Samenvatting kernthema’s
bestuur- &
organisatiewetenschappen
Inhoudsopgave
HC1 Thema 1: Introductie & geschiedenis...................................................................................................... 2
HC1 Thema 2: Opkomst v.d. organisatiesamenleving en ‘de bureaucratie’......................................................3
HC2 Thema 3: Bureaucratisch & ‘humanistisch’ management.........................................................................6
HC2 Thema 4: Formele & informele organisaties............................................................................................9
HC3 Thema 6: Façadegebied en achterafgebied............................................................................................12
HC4 Thema 7 & 8: Organisatie en omgeving................................................................................................. 13
HC5 Thema 9: Cultuurmanagement & zelfsturing......................................................................................... 17
HC5 Thema 10: Postbureaucratie & verandermanagement...........................................................................21
HC6 Thema 11: Cultuur, macht & symboliek................................................................................................. 25
,HC1 Thema 1: Introductie & geschiedenis
Debatten in B&O
1. Rationeel-bureaucratisch vs. sociale of ‘humanistische’ sturing
2. Bureaucratiemodel vs. ‘de bureaucratische praktijk’/ ‘het onderleven’
3. De organisatieomgeving: bepalend of gemaakt?
4. Rationeel-bureaucratische vs. culturele sturing
5. Rationeel-bureaucratische vs. post-bureaucratische sturing
Tijdlijn
Rationele vs. humanistische sturing – 1900-1940, jaren zestig
Formele vs. informele organisatie – jaren 50 & 60
Organisatie en omgeving – jaren 60 & 70
Structuur vs. cultuur – jaren 80 & 90
Bureaucratie vs. postbureaucratie – vanaf jaren 90 tot nu.
Bestuur- & organisatiewetenschappen
Bestuur/management Mens & organisatie
B-lijn O-lijn
Scientific management Bureaucratiestudies
Besluitvormingsstudies
‘Humanistisch’ management Contingentietheorie
Cultuurmanagement en zelfsturing Institutionele theorie/
Enactmenttheorie
Postbureaucratie en Organisatiecultuur
verandermanagement
Macht en politiek
Politiek van identiteit
Paradigmastrijd in organisatiewetenschappen:
Positivistisch: gaat uit van een objectief
bestaande, en objectief te observeren
werkelijkheid (wetenschapper ‘meet’ de
‘objectieve’ kenmerken).
Constructivistisch: gaat uit van een werkelijkheid
die door mensen wordt gestructureerd (een
wetenschapper bestudeert hoe mensen hun
wereld interpreteren en construeren).
Managerialistisch: richten zich op de vraag hoe
organisaties effectiever zijn te besturen (zij
hebben dezelfde belangen en belangstelling als
managers).
Critici: blijven op kritische afstand en schrijven
over, in plaats van voor management en
organisaties. Vaak zijn zij ook partijdig door
sympathie voor wie wordt ‘gemanaged’, waarbij sommigen een organisatie neerzetten als
instrument van onderdrukking/overheersing.
2
, HC1 Thema 2: Opkomst v.d. organisatiesamenleving en ‘de
bureaucratie’
In een notendop:
Kenmerken organisatie v.d. 20e eeuw: “BIG Business”
Snelle, forse groei en dus grote gebouwen, veel personeel, etc.;
En grote, complexe organisatie met verregaande differentiatie van taken;
Horizontale en verticale integratie v.d. markt: samenwerking, fusies en overnames tussen
concurrenten (horizontaal) en tussen leveranciers, producenten en distributeurs (verticaal)
en, daardoor, het ontstaan van conglomeraten: ondernemingen actief in diverse markten;
Aangedreven doordat eigenaren minder persoonlijk risico lopen: bedrijven extern
gefinancierd (banken, beurs) -> eigenaren niet meer persoonlijk aanspreekbaar;
Oligopolie: markt beheerst door enkele ondernemers;
Minder de ‘onzichtbare hand v.d. markt’, meer zichtbare hand v.d. het management:
‘managerial revolution’.
Industriële revolutie
Van landbouw naar industrie verstedelijking versnelling opkomst kapitalistisch systeem met
kapitaalbezitters en arbeiders.
Afnemende betekenis van standen, familie, dorpsgemeenschap, kerk, religie,
landbouw/veeteelt e.d.
Opkomst van grootschalige industrie, grote steden, treinen-auto’s-vliegtuigen, loonarbeid
(en arbeiders), en ook van nationale staten, markteconomie en ‘organisatiesamenleving’.
Naar een ‘moderne’, verorganiseerde samenleving
1. Differentiatie en machtsconcentratie – opsplitsing van activiteiten die nu door specifieke
mensen/groepen worden gedaan (arbeidsverdeling) en aan aparte organisaties worden
gekoppeld die centraal geleid worden.
2. Commodificatie (‘verwaring’) – activiteiten en hun opbrengst worden afgemeten aan het
geld dat ze opbrengen en teruggebracht tot ‘waren’ (‘commodoties’) die op ‘de markt’
verhandeld kunnen worden. Ook arbeid is ‘koopwaar’ op de arbeidsmarkt en wordt verricht
in ruil voor loon van een werkgever.
Alles wordt uitgedrukt in geld.
3. Rationalisatie – het ordenen en systematiseren (‘organiseren’) v.d. werkelijkheid om haar
beheersbaar te maken, waarmee ons denken en handelen steeds meer onderworpen wordt
aan berekening, beredenering en beheersing.
3