Hoofdstuk 4: ‘Fysieke groei en motorische ontwikkeling’
Apgar = methode om de fysieke conditie van een pasgeborene te evalueren. Beoordeelt pols, grimas,
activiteit en ademhaling.
Cephalocaudale ontwikkeling = groei treedt op van hoofd naar de tenen.
Differentiatie = motorische vaardigheden zijn tamelijk algemene reacties op bepaalde stimulus; alleen
door tijd en oefening wordt het gedrag preciezer en aangepast voor specifieke doelen.
Directed reaching = meer gecoördineerd, efficiënt, nauwkeurigheid.
Embryo = organisme in de vroege fase van ontwikkeling. Begin van derde week van de
zwangerschap tot het einde van tweede maand.
Oestrogeen = hormonen die geassocieerd zijn met vrouwelijke seksuele rijping.
Fijne motorische ontwikkeling = kleinere bewegingen (rijken en grijpen).
Foetus alcohol syndroom = een conditie die zich resulteert door ouderlijke blootstelling aan alcohol;
associeert met uitgebreide ontwikkelingsvertragingen en fysieke schade.
Foetus = van de derde maand van zwangerschap tot de geboorte.
Grove motorische ontwikkeling = motorische vaardigheden die het kind helpt om zich in de ruimte
voort te bewegen (kruipen en lopen).
Hormonen = zijn een aantal chemische stoffen door klieren die ontvangen zijn door gespecialiseerde
receptorcellen door het hele lichaam die andere chemische veranderen kan veroorzaken.
Menarche = eerste menstruatie.
Pincetgreep = de greep wanneer kinderen hun wijsvinger en duim gebruiken op een tegenstelbare
manier, resulteert zich in een meer gecoördineerde en fijnere grip.
Hypofyse = klier die bij de herenbasis ligt die fysieke groei opwekt door het vrijgeven van hormonen en
controleert de hormonen-vrijlating-klieren via chemische afscheidingen.
Prereaching = het gedrag dat een kind rechtop zit en zal uithalen en reiken naar het object dat voor
hem geplaatst is.
Primaire geslachtskenmerken = verwijst naar de geslachtsorganen: de penis, scrotum en testes in
mannen, en vagina, baarmoeder en eierstokken bij vrouwen.
Proprioceptie = het gevoel van beweging en de locatie op basis van de stimulatie die voortvloeit uit
lichamelijke bronnen zoals spiercontracties.
Proximodistale patronen = ontwikkeling treedt op van midden naar handen en voeten.
Psychosociale dwerggroei = de vermindering van de lengte en het gewicht van kinderen als gevolg
van ernstige emotionele verwaarlozing en mishandeling.
Secundaire geslachtskenmerken = zichtbare veranderingen die gekoppeld zijn aan de seksuele
rijping. Zoals borsten bij vrouwen, gezichtshaar bij mannen, en schaamhaar bij beide geslachten.
, Spermarche = eerste zaadlozing.
Teratogenen = elk middel dat de risico's voor het ontwikkelen van embryo of de foetus kan veroorzaken
(drugs, virussen en andere gevaarlijke stoffen).
Ulnar greep = primitieve vorm van grijpen wanneer de vingers van de kinderen dicht bij hun palm zijn.
Zygote = bevruchte eicel, die door de vereniging van een zaadcel en een eicel, is de eerste twee
weken van het leven.
Samenvatting:
Misschien het meest zichtbare aspect van ontwikkeling is de fysieke rijping en groei.
Vanaf het moment van conceptie, een baby ondergaat enorme fysieke veranderingen, uiteindelijk
komen ze in de buurt van de grootte van de volwassenen en seksuele rijping van de adolescent.
De lijn van ontwikkeling verloopt niet altijd soepel, echter, en de foetus is een bijzonder risico voor
beschadiging en levensbedreigende invloeden genoemd: teratogenen.
Genetische en omgevingsfactoren, inclusief voeding en stress, kunnen inwerken op de loop van het
leven van een kind, wat leidt tot individuele verschillen in lengte, gewicht en puberale timing.
Een ander aspect van de fysieke ontwikkeling van het kind zijn motorische vaardigheden, die de
eenvoudige bewegingen doet vooruitgaan zoals reiken en grijpen in de kindertijd en peutertijd.
Springen, lopen en beheersing van sport doet het vooruitgaan in de kindertijd en adolescenten.