1 Ontwikkeling van het leven
De aarde bestaat ongeveer 4,6 miljard jaar.
● 3,8 miljard jaar geleden: eerste eencellige.
● 670 miljoen jaar geleden: eerste meercelligen.
○ Atmosfeer bevatte ongeveer 7% zuurstof.
● 542 miljoen jaar geleden: eerste gepantserde dieren, geleedpotigen, stekelhuidigen & vissen.
○ Vanaf deze tijd zijn de eerste fossielen opgeleverd.
● 400 miljoen jaar geleden: eerste landplanten.
○ Vrij snel ontstonden ook landdieren (voornamelijk geleedpotigen).
● 350 miljoen jaar geleden: eerste gewervelden (amfibieën).
○ Planten met vaatbundels ontstonden ook.
■ Vaatbundels verbeterden het transport van stoffen in planten, waardoor grote
planten konden ontstaan.
● 250 miljoen jaar geleden: eerste zaadplanten.
● 65 miljoen jaar geleden: eerste zoogdieren en vogels.
● De oudste fossielen met menselijke kenmerken zijn ongeveer 5 miljoen jaar oud.
Chemische evolutie gebeurde voor het ontstaan van leven.
● Stoffen werden gevormd waaruit de eerste eencelligen konden ontstaan.
Oeratmosfeer: Tot ongeveer 3 miljard jaar geleden bevatte de atmosfeer geen zuurstof.
● Mengsel van stikstofgas, waterdamp, koolstofmonoxide, koolstofdioxide, waterstof,
ammoniak, methaan en waterstofsulfide.
Anorganische stoffen:
● komen voor in organismen en in de levenloze natuur.
● kleine, eenvoudig gebouwde moleculen.
● bijv. koolstofdioxide, water, keukenzout, zuurstofgas, stikstof, ijzer.
Organische stoffen:
● afkomstig van organismen of van producten van organismen.
● relatief grote, ingewikkeld gebouwde moleculen.
● de moleculen bevatten een of meer atomen koolstof (C), waterstof (H) en (meestal) zuurstof
(O).
○ kunnen ook andere atomen bevatten zoals stikstof (N), fosfor (P) en zwavel (S).
● bijv. koolhydraten (glucose, zetmeel), eiwitten, vetten.
Miller-Urey-experiment: Experiment dat het ontstaan van organische stoffen uit anorganische stoffen
in het laboratorium nabootste.
Organische oersoep: Organische stoffen Biogenese: Het ontstaan van leven uit
kwamen terecht in oerzeeën, door verdamping levenloze materie.
uit binnenzeeën vond indikking plaats. ● De oeratmosfeer bevatte geen zuurstof.
● Kleine organische moleculen verenigen ● In de oeratmosfeer ontstond door o.a.
zich tot grotere moleculen. bliksemontladingen en uv-straling kleine
● Organische moleculen rangschikken organische moleculen (bijv. aminozuren,
zich in ‘druppeltjes’ (protobionten). → nucleotiden, koolhydraten en vetzuren).
Eerste cellen ontstonden (bevatten ● In de oerzeeën werd door indikking een
waarschijn al een vorm van DNA). organische oersoep gevormd, waarin
Zelforganisatie: Er ontstaan eenheden met grotere moleculen en vervolgens de
nieuwe eigenschappen op een hoger eerste cellen zijn ontstaan.
organisatieniveau. ● De eerste organismen waren
● Voorbeelden: De vorming van cellen uit heterotrofe, anaerobe bacteriën.
, organische stoffen, celdifferentiatie en ● Daarna ontstonden autotrofe bacteriën
apoptose. (in staat tot fotosynthese).
● De atmosfeer werd zuurstofrijk. Er
ontstonden aerobe bacteriën.
Black smokers: Vulkanische schoorstenen waar water tot 400°C, onder hoge druk, uit de zeebodem
spuit. Het kleurt zwart door aanwezige mineralen.
● Protobionten zouden hier ook zijn ontstaan.
Prokaryote organismen:
● eencellige organismen zonder celkern of andere zichtbare organellen.
○ hebben geen vacuolen, mitochondriën of endoplasmatisch reticulum.
○ bezitten een kringvormige DNA-molecuul dat los in het cytoplasma ligt.
Eerste prokaryote organismen waren:
● Anaeroob: Ze konden uitsluitend leven in een milieu zonder zuurstof.
● Heterotroof: Ze verkregen hun energie uit de opname en afbraak van organische stoffen uit
de oersoep.
Heterotrofe organismen:
● kunnen geen organische stoffen maken uit alleen anorganische stoffen.
● hebben andere organismen nodig als voedsel.
○ moeten organische stoffen (vaak uit andere organismen) als voedsel opnemen.
● nemen organische en anorganische stoffen op uit hun milieu.
○ uit organische stoffen maken ze hun eigen organische stoffen.
Cyanobacteriën/blauwalg: Bachteriën die in staat waren tot fotosynthese.
● autotrofe organismen
Autotrofe organismen:
● kunnen organische stoffen maken uit alleen anorganische stoffen.
○ Hoeveelheid organische stof op aarde kan hierdoor toenemen.
● bestaan uit organische stoffen.
● produceren zuurstof.
● hebben geen andere organismen nodig als voedsel.
● nemen anorganische stoffen op uit hun milieu.
Anaerobe organismen werden langzaam vergiftigd door de hoeveelheid zuurstof (dat werd steeds
meer), zo ontstonden de eerste aerobe heterotrofe bacteriën.
● Gebruikten beschikbare zuurstof om opgenomen energierijke organische stoffen af te breken.
Eukaryoten: Cellen met een celkern, dubbele membranen en organellen.
● hebben celkernen, waarin het DNA zich bevindt.
● hebben vacuolen, mitochondriën en een endoplasmatisch reticulum.
● ontstonden uit grote prokaryoten.
Endosymbiosetheorie: Door uitstulping van Endosymbiosetheorie:
het celmembraan rondom het DNA ● Door uitstulping van het celmembraan
ontstonden een kernmembraan, celkern zijn een celkern met kernmembraan en
en het endoplasmatische reticulum. → het endoplasmatisch reticulum ontstaan.
Ingesloten aerobe (heterotrofe) ● Cyanobacteriën hebben zich tot
ontwikkelden zich tot mitochondriën & mitochondriën ontwikkeld.
ingesloten (autotrofe) cyanobacteriën ● Aerobe bacteriën hebben zich tot
ontwikkelden zich tot chloroplasten. mitochondriën ontwikkeld.