbale empathie
• Oogcontact.
• Naar voren leunen.
• Naar cliënt kijken.
• Open arm positie.
• Spiegelen: matchen van het non-verbale gedrag van de cliënt.
Algemene klinisch vaardigheden
Niet-selectieve luistervaardigheden
• Non-verbaal gedrag: cliënt laat merken dat er geluisterd wordt, en cliënt
stimuleren om verder te vertellen; Hoe?
• Verbaal volgen: cliënt laat merken dat er geluisterd wordt, en cliënt stimuleren
om verder te vertellen; Hoe?
• Gebruik van stiltes: nagaan waardoor de stilte ontstaat, wat is er bij de cliënt
gebeurd, en hoe nu verder?
Selectieve luistervaardigheden
• Vragen stellen: cliënt helpen om gedachte te verwoorden en problemen te
verhelderen door middel van open en gesloten vragen.
• Parafraseren: herformuleren van de inhoud van de boodschap in de woorden
van de hulpverlener. Echter, liggen hier vaak de valkuilen aangezien men kan
meegaan in de interpretatie.
• Reflecteren: weergeven van het affectieve doel van de boodschap, door te
luisteren naar affectieve woorden, of haal emotie uit non-verbaal gedrag
(snelheid van spreken, stemvolume).
• Concretiseren: cliënt zo nauwkering mogelijk over problemen laten vertellen
door middel van de 5G’s/ Hoe of wat vragen; “Kan je een voorbeeld geven?’,
“Wat bedoel je precies met…”
• Samenvatten: hulpverlener geeft hoeveelheid informatie voor cliënt
overzichtelijk en begrijpelijk weer.
֍ Sleutelgedachten en -gevoelens.
֍ Wat vermeldt de cliënt herhaaldelijk.
֍ Is er een patroon, thema of elementen die samen horen?
3
, Regulerende vaardigheden
• Openen gesprek en begincontract: hulpverlener geeft beeld over manier wat
cliënt kan verwachten en verheldering verwachten van cliënt.
• Terugkoppeling naar doelen: hulpverlener doet aan procesbewaking, zoals
het zorgen van haalbare doelen, deze bewaken en nastreven.
• Situatie verduidelijken: herstellen van de relatie bij onduidelijkheden of
misverstanden: gesprek over een vorige gesprek voeren, zoals over de gang
van zaken.
• Hardop denken: hulpverlener verwoord de gedachten voor cliënt op een
duidelijke manier.
• Afsluiten van het gesprek: verwachtingsmanagement (kondig de duur vooraf
aan), afsluiten met een samenvatting (door cliënt) of metagesprek.
Nuancerende vaardigheden
• Interpreteren: geven van mogelijke verklaring voor gedrag, gedachten of
gevoelens van cliënt of samenhang tussen gedragingen.
• Confronteren: hulpverlener beschrijft discrepanties, conflicten, gemengde
boodschappen die duidelijk worden vanuit gevoelens, gedachten gedrag van
cliënt.
• Positief her-etiketteren: nieuwe, positieve betekenis geven aan oorspronkelijk
als negatief beleefde onderdelen van probleem.
• Informatie geven: geven van informatie of feiten over ervaringen, mensen,
gebeurtenissen en alternatieven.
Diagnostische Cyclus
In diagnostiek gaat het over een systematische en
wetenschappelijk onderbouwde manier om na te gaan wat
de beste oplossing zou kunnen zijn voor deze specifieke
situatie van de client.
De diagnostische cyclus bestaat uit 6 fases:
• Aanmelding (Anm).
• Klachtenanalyse (KA): zorgt voor een ordening
van de klachten van de cliënt waarop diens
hulpvragen betrekking hebben; de verhelderende
diagnose.
• Probleemanalyse (PA): objectief vaststellen wat er aan de hand is; de
onderkennende diagnose.
• Verklaringsanalyse (VA): proberen inzicht te krijgen op de uitlokkende en
instandhoudende factoren van de geobjectiveerde klachten; de verklarende
diagnose.
• Indicatieanalyse (IA): meest aangewezen hulpverlening voor de persoon; de
indicerende diagnose.
• Advies (Adv).
De stippenlijnen geven weer dat een deel van het proces gelopen kan worden, en er
dus fases overgeslagen kunnen worden. Bijv. de vaststelling van bepaalde klachten
kan op de volgende manier doorlopen worden: Anm → KA → PA → IA → Adv. Je slaat
hierbij VA over.
4