WNP_Kernthema's van de filosofie
H.1 Over het goede en het juiste – M. van Hees
1.1 Inleiding
1.2 Ethiek
Er bestaat een belangrijke relatie tussen plichten en permissies. Het is triviaal te zeggen dat wanneer
je iets moet doen (plicht), je het ook mag doen (permissie). Een minder triviale relatie tussen plichten
en permissies vormt het feit dat plichten en permissies vaak in termen van elkaar kunnen worden
gedefinieerd: de plicht beloften na te komen kan ook worden beschreven als de afwezigheid van een
permissie beloften te breken. Waarden zijn minder concreet dan normen, wel is er vaak een nauwe
relatie tussen normen en waarden (waarden ook gauw uitdrukken als een norm). Een belangrijk
onderscheid tussen ethiek en andere disciplines is dat de ethiek zich richt op de vraag welke normen
en waarden we belangrijk zouden moeten vinden niet op beschrijving of verklaring gericht, maar
op de vraag welke normen en waarden we kunnen rechtvaardigen. Er wordt dus gezocht naar
redenen die we voor een norm kunnen geven.
Norm = Een oordeel over wat wel of niet het geval zou moeten of mogen zijn, in de ethiek betreft
zo’n oordeel vooral het gedrag van mensen.
Plicht = Een oordeel over wat iemand vindt dat mensen zouden moeten doen of nalaten, hierbij
drukt de norm een plicht uit.
Permissie = Een tweede belangrijke groep van normen, zegt niet dat je iets moet, maar dat je iets
mag doen of nalaten.
Waarde = Drukt een beoordeling of evaluatie uit, en verwijst meestal op een meer algemenen wijze
naar aspecten van het leven die we belangrijk vinden.
Deugd = Een karaktereigenschap waar men waarde aan hecht.
Moraal = Stelsel van normen en waarden, dat betrekking heeft op het handelen van mensen.
Positieve moraal = De normen en waarden die in een bepaalde cultuur of maatschappij bestaan.
Morele uitspraak (1) = Uitspraken die een waarde of norm uitdrukken
Morele uitspraak (2) = De uitdrukking van normen of waarden waarmee we kunnen instemmen
waar goede redenen voor te geven zijn.
A-morele uitspraken = Uitspraken die geen waarde of norm uitdrukken. Tegenovergestelde van
morele uitspraak (1).
Immorele uitspraak = Tegenovergesteld van morele uitspraak (2).
1.3 Het funderingsprobleem
Logische kloof tussen zijn en behoren = Uit een feit kan niet zonder meer een normatieve
stellingname worden afgeleid.
Het funderingsprobleem = Het lijkt onmogelijk tot een ultieme fundering voor ethische stellingnamen
te komen.
1.4 Relativisme
Waar het cultuurrelativisme zich richt op verschillen tussen culturen en groepen van mensen, zijn er
ook relativisten die verwijzen naar fundamentele verschillen die er zouden bestaan tussen
individuen. Bezwaren tegen emotivisme:
- Het is de vraag of morele afkeuring altijd een negatief gevoel en morele goedkeuring altijd
een positief gevoel uitdrukt. (zoon straffen om jokken dat hij chocola eet, maar wel plezier
hebben om z’n naïviteit).
- Theorie doet geen recht aan de grote betekenis die wij feitelijk toekennen aan het
rechtvaardigen van ons handelen.
- De relatie tussen gevoelens en morele opvattingen wordt ten onrechte geïnterpreteerd als
een causaal verband, waarbinnen gevoelens altijd als oorzaken, en morele opvattingen altijd
als hun gevolgen worden gezien.
1
,WNP_Kernthema's van de filosofie
Als oplossing voor het funderingsprobleem wordt dus cultuur- of subjectief relativisme gegeven. Een
andere oplossing is de scheidslijn tussen norm en feit wat soepeler maken. Nu wordt gesteld dat je
geen norm uit een feit kunt afleiden (je mag niet roken, omdat het slecht voor je is), maar doordat
feiten vaak normatief geladen zijn, zou het wel mogelijk zijn om dit te doen. Dat roken slecht is, drukt
al een oordeel uit (‘slecht’ is een oordeel), dus dan hoef je niet verder te zoeken naar een
onderbouwing van de stelling. Daarbij kun je als tegenaanval stellen dat de juistheid van algemene
morele uitgangspunten niet bewezen kunnen worden, maar dat het daarom belangrijk kan zijn om
naar de consequenties te kijken als je deze uitgangspunten aanhoudt. Hiermee wordt gezocht naar
een tussenweg tussen objectivisme en relativisme.
Relativisme = Stelling dat normen en waarden uiteindelijk altijd relatief zijn.
Cultuurafhankelijkheid van normen en waarden = Normen en waarden zijn relatief ten opzichte van
de cultuur waarin ze gelden.
Subjectivisme = Variant van het relativisme, normen en waarden worden als volstrekt subjectief
gezien, dat wil zeggen: als geheel afhankelijk van particuliere gevoelens en opvattingen van een
individu.
Emotivisme = (voorbeeld subjectivisme) Een morele uitspraak is de uitdrukking van een gevoel, er
kan niet worden gesproken van de waarheid of onwaarheid van morele uitspraken.
Objectivisme = De werkelijkheid bestaat onafhankelijk van interpretaties door individuen; de
werkelijkheid 'is zoals zij is.' Deze werkelijkheid kunnen we objectief kennen wanneer we op de juiste
manier gebruik maken van de menselijke rede.
1.5 Waarden en het goede leven
Door uit te leggen waarom we bepaalde waarden belangrijk vinden, ontstaat de tussenweg tussen
objectivisme en relativisme. 3 waarden besproken: vrijheid, authenticiteit en geluk.
1.5.1 Vrijheid
Het onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheid kan een deel van de verschillen van mening
over de relatie tussen vrijheid en het marktmechanisme verklaren. 3 belangrijke lijnen waarlangs
positieve en negatieve vrijheidsopvattingen worden verdedigd: instrumentele vrijheid, en 2 vormen
van intrinsieke waarde van vrijheid: symbolische en expressieve waarde. Expressieve waarde van
vrijheid is niet-instrumenteel, omdat de mogelijkheid tot expressie niet het resultaat, maar een
wezenlijk kenmerk van vrijheid is. Vrijheid heeft geen absolute waarde en we zouden de vrijheden
van mensen dus nooit moeten beperken. Niet iedere vrijheidsvergroting heeft per definitie een
positieve meerwaarde (10 15 wasmiddelsoorten) en kan soms ook tot psychische last leiden
(beslissen wel/niet kind met handicap willen).
Negatieve vrijheid = De afwezigheid van door andere opgelegde belemmeringen.
Positieve vrijheid = De aanwezigheid van reële keuzemogelijkheden.
Instrumentele waarde van vrijheid = Waarde van vrijheid wordt bepaald door de (waardevolle)
waarden van dingen die we ermee kunnen bereiken.
Intrinsieke waarde van vrijheid = Een waarde die onafhankelijk is van de gevolgen van die vrijheid.
Symbolische waarde = Vorm van intrinsieke waarde, Een oordeel over (‘symbolisering van’) vrijheid,
bv vrijheid van meningsuiting, homoseksualiteit.
Expressieve waarde = Vorm van intrinsieke waarde, in vrijheid handelen is de uitdrukking
(‘expressie’) van onszelf.
1.5.2 Authenticiteit
Authenticiteit borduurt voort op de expressieve waarde van vrijheid. Mensen vinden het belangrijk
om de eigen identiteit in uitdrukkingen te leggen. Als je er vanuit gaat dat de mens van nature goed
is, zou je kunnen stellen dat je mag handelen vanuit je identiteit, maar het is de vraag of de mens
2
, WNP_Kernthema's van de filosofie
goed is. Hiernaast kun je je afvragen wat de ware aard is. Keuzes worden beïnvloed door je identiteit,
maar identiteit wordt vervolgens ook weer beïnvloed door je keuzes. Je kijk op de wereld verandert
namelijk door sommige keuzes. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen een interne bron en
een externe bron. De authentieke mens is dan iemand die een balans vindt tussen interne en externe
bronnen.
Identiteit = Het resultaat van de keuzes die we maken, maar identiteit gaat ook aan die keuzes
vooraf. Heeft een interne en externe bron.
Interne bron = Iemand houdt bij keuzes (koppig) vast aan de eigen identiteit. Doelen die een individu
zich stelt.
Externe bron = Iemand laat zich bij het maken van keuzes leiden door externe aspecten (bv
verwachtingen van anderen). Doelstellingen van anderen.
1.5.3 Geluk
Waarom vrijheid en authenticiteit belangrijke waarden zijn, is nog niet echt beantwoord. Kennelijk
hangt dit samen met het gevoel van geluk als je deze waarden bezit. Dingen die een instrumentele
waarde hebben, worden alleen waardevol als je er inderdaad iets mee kan. Dingen die een
intrinsieke waarde hebben, zijn per definitie in zichzelf waardevol. Zoals geluk. Met gelukkig zijn wil
je niks bereiken, maar het is al een doel op zich. Geluk is niet het allerbelangrijkste, het is verbonden
met andere dingen. Dit wordt aangetoond met een gedachte-experiment, Nozick's ervaringsmachine.
Nozick probeert voor te stellen wat mensen zouden doen als ze zich op een machine zouden kunnen
laten aansluiten, waardoor ze altijd geluk zouden voelen. Zeer waarschijnlijk zou niemand dat willen,
omdat je verbonden wilt zijn aan de realiteit. Het is dus belangrijk dat er een evenwicht bestaat
tussen de verschillende zaken die het leven voor iemand waardevol maken.
1.6 Normen en het juiste leven
De waarden die hiervoor besproken zijn, geven nog geen handleiding over hoe je zelf zou moeten
handelen. Met andere woorden: er worden geen normen gegeven.
1.6.1 Utilitarisme
Omdat het utilitarisme een consequentialistische theorie is, volgt er direct uit wat we moeten doen:
we hebben de morele plicht altijd die handelingen te verrichten die tot zoveel mogelijk netto-geluk
leiden. Utilitarisme is een radicale theorie: beperkt zich niet tot een bepaalde cultuur/samenleving.
Netto-geluk moet zo groot mogelijk zijn en grensverschillen spelen daarbij geen rol. Bezwaren van de
theorie zijn dat je niet altijd de gevolgen van je handelen kunt overzien, twijfel of je hoeveelheden
geluk van verschillende mensen kunt vergelijken, hoe het zit met ongedaan maken van beloftes en
rechtvaardigheid (als het houden van slaven tot meer netto-geluk leidt, mag dit volgens het
utilitarisme). Ook is het zo, zoals gebleken bij de bespreking over geluk, dat geluk niet het
allerbelangrijkste is, maar samenhangt met andere aspecten. In dat licht is de maximalisatie van
geluk misschien overbodig.
Consequentialisme = Wanneer we de keuze hebben tussen verschillende handelingen moeten we dat
wat tot het beste resultaat leidt doen.
Utilitarisme = Consequentialistische theorie. De mate van goedheid van een situatie wordt bepaald
door de totale hoeveelheid geluk in die situatie. Hoe groter het netto-geluk (totale geluk – ongeluk),
hoe beter de situatie is).
1.6.2 De ethiek van Kant
Bij het utilitarisme zijn er dus geen absolute geboden en verboden. Als een moord tot meer netto-
geluk leidt, mag hij gepleegd worden. Deontologische ethiek van Kant is echter niet
consequentialistisch. Als je handelt vanuit principes, kun je de reden hiervan vinden in geboden. Als
3