Aantekeningen Research Design
Week I:
Er zijn twee typen onderzoek, namelijk normatief en positivistisch. Binnen het positivistisch
onderzoek zijn er verschillende onderzoeksdoelen mogelijk, namelijk descriptief,
voorspellend of uitleggend.
Normatief onderzoek is voorschrijvend: het beschrijft wat gedaan dient te worden. Het draait
daarmee om normen en waarden. Het kan niet worden beantwoorden m.b.v. empirische data;
er is sprake van een continu dialoog met positivistisch onderzoek.
Positivistisch onderzoek draait om de relatie tussen concepten en empirische feiten. Het kan
theoretisch zijn maar het is vaak empirisch. Empirisch positivisch onderzoek kan dus worden
onderverdeeld naar descriptief, voorspellend of uitleggend. Verder is ook ‘interpretive’
onderzoek mogelijk, een vorm van descriptief of uitleggend onderzoek.
Het leren uit onderzoek vereist ‘double causal inference’: hetgeen wat werkte in de eerste
casus, moet worden uitgelegd hoe het werkt in de tweede casus. Normatief onderzoek is dus
vereist bovenop descriptief onderzoek om beleidsaanbevelingen te kunnen aandragen.
Theorie: een collectie aan onderling verbonden abstracte concepten en ideeën betreffende een
fenomeen van belang.
Een verklarende theorie tracht een verklaring te geven over algemene patronen en individuele
feiten over de sociale en politieke wereld. Dit verschilt van een normatieve theorie die een
waarde oordeel schept of een positivistische theorie die enkel relaties tussen concepten
bestudeert.
Een model is een symbolische representatie van de realiteit en daarmee vergelijkbaar met een
verklarende theorie.
Theorieën alsook modellen worden vergeleken met kaarten. Zij negeren karakteristieken van
de realiteit om focus te leggen op andere karakteristieken. Verschillende versies van theorieën
en modellen kunnen handig zijn voor verschillende doeleinden. Hierbij geldt dat detail niet
altijd per se beter is. Men kan tevens niet theorieën (net zoals kaarten) vergelijken om het
waarheidsgehalte te bepalen.
1
,Een verklarende theorie kent de volgende functies:
o Bepaling van de onderzoeksagenda door aandacht te vestigen op het
onderzoeksonderwerp en om vraagstukken te identificeren.
o Directe dataverzameling: het bepalen van de set van relevante observaties en het
voorspellen van nieuwe observaties.
o Het mogelijk maken van de accumulatie van kennis.
o Het voorzien en ondersteunen van verklaringen.
Theorieën worden opgebouwd middels concepten en de relaties tussen deze concepten. Dit
proces begint bij bestaande feiten en assumpties. Men verheldert eerst de mechanismen en
interacties. Daarna worden vermoedens en empirische implicaties opgesteld: de hypotheses.
Hypotheses: de empirische implicaties van theorieën die logisch volgen uit de gebruikte
theoretische argumenten. Hypothesen zijn toetsbare proposities voor data en empirische feiten
en geven mogelijke en voorlopige antwoorden op onderzoeksvragen.
Hypothesen draaien vaak om de relaties tussen concepten, maar kunnen ook gaan over de
univariate distributie van variabelen, de centrale tendensen van deze distributie of variatie in
de uitkomsten. Hypothesen kunnen deterministisch of probabilistisch zijn.
Causale mechanismen vertonen de logica achter hypothesen. Zij verklaren hoe de theorie
zou moeten werken. Dit kan de vorm aannemen van causale kettingen (“X leidt tot Y hetgeen
leidt tot Z”) of zij kunnen ingebed worden in modellen indien er significante interacties zijn
tussen de elementen van een theorie.
Concepten zijn de elementaire onderdelen van het redeneren en vormen de bouwblokken van
theorieën. Het zijn generalisaties en abstracties van empirische evenementen en fenomenen.
Concepten kunnen enerzijds worden gezien als de benodigde condities, anderzijds ook als een
model dat men wil reproduceren. Zij worden als volgt opgebouwd:
2
, Wetenschappelijke definities zijn bepalend: zij beschrijven niet een concept, maar schrijven
voor wat het concept inhoudt. Definiëring van concepten geeft diens herkomst aan (‘the
referent class’), diens intrinsieke eigenschappen en de relatie met andere concepten.
De relatie met andere concepten kan horizontaal (conceptuele netwerken) of hiërarchisch
(ouder-kind) zijn.
De analyse van concepten bestaat uit twee fasen:
i. Conceptualisatie: de overgang van vaag geuite ideeën naar gedefinieerde concepten.
Dit gebeurt door het uitleggen van de definitie en de intentionele classificatiestructuur
te verduidelijken. Bij het laatstgenoemde worden concepten uitgebreid door types te
onderscheiden; het resultaat van dit proces is dan ook een taxonomie of een typologie.
ii. Operationalisatie: de overgang van gedefinieerde maar abstracte concepten naar
meetbare indicatoren.
Adequate concepten worden gekenmerkt door duidelijkheid, precisie en theoretische
relevantie door diens bruikbaarheid. Men dient het volgende te voorkomen:
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MetObij. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.