Hoorcollege aantekeningen
Educational psychology (NL)
Daphne Psychologie
Tentamendatum: 01/11/2022
Educational psychology (200300103) 1
,Inhoudsopgave
Lecture 1: Introductie & het brein 3
Lecture 2: Behaviorisme 7
Lecture 3: Cognitief perspectief 12
Lecture 4: Individuele verschillen 18
Lecture 5: Hogere mentale processen 25
Lecture 6: Boundary-crossing 30
Lecture 7: Motivatie en metacognitie 38
Educational psychology (200300103) 2
,Lecture 1: Introductie & het brein
Educationele psychologie is een (toegepaste) tak binnen de psychologie dat gaat over wetenschappelijk
onderzoek naar ‘human learning’. Het belangrijkste onderwerp is leren. Door meer te weten te komen over
leren, kom je ook meer te weten over andere processen, zoals intelligentie, zelfregulatie, affect, motivatie en
zelfconcept.
Als je denkt aan leren, zijn er heel veel verschillende factoren waar je aan kunt doen. Bijvoorbeeld verschillen in
leeftijd, persoonlijkheid, motivatie, achtergrond, methoden, alleen/in een groep, de invloed van technologie,
etc. Al deze factoren kun je als volgt onderverdelen.
Wie leert er? Wat leer je? Hoe leer je? Wat is het effect van
leren?
Leeftijd Domein Leermethoden Effectiviteit
Persoonlijkheid Voorkennis (Plat’s Alleen/in een groep Transfer (het toepassen
paradox: hoe leer je van het geleerde in de
zonder voorkennis?) praktijk)
Motivatie Waargenomen Technologie die je Boundary crossin
vaardigheid gebruikt
Achtergrond
Educationele psychologie is dus een zijtak van psychologie. Psychologie is als wetenschap meer dan 100 jaar
oud. Educationele psychologie is echter jonger. De meeste progressie is gemaakt gedurende de 20e eeuw.
Psychologie heeft een grote invloed gehad op educatie.
Veel van de dingen waarvan mensen denken dat het waar is, is in feite niet waar. Dit reflecteert educatie. Veel
mensen denken dat ze ergens veel over weten. Soms hebben ze gelijk, maar vaak niet. Dan gaan ze af op hun
intuïtie, maar dat heeft invloed op educatie.
Kan kennis over human learning invloed hebben op educatie? Als je niet weet hoe je moet leren, hoe moeten
we dan lesgeven? Dat zei Rafael Reif, president van MIT. Een voorbeeld hiervan is een experiment dat ging over
leren via de telefoon. Een voordeel is dat je niet op een bepaalde locatie hoeft te zijn, om te leren via de
telefoon. Een nadeel is dat er veel afleiding is als je leert via je telefoon. Uit een kritische review over mobile
game-based learning blijkt dat het kan werken, maar dat het studenten niet lukt om zichzelf te reguleren
tijdens het leren. Leren via de telefoon is moeilijk. Leren is sowieso moeilijk en leren via de mobiel legt alle
verantwoordelijkheid voor leren bij de student neer - er is geen docent aanwezig.
Maar Piaget zei dat als je een kind wat leert, je voor altijd zijn kans afneemt om het voor zichzelf te ontdekken.
Hij zei dat je een kind niet iets moet aanleren, maar dat je iemand moet ondersteunen om er zelf achter te
komen (discovery learning). Denk aan het Montessori-onderwijs. Dit is een interessante claim. Tijdens deze
course wordt er regelmatig teruggekeerd naar deze claim. Dit gaat over het debat tussen constructivisme en
andere perspectieven op ‘leren’.
Conclusie tot nu toe:
Educational psychology (200300103) 3
, - door te begrijpen hoe en onder welke omstandigheden kinderen het beste leren, kun je lesgeven en
leren verbeteren
- door te begrijpen wat werkt en wat niet werkt, kun je ook lesgeven en leren verbeteren
Het brein
Waarom zou je het brein willen onderzoeken?
- omdat het kan
- omdat het interessant is
- omdat het (gedeeltelijk) relevant is
- om bepaalde mythen die over het brein gaan onderuit te halen
- maar het is nog niet heel relevant
Skinner zei dat het enige wat er is, is het brein en gedrag. Daar had hij niet helemaal gelijk in. Het brein is niet
heel relevant om te onderzoeken, maar het wordt steeds relevanter.
Hoe bestuderen we het brein? In eerste instantie begonnen we met het bestuderen van dode organismen.
Toen begonnen we mensen met hersenschade te onderzoeken. We gebruikten daarna methoden als EEG, fMRI
en PET om het brein te onderzoeken. Later ook TMS. Bij TMS worden bepaalde delen van het brein tijdelijk
stilgelegd, zodat je merkt wat je dan ineens niet meer kan.
Er zijn verschillende hersengebieden. Allereerst kun je onderscheid maken tussen de linker- en de
rechterhersenhelft. Daarnaast kun je onderscheid maken tussen verschillende kwabben in de cortex:
1. Frontale kwab
2. Pariëtale kwab
3. Occipitale kwab
4. Temporale kwab
Buiten de cortex bevinden zich:
1. Het cerebrum
2. Het cerebellum
3. Het ruggenmerg
4. De hersenstam
In het brein bevinden zich neuronen en synapsen (where the magic happens). Het presynaptisch neuron vuurt
een actiepotentiaal naar het postsynaptisch neuron. Hierbij komen er neurotransmitters vrij, die invloed
hebben op gedrag. Wat is leren dan?
- het veranderen van verbindingen in je brein, tussen neuronen
- het aanmaken van nieuwe verbindingen in je brein
- Het verwijderen van bestaande verbindingen in je brein
Synapsen veranderen de hoeveelheid neurotransmitters die geproduceerd worden
Toch worden er nog veel ontdekkingen gedaan en we weten nog lang niet alles.
Als je geboren wordt, heb je veel meer neuronen dan later. Het ontwikkelt zich de eerste paar jaar. Als iemand
4 jaar wordt, neemt het aantal neuronen af. Worden mensen dan dommer? Nee, dit gaat om het belang van
pruning. Het brein leert dan snellere manieren van communiceren. Het brein verwijderd neuronen die niet
gebruikt worden, niet efficiënt zijn. Pruning is dus het effect van leren. Als kinderen 4 zijn, gaan ze naar school.
Dan begint het pruning proces echt. Als leraar kun je deze ontwikkeling ondersteunen. Door stimulatie vanuit
de omgeving (environmental stimulation). Vooral tijdens kritische en sensitieve periodes.
Educational psychology (200300103) 4
,Een kritische periode gaat erover dat een kind op een bepaald punt in het leven gestimuleerd moet worden.
Als een kind geboren wordt, en niemand spreekt tegen hen, zullen ze de vaardigheid verliezen om een taal te
kunnen leren. Daarnaast is er een sensitieve periode, die zegt: nu is het jou tijd om iets te leren! Maar het is
geen kritische periode. Het is beter om het op dat moment te leren, maar ze verliezen geen bepaalde
vaardigheid als het niet gebeurt. Als een sensitieve periode voorbij is, kun je nog steeds mensen helpen om iets
te bereiken. Dat heeft te maken met de plasticiteit van het brein (brain plasticity).
De meeste literatuur over plasticiteit maakt onderscheid tussen:
1. Experience-expectant → als een kind opgroeit in een normale omgeving, komt het goed. Als er
normale ontwikkeling plaatsvindt, verwacht het brein normale stimulatie. Dit wil zeggen dat de
kwaliteit van de stimulatie er niet zozeer toe doet, maar het feit dat stimulatie plaatsvindt, is het
belangrijkst. Als stimulatie er niet is, is dat een onomkeerbaar verlies.
2. Experience dependent → het brein verwacht hier niet per sé iets van, maar als het gebeurt dan helpt
het. Hier is de kwaliteit van de stimulatie er wél toe. Een rijkere omgeving is in deze context beter,
maar het is niet noodzakelijk voor ontwikkeling. Een goed voorbeeld is dat Roemeense kinderen naar
instituties werden gestuurd. Daar lijden de kinderen onder een slechte sociaal-emotionele
ontwikkeling. Extra ondersteuning voor deze kinderen leidde tot herstel. Dit laat zien dat het resultaat
van de slechte omgeving omkeerbaar is, en dus experience dependent is.
Uitdaging: veel delen in het brein zijn zo geëvolueerd om specifieke functies te vervullen. hoe is het dan
mogelijk om te leren? Hoe kun je hier tegenaan kijken? Dit heet neuronaal recycling. Nieuwe kennis zorgt
ervoor dat oude kennis er als het ware uit wordt gegooid, of wordt verplaatst. Als je gaat leren om te lezen,
verplaatst het deel in het brein dat eigenlijk verantwoordelijk was voor gezichtsherkenning zich naar een ander
deel in het brein (rechterhersenhelft). Bij kinderen die niet hebben leren lezen, blijft dit deel op dezelfde plek.
Hoe leer je op school? Hierbij komt de term consolidatie kijken. Op korte termijn veranderen je synapsen. Op
lange termijn gaat het hele systeem veranderen. Consolidatie betekent dat leren niet iets is wat binnen één
minuut plaatsvindt. Het brein leert over een lange periode van tijd. Het kan weken dus lang duren voordat
informatie is geconsolideerd door het brein. Een manier om te leren is door mensen te helpen tijdens het
consolideren. Dit kun je doen aan de hand van retrieval practice. En slaap!
Implicaties voor human learning:
1. Doe je voordeel van de sensitieve periodes van het brein
2. Verrijk de omgeving (arme kinderen doen het slechter op tests → perpetuating cycle)
3. Oefen regelmatig
4. Laat studenten slapen
Andere ideeën over het brein en educatie: er zijn twee mythen over het brein die invloed kunnen hebben op
educatie:
1. De linker helft van het brein is het analytische deel, en de rechterhelft van het brein is het creatieve
deel. Soms wordt dit idee geassocieerd met verschillende leerstijlen (a left brainer). Of het idee dat we
een meer dominante zijde hebben. Soms wordt er gedacht dat je aan de hand hiervan ook het
onderscheid tussen Westerse studenten en Oosterse studenten kunt maken. Maar, de hersenhelften
verschillende helemaal niet zo erg. Ze maken ook veel gebruik van elkaar. Het lijkt wel zo, omdat ze zo
gestructureerd zijn. Dit kan invloed hebben op teachers, waardoor ze vooroordelen krijgen die niet
waar zijn.
2. Mannen hebben een ander brein dan vrouwen. Recentelijk werd er nog een boek gepubliceerd: ‘men
are from mars, women are from venus’. Het brein van vrouwen zijn wel vaak lichter dan het brein van
mannen (omdat mannen over het algemeen zwaarder zijn). Maar een ander onderscheid kun je niet
Educational psychology (200300103) 5
, maken. Mannen en vrouwen verschillen wel, vooral in de grootte van het brein. Er zijn ook verschillen
in prestaties, maar de cultuur is meer bepalend hiervoor dan het brein. Er bestaat ook geen verschil
tussen leren en multi-tasken (multi-tasken kan niet eens, niemand kan dat). We hebben wel de neiging
om ons te focussen op verschillen tussen groepen, en niet op verschillend binnen groepen. De
normaalverdeling van mannen en vrouwen overlapt meer dan we denken. Dit kan invloed hebben op
teachers, waardoor ze vooroordelen krijgen die niet waar zijn.
Implicaties:
1. Het verliezen van hersencellen is niet zo’n groot probleem, het is zelfs wenselijk. Leren betekent dat je
hersencellen moet verliezen.
2. Rijke omgevingen verbeteren de ontwikkeling.
3. Mythen over het brein zijn nog steeds zeer aanwezig. Ze zijn de reden dat er self-fulfilling prophecy
ontstaat.
4. Onderzoek naar het brein bevestigt en helpt andere leertheorieën. Maar, ze hebben geen directe
relatie met de praktijk.
Educational psychology (200300103) 6