Samenvatting van het boek 'Thinking About History' van Sarah Maza, onder andere gebruikt bij het vak 'Basiscursus onderzoek Internationale Betrekkingen in historisch perspectief'.
Wie zijn de actoren van de geschiedenis?
De leiders worden vaak als belangrijkste gezien met hun keuzes
beïnvloedde ze het lot van een volk.
De populariteit van de ‘history of great man’ is vanwege de autobiografie
over zulke personen:
1. Makkelijker gebeurtenissen te begrijpen;
2. De invloed van één persoon gaat over het lot van zijn tijdsgenoten.
Voorbeeld: Hendrik de achtste.
De oudste geschiedenissen focussen op politieke en militaire leiders.
Wie = de leider.
Wat = de oorlogsvoering.
‘Great man’ zijn vaak het gevolg van omstandigheden voorbeeld:
Napoleon werd groot in een Frankrijk wat binnenlands verscheurd was en
het alleen op militair veld goed deed.
Dit leidt tot de vraag wat de meeste invloed had:
persoonlijkheid of omstandigheden?
‘The great man of history’ zijn niet alleen leiders ook personen omtrent
de geschiedenis van ideeën.
Veranderingen in denken elementen van veranderingen waren
aanwezig, maar dit individu ‘bedacht’ de ideeën die de wereld
veranderde.
Vroeger de geschiedenis die ertoe deed ging over politiek.
Het uitoefenen (en de problemen) van publieke macht dus.
In de 18e eeuw werden ook individuen die politieke systeem
fundamenteel veranderde opgenomen in deze geschiedenis
(voorbeeld: Ho Chi Minh).
In de traditionele ‘top-down’ geschiedenis delen leiders hun macht met
een leidende klasse een groep elitaire politieke actoren (voorbeeld:
mensen aan het hof, een kabinet, etc.).
Aannames omtrent het idee dat politieke geschiedenis het belangrijkste
is:
I. De staat en politiek zijn de belangrijkste plekken van menselijke
activiteit;
II. Politieke leiders drijven veranderingen het meest;
III. Politiek vindt plaats in de publieke sfeer.
Gertrude Himmelfarb (en Aristoteles): politieke geschiedenis is de hoogste
vorm van rationaliteit.
Het onderscheid mensen van dieren (zei Aristoteles en bevestigd
Himmelfarb).
,Social History and Quantification
In de geschiedenis bestaan altijd verschillende disciplines naast elkaar
voorbeeld: sociale geschiedenis en politieke geschiedenis.
In het 19e-eeuwse Frankrijk werd er veel binnen de sociale geschiedenis
geschreven over de rol van de burger en hoe deze leidde tot de opstand
tegen de aristocratie in de Franse revolutie.
Sociale geschiedschrijvingen van Engeland ontstonden eerder:
- 1848: Thomas Babington Macaulay publiceerde ‘History of Engeland
from the Accesion of James the Second’.
- 1942: George Macaulay Trevelyan publiceerde ‘English Social
History’.
Sociale geschiedenis was een accessoire van politieke
geschiedenis ook te zien in ‘English Social History’ waarin de
introductie ingaat op de politieke sfeer van destijds en daarnaast was het
een carriere-uitval van Trevelyan studie in politieke geschiedenis.
Sociale geschiedenis geeft een beeld, maar geen sterk argument.
Normale mensen werden niet genegeerd ze werden gezien als actoren
die het doel van hun leider wisten te bereiken.
In 1960 veranderde dit ‘normale’ (politiek, diplomatisch en
militair) geschiedenis werd gezien als ‘geschiedenis van
bovenaf’ (top-down).
Daartegenover stond ‘bottom-up’ geschiedenis werd belangrijker.
Bekendste werk = ‘The Face of Battle’ van John Keegan over de
ervaringen van een normale soldaat (ook kennis over hoe
veldslagen gevochten werden).
Het succes van een leger is afhankelijk van de leider, maar veldslagen
worden gewonnen door legers en niet door commandanten.
Begrijpen hoe veldslagen voelde op ‘ground level’ (waarom koos
iemand om te vluchten?).
Voorbeeld: Waterloo en hoe de Engelsen hun mannetje veel beter stonden
dan de Fransen door verschillende omstandigheden.
Keegans werk laat de invloed van ‘normale mensen’ op ‘grote
gebeurtenissen’ zien.
Tussen 1950 en 1970 werd ‘sociale geschiedenis’ steeds belangrijker in
de Verenigde Staten.
Er was echter conflict over hoe je de ‘sociale geschiedenis’
onderzocht de beste methode was dat de geschiedenis als een
sociale wetenschap onderzocht werd (zoveel mogelijk date van
zoveel mogelijk personen onderzoeken) kwantitatieve
geschiedenis.
Kwantitatieve geschiedenis geeft onbetwistbare argumenten. Het
werkt het beste voor brede historische vragen over populatie, economie of
massapolitiek.
,Cliometrie: een techniek voor de interpretatie van economische
geschiedenis, gebaseerd op de statistische analyse van grootschalige
numerieke gegevens uit volkstellingen, parochieregisters en soortgelijke
bronnen.
Het veld wordt vandaag de dag gedomineerd door economen met
een interesse in geschiedenis.
Deze ‘nieuwe economische geschiedenis’ verwierf controverse met de
publicatie van ‘Time on the Cross’ in 1974 beargumenteerde dat
slavernij een effectief systeem was van productie.
In de nabije toekomst verwacht men een groei in dit subveld door
de toename van data.
Tussen 1950 en 1970 was kwantitatieve geschiedenis populair paste in
bij de toezeggingen uit het koude oorlogstijdperk over wetenschap en
democratie.
‘The Other Bostonians’ van Thernstrom kwantitatieve studie over
toenemende sociale mobiliteit in Boston tussen 1880 en 1960.
Het beantwoorde de vraag: ‘Was Amerika in de afgelopen twee eeuwen
echt een land van kansen, en zo ja, voor wie?’
Problemen van ‘sociale geschiedenis’:
1. Het maakt mensen eendimensionaal;
2. Het is niet spannend om te lezen.
Statistiek geeft geschiedkundige inzichten over een grote groep mensen
en gaat in op vragen over verandering.
Het laat echter niet zien of een boerenfamilie een hongersnood als
straf van God zag (bijvoorbeeld).
Kwantitatieve data zegt niet hoe een bepaalde gebeurtenis weerslag had
op mensen. In kwantitatieve geschiedenis zijn mensen anoniem en
passief.
Kwantitatieve data kan niet laten zien wat individuele actoren deden
en wat deze acties voor hun betekenden.
‘Sociale geschiedenis’ kan naar de hele maatschappij verwijzen.
Maar meestal verwijst het alleen naar de werkende klasse.
Dit komt door ‘de sociale kwestie’: de gevolgen van de
industriële revolutie op arbeiders.
Dit gaat over wat industrialisatie deed tegenover arbeiders, maar ook hoe
arbeiders hier op reageerde (protesteren, revoluties, etc.).
Vaak onderzocht door journalisten, schrijvers en politici die dichter bij de
werkende klasse stonden (‘insiders view’).
Vroege arbeidsgeschiedenis (‘history from below’) = sociale geschiedenis
+ politieke geschiedenis (in mindere mate).
Hiërarchisch beeld van de wereld met het mannelijke vakbond lid
als prominent figuur ‘de werkende klasse’ is zo gelijk aan ‘de
arbeidersbeweging’.
, Het sociale werd dus als het politieke gezien.
De geschiedenis van de werkende klasse is nu sterk besproeid met
competitie tussen bestaande vakbonden.
E.P. Thompson’s Historical Revolution
1963: ‘The Making of the English Working Class’ van E.P. Thompson.
De effecten van kapitalisme op de ordinaire mensen tussen 1780
en 1830.
Het herschreef de regels voor arbeidsgeschiedenis en sociale
geschiedenis.
De reden van de impact van het boek:
- De autoriteit van Thompson die reikte tot buiten de linkse politiek.
Thompson was een marxistische historicus en documenteerde de
effecten van het kapitalisme op de armere klasse.
Thompsons boek had weinig te doen met arbeidersbewegingen en
bevatte geen numerieke tabellen.
Het focust zich op de subjectieve ervaringen van de
protagonisten.
Het boek gaat ook niet over fabrieksarbeiders het laat de effecten van
kapitalisme op traditionele beroepen zien het verlies van
gemeenschappelijke rechten en de overblijfselen van dorpsdemocratie.
Klassenbewustzijn ontstond omdat van allen rechten werden
afgenomen.
Het boek werd de standaard voor ‘nieuwe sociale geschiedenis’.
Belangrijkste nalatenschap:
1. De mensen waar Thompson op focust zijn niet politiek
actief, het zijn de allerarmsten, zij die aan de verliezende
kant van de geschiedenis staan;
2. ‘Klasse’ en ‘klassenbewustzijn’ konden niet afgeleid worden
van theorieën en nummers, maar van relaties en
ervaringen die beschreven werden in specifieke plaatsen
en tijden.
Thompsons werk opende de definitie over wie de werkende klasse zouden
zijn, maar Thompson gaaf ook aandacht aan de condities en dagelijks
leven van deze klasse.
Het boek bouwde verder op Trevelyans sociale geschiedenis door te
laten zie hoe omgeving, familieleven, gebruiken en geloven,
verbonden zijn aan publieke zaken (politiek).
Sociale geschiedenis wordt gelinkt aan democratische of progressieve
politiek ‘sociaal’ staat voor de meerderheid van de mensen.
De burgers bepalen het lot van een natie in eerste instantie
schreven liberale erover, later was er een connectie met
democratie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper silkevanderzanden. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.