Week 1
Wat is staatsrecht?:
- De manier waarop de inrichting van de staat en het optreden van de overheid zijn
georganiseerd, alsmede de zo belangrijke grondrechten van burgers.
Het staatsrecht heeft 4 hoofdlijnen:
-Inrichting van de staat en verdeling van bevoegdheden
-Handhaving individuele vrijheden van de burger
-Rechtspraak en rechtsbescherming tegen de overheid.
-Totstandkoming gelding en handhaving van het recht.
Volkenrechtelijke betekenis van een staat:
1. Grondgebied:
Een stuk grond, territorium aan de kust is in een internationaal verdrag met buurlanden
afgesproken. Luchtruim en territoriale zone van land behoort hierbij
2. Gemeenschap en bevolking:
Cultuur, mensen en nog meer.
3. Gezag, wie is er de baas?:
Hoogste gezag is gericht op het scheppen en handhaven van orde en van recht. Alleen
hethoogste gezag van de staat mag geweld gebruiken. Dit gezag geldt voor iedereen die op
het grondgebied van de staat bevindt.
4. Soms komt er nog erkenning door andere Staten (denk palestina)
2 betekenissen van het woord ‘’Staat’’:
-Grondgebied
-Overheid.
De staat zorgt voor:
1. De bescherming van de burgers door de landsgrenzen te verdedigen.
2. Orde te handhaven.
3. De overheid zorgt er ook voor dat het algemeen belang wordt gediend. (datgene wat in het
belang is van de meeste burgers)
Bronnen van het staatsrecht =
Geschreven staatsrecht (op volgorde van hoogst naar laagst) :
1.Verdragen
2.Statuut
3.Grondwet
4.Organieke wet.
5. Wet in formele zin
6.Algemene maatregelen van bestuur
7.ministeriële regelingen
8.decentrale regelingen.
Ongeschreven staatsrecht :
-Vertrouwensregel ; wanneer de Tweede Kamer of EK geen vertrouwen meer heeft in de
regering, dan moet de regering of de minister (samen met staatsecretaris) aftreden.
(Regering = koning ministers en staatssecretarissen )
,Wet in de formele zin:
Art 81 grondwet gaat over wet in formele zin , gemaakt door de regering en de staten generaal. Zit er
een woordje Wet in een wet? Dan is het sowieso een wet in formele zin.
Organieke wet:
Wet die gemaakt is in opdracht van de grondwet. Art. 107 grondwet. Er moet een wet komen voor
strafrecht burgerlijk recht etc.
4 elementen van een rechtsstaat:
1. Scheiding der machten
2. Legaliteitsbeginsel
3. Grondrechten
4. Onpartijdige en onafhankelijke rechters.
Scheiding der machten : bedacht door Montesquieu
1. Wetgevende macht = maakt de wetten staten generaal tweede en 1 e kamer
2. Uitvoerende macht = bestuurd = regering, maar ook politie leger brandweer etc.
3. Rechtsprekende macht = rechtspraak, controleert. Rechters maar ooK organen die niet tot
rechterlijke macht behoren.
De rechtsgevolgen van het Nederlanderschap zijn:
Nederlanders hebben vrij toegang tot Nederland en mogen hier vrij verblijven.
het wetboek van strafrecht is grotendeels van toepassing op Nederlanders die buiten het
Koninkrijk misdrijf hebben gepleegd art. 5 Sr
de Nederlander die In het buitenland gevangen genomen wordt geniet diplomatieke
bescherming.
Nederlanders worden niet aan andere Staten uitgeleverd. Art 4 uitleveringswet.
Art.4 Gw Nederland We hebben het recht om zelf de leden van de Tweede Kamer, de
volksvertegenwoordiging te kiezen, actief kiesrecht, ook kunnen zij zelf kamerlid worden
passief kiesrecht .
Sommige openbare functies kunnen alleen door Nederlanders worden vervuld. Zoals
burgemeester (Art. 63 Gemeentewet) en die van de rechter (art. 4 wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren) En ook voor het vervullen van vertrouwensfuncties. Art. 12
Ambtenarenwet 2017/
Nederlanders kunnen aanspraak maken op voorzieningen en of uitkeringen.
Vreemdeling;
Hij die de Nederlandse nationaliteit niet bezit (art. 1 lid 1 e RWN)
Hoe kan je de Nederlandse nationaliteit krijgen? Door middel van:
Art 3 RWN kinderen derde generatie.
Art 5 RWN geadopteerde kinderen.
Art. 6 RWN vreemdelingen die voldoen aan voorwaarden.
Vreemdeling voldoet niet aan voorwaarden? Dan IND verzoek indienen naturalisatie. Art. 7 RWN.
1. Komt dan een naturalisatietoets om te laten zien dat hij ingeburgerd is.
2. Om te kunnen slagen moet hij Nederlands verstaand zijn iets weten over werk en inkomen,
wonen, gezondheid, verkeer, staatsinrichting en alledaagse zaken.
3. Daarna naturalisatieceremonie waar verklaring van verbondenheid uitspreekt.
4. Ook alles proberen om andere nationaliteit kwijt te raken art. 9 lid 1 b RWN.
,Termijn om in Nederland te blijven:
1. Art. 3.3 vreemdelingbesluit => Termijn max verblijf vreemdelingen 3 maanden.
2. Art. 14 VW => verblijfsvergunning als vreemdeling langer blijft.
3. Unieburgers => geen visum wel termijn 6 maanden.
Asiel vraag je volgens Art. 28 Vw aan in een Nederlands aanmeldcentrum dan volgt er een procedure:
1. Rust en voorbereidingstermijn van 6 dagen.
2. Algemene procedure uitleggen en of verzoek kans van slagen heeft 8 dagen.
3. Als IND meer tijd nodig heeft kan verlengde asielprocedure aantal maanden
duren.
Redenen om Nederlanderschap te verliezen art. 14 RWN.
BURGERS MOGEN NIET STATELOOS GEMAAKT WORDEN INTERNATIONAAL VERDRAG!!
Hoe en vanaf welke leeftijd je je in Nederland moet identificeren staan in art. 1 en 2 van de
Wet identificatieplicht.
Verblijfsvergunning wordt alleen verleend als het 1 van de redenen bevat in art. 13 Vw.
Volgens Art.3 WI 2021 inburgeringsplicht vreemdelingen tussen 16 en 65 jaar oud. Werkt de
vreemdeling niet mee? Dan kan hij een boete volgens art. 22 t/m 25 Wi 2021 krijgen.
Art. 12 lid 4 BUPO => Aan niemand mag het recht worden ontnomen om naar zijn eigen land
terug te keren.
Art. 10 lid 1 Vw vreemdeling die niet rechtmatig in NL verblijft krijgt geen verstrekkingen,
voorzieningen en/of uitkeringen. Soms wel lid 2.
Art. 3 Vw verhindert toegang tot NL zonder geldige ID, gevaar voor de orde en veiligheid
en/of geen geld heeft voor verblijf in NL of terugreis.
+Vreemdeling heeft de 1e 6 rechten niet en als hij rechtmatig in Nl verblijft heeft hij alleen
recht op het laatste.
Overheid vervult haar taken door trias politica.
Art. 2:1 BW Nederlandse staat is een rechtspersoon naar burgerlijk recht. Ook zij draagt
rechten en plichten.
Het hoogste gezag is in Nederland verdeeld.
Nederlanders kunnen anders behandeld worden dan zogenoemde vreemdelingen, ook al
zegt de grondwet iets anders. Dit zie je aan de 7 rechtsgevolgen het Nederlanderschap heeft.
, Week 2
Hugo de groot = grootste jurist Nederland. Hij ook bij geboorte van concept/idee grondrechten.
Locke , filosoof die ook bij geboorte van concept/idee grondrechten betrokken was.
Er zijn 2 soorten grondrechten:
1. Klassieke grondrechten;
Deze waarborgen in zekere zin de vrijheden van burgers die de overheid zo veel mogelijk
moet respecteren.
2. Sociale grondrechten;
Deze zorgen ervoor dat de overheid ook de verantwoordelijkheid draagt om voor zijn burgers
op sociale vlakte te zorgen, zoals gezondheid, onderwijs en nog meer.
Klassieke grondrechten = horizontale en verticale werking van grondrechten.
Burgerschapsrechten: Grondrechten waar alleen de burgers van dat land beroep op kunnen doen
Klassieke grondrechten: art. 1 t/m 18 lid 1 en 23 lid 1 GW
-Waarborgnomen, creëert een Staatsvrije sfeer.
-Overheidsingrijpen in beginsel niet toegestaan, tenzij uitdrukkelijk grondslag om te
beperken in de grondwet zelf vermeld staat.
-Directe werking en afdwingbaarheid bij de rechter.
-Naast verticale werking vaak ook horizontale werking .
Sociale grondrechten: art. 19 t/m 23 lid 1 GW.
-Ook wel instructiegroep genoemd, overheidsingrijpen is juist gewenst (inspanningsplicht.)
-Indirecte werking via uitvoeringsbepaling. In beginsel niet direct afdwingbaar bij de rechter.
-Alleen verticale werking.
VERDRAGEN:
EVRM Ook sociaal, ESH (Sociale grondrechten), BUPO, ECOSOC, IVUR, VN-Vrouwenvedrag en
Antifolterverdrag verdragen zijn belangrijk voor Nederland.
-De BUPO , antifolterverdrag en IVRK, verdragen in het kader van de samenwerking binnen
de verenigde naties VN.
-EVRM en ESH, verdragen gesloten in het kader van de samenwerking binnen de Raad van
Europa.
-Handvest van de Grondrechten van de EU, verdragen gesloten in het kader van de
samenwerking binnen de Europese Unie (EU) (Alleen inzetbaar voor EU inwoners)
Verticale werking van grondrechten = tussen overheid en burger.
Horizontale werking van grondrechten = tussen burger en burger, iedereen moet elkaars
grondrechten respecteren.
Met horizontale werking moet de rechter altijd afwegen welke belang het zwaarst weegt.