Kernthema’s vd Bestuurskunde
Hoofdstuk 1: openbaar bestuur
- Empirisch - objectieve manier beschrijven en beoordelen
- Normatief- werkelijkheid beoordelen
- Prescriptief - adviserend onderdeel
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De overheid1 is niet één organisatie want het takenpakket is gegroeid en er is enorme variëteit aan
organisaties:
1. Verschillende niveaus: gemeente, provincie, landelijk, EU Verticale dimensie
2. Verschillende taken: regelgeving, uitvoering, handhaving, dienstverlening
3. Verschillende soorten partijen horizontale dimensie
Dit noemen we Multi-level governance
Afstemmingsproblemen ontstaan door de verschillende specifieke taakpakketten
Delegatieketen parlementair politiek systeem:
Kiezers parlement regering ministeries
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat = uniform bestuursstelsel met primaat aan
landelijke overheid. Van de groei van de verzorgingsstaat na WOII tot de voorwaardenscheppende
staat is er vanaf jaren 80 sprake van krimpende overheid door:
- Privatisering (NS, PTT)
- Bedrijfsmatiger en slagvaardiger aanpak binnen overheid
- Toename specialistische organisaties (zelfstandig bestuursorganen 2)
Goed bestuur (good governance bestaat uit:
1. Democratie en responsiviteit
- Wensen burgers moet zich vertalen naar beleid (responsief zijn)
- Transparantie en verantwoording
2. Doeltreffendheid (effectief) en doelmatigheid (efficiënt)
- Overheid moet presteren
- Overheid moet geld efficiënt besteden
3. Integriteit
- Morele principes hanteren (machtmisbruik, discriminatie etc.), ethisch verantwoord
4. Rechtmatigheid
- Handelen op wettelijke grondslag en controle daarop
De uitdagingen liggen in het combineren en het managen van de spanningsvelden van goed
bestuur.
Elementen van succesful public governance zijn:
1
Overheid= publieke instituties plus het ambtelijk apparaat
2
Zelfstandige bestuursorganen: niet rechtstreeks aan politieke gezagsdragers ondergeschikte
publieke organisaties en functionarissen.
, 1. Programmatisch succes: juiste beleidstheorie met rechtvaardige winst-verlies verdeling
2. Proces-succes: inspraak, tegenspraak, capaciteit, passende instrumenten, haalbaarheid,
expertise
3. Politiek succes: steun van alle relevante factoren
4. Langdurig succes: reputatie en reflectie op proces en programma, continuiteit
Verplaatsing van Bestuur:
1. Openbaar bestuur: politiek, ambtelijk, Zelfstandige Bestuursorganisaties (ZBO’s) (CBR,
NVWA)
2. Middenveld: particuliere organisatie met/ zonder publieke taak (APK).
Of iets wel of niet publiek is= de mate van publieklijkheid.
Dit op opgebouwd in 3 dimensies: eigenaarschap (van wie is het), bekostiging (wie bekostigt)
politieke controle (bemoeienis en prioriteiten).
3. Bedrijfsleven: particuliere organisatie met winstoogmerk (energiebedrijven)
Een verplaatsing naar andere bestuurslagen in toenemende mate: besluitvorming in complexe
netwerken waarin de rijksoverheid niet automatische de dominante partij is. Van government
(overheid) governance (besturing)/netwerkmanagement). Er is steeds een verhouding tussen
markt, staat en maatschappelijk middenveld.
Hoofdstuk 2: publieke waardecreatie