Inleiding Recht Hoofdstuk 1
Terreinverkenning
Er zijn vijf rechtsgebieden:
1. Staatsrecht; Het bevat de rechtsregels die betrekking hebben op de organisatie van
een staat en de organen daarvan.
Belangrijkste wet: grondwet
2. Bestuursrecht; Hoe de overheid haar uitvoerende taak moet invullen.
Belangrijkste wet: Algemene wet bestuursrecht.
3. Strafrecht; Hierin staat welk gedrag niet wenselijk is en met welke straf je dan te
maken kan hebben.
Belangrijkste wet: wetboek van strafrecht.
4. Volkenrecht; Mensen die de wereld overreizen, vanwege handel, familie bezoeken
of vakantie. Hierin staan internationale regels.
5. Burgerlijk recht; Hierin liggen de regels vast over personen en het vermogen van
die personen.
Belangrijkste wet: burgerlijk wetboek.
Er zijn vier rechtsbronnen:
- De wet;
- Het verdrag; Dat is een afspraak/overeenkomst gesloten door twee of meer staten.
- De jurisprudentie; Rechtspraak, beslissingen afkomstig van een rechter of
rechtscollege.
- De gewoonte;
Privaatrecht – civiele recht – burgerlijk recht, dit gaat allemaal over de verhoudingen tussen
burgers onderling.
Dit is op te delen in: 10 Burgerlijk Wetboeken, zie bladzijde 19.
Wetgever op centraal niveau is: de regering & Staten-Generaal (eerste en tweede kamer).
Wetgever op decentraal niveau is: Provincies en gemeenten, dit heet dan een verordering.
Het gaat hier over de Provinciale Staten en de gemeenteraad.
Regelgeving tussen wetgevende organen:
- Hogere regels gaan boven lagere regels; Dus een hoger bestuursorgaan heeft meer
macht, dus die gaat voor.
- Bijzondere regels gaan boven algemene regels;
- Jongere regels gaan boven oudere regels;
Een wet in formele zin is: Een wet die tot stand is gekomen door regering en Staten-
Generaal gezamenlijk.
Een wet in materiële zin is: Een wet die door een wetgever is geschreven en het geldt voor
een onbepaald aantal mensen, dus niet bij naam genoemde personen.
Een wet kan dus in formele en materiële zin zijn.
Materieel recht heeft betrekking op het gene wat wel en niet mag, welke rechten en plichten
iemand heeft. Dus de inhoud van de wet.
Formeel recht gaat over de regels die men moet volgen om het materiële recht te
effectueren, het procesrecht.
Objectief recht is het recht dat uit de rechtsbronnen (wet, verdrag, jurisprudentie en
gewoonte) voortvloeit, recht zoals het in de wet staat letterlijk.
Subjectief recht is recht dat daadwerkelijk in het vermogen zitten van rechtssubjecten. Dus
wet die wordt toegewezen op een persoon of zaak.
,Nationale recht is publiek- en privaatrecht en internationale recht daar horen verdragen bij
Van dwingend recht is een rechtsregel waarvan partijen echt niet kunnen afwijken.
Aanvullend recht is een rechtsregel waarbij partijen bij overeenkomst kunnen afwijken.
, Inleiding Recht Hoofdstuk 2
Verbintenissenrecht – de overeenkomst
Het privaatrecht heeft drie rechtsgebieden: personen- en familierecht, rechtspersonenrecht
en vermogensrecht.
Het BW heeft tien boeken, met een gelaagde structuur, van algemeen naar bijzonder.
Boek 1: Personen- en familierecht
Boek 2: Rechtspersonenrecht
Boek 3: Vermogensrecht
Boek 4: Erfrecht
Boek 5: Zakelijke rechten
Boek 6: Verbintenissenrecht
Boek 7: Bijzondere overeenkomsten
Boek 7A: Bijzondere overeenkomsten
Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer
Boek 10: Internationaal privaatrecht
De regels over het vermogensrecht is van boek 3 t/m boek 10.
Vermogensrecht:
Dit kan je indelen in: het goederenrecht (verhouding tussen persoon en een goed) en het
verbintenissenrecht (rechtsverhouding tussen twee of meer personen).
Een rechtsobject is een goed of voorwerp, ze kunnen nooit zelf drager van rechten en
plichten zijn.
Een rechtssubject zijn dragers van rechten en plichten, dit zijn natuurlijke en
rechtspersonen.
Voorbeeld:
Jaap gaat in de ochtend naar hogeschool Leiden, in de kantine koopt hij een kop koffie.
Na school moet jaap werken in het boek BV, dan moet hij ook nog een cadeau halen voor
zijn zusje, hij pakt een boek zonder af te rekenen, het was 12 euro.
Rechtsfeitenschema:
Handelingsbekwaamheid houdt in: de mogelijkheid om onaantastbare rechtshandelingen
te verrichten.
Een rechtsfeit is een feit dan een of meer rechtsgevolgen heeft, dit kan ontstaan door een
menselijke handeling of een bloot rechtsfeit.
- Rechtshandeling; is een rechtsfeit, maar met een gewild rechtsgevolg, de wil staat
hier centraal.
- Feitelijke handeling; is er een rechtsgevolg, waarbij totaal onverschillig is of het
gevolg wel of niet gewild is, bijvoorbeeld een deuk in een auto aanbrengen.
- Blote rechtsfeit; rechtsgevolgen voortkomen zonder invloed uit te oefenen, zoals
volwassen worden, geboren worden, AOW-leeftijd.
Een rechtshandeling kan meerzijdig of eenzijdig zijn:
Eenzijdig is als het verricht wordt door een persoon, zoals een testament.
Meerzijdig is bij twee of meer personen, overeenkomst is altijd meerzijdig.
Een verbintenissenrecht, is een rechtsbetrekking, waarbij de ene recht op iets heeft en de
ander een plicht heeft.
Voorbeeld: Jaap besteld koffie, dus hij heeft recht op koffie en de serveerster heeft de plicht
om koffie te geven. Jaap heeft de plicht om te betalen en zij heeft recht op het geld.
Overeenkomst: