Samenvatting Biologie vwo 5
Hoofdstuk 9 Bloedsomloop
§9.1 Hart en bloedsomloop
Spieren nemen in dikte en kracht toe door te trainen → het hart ook
→ cardiotraining kan het hart sneller en krachtiger in rust laten
werken
Menselijk hart → bestaat uit een linker en een rechter helft
• Helften bestaan uit een boezem en een kamer
• Hartslag ontstaat uit 2 tonen:
1. Door sluiten vd hartkleppen tussen boezems en kamers
2. Door sluiten vd slagaderkleppen tussen kamers en slagaders
Hartcyclus bestaat uit 3 fasen die zich voortdurend herhalen:
1. Vullen vd kamers: diastole
• kamers en boezems ontspannen, bloed stroomt via boezems naar de
hartkleppen)
2. Leegpersen van de kamers: boezemsystole
• boezems trekken samen en persen het bloed naar de kamers
Kamersystole
• druk op bloed door kamersystole sluit hartkleppen tussen kamers en
boezems → slagaderkleppen (= longaderklep en aortaklep) open en bloed
stroomt naar de
longaders en de aorta
3. De pauze: rust
• kamerdruk daalt en de slagaderkleppen sluiten weer
Kleine bloedsomloop => rechter harthelft pompt O -arm bloed door longslagaders
2
naar longen
→ O -rijk bloed gaat via longaders terug naar de linker boezem
2
Grote bloedsomloop => linker harthelft pompt O -rijk bloed via aorta en slagaders
2
naar organen
→ O -arm bloed gaat via aders en holle aders terug naar rechte boezem
2
Dubbele bloedsomloop => grote en kleine bloedsomloop samen
Verschillende soorten aders & weefsel:
• Slagaders => stroomt bloed van hart naar organen gaat (vaak vernoemd naar dat
orgaan)
• Aders => stroomt bloed vd organen naar hart (vaak vernoemd naar orgaan waar
vandaan)
• Kransaders => voeren bloed af uit het hartspierweefsel
• Poortader => de grote aders naar rechte boezem, holle ader en ader tussen
darmen en lever
• Weefsel zorgt dat vloed naar haarvaten stroomt
→ rode bloedcellen altijd in bloedvat → gesloten bloedsomloop
• gesloten zorgt voor snelle O aan- en afvoer, bij enkele of open gaat
2
dit slomer
Voor geboorte krijgt baby O van moeder via navelstreng uit de placenta (Binas tabel
2
84B)
, Samenvatting Biologie vwo 5
→ bloed mengt met holle ader vd baby met O - arm bloed
2
→ in rechterkamer vh embryo komt dus “half O - rijk bloed” binnen
2
• bloed uit rechterharthelft stroomt niet naar longen embryo; in de longen
geen rol
gaswisseling
§9.2 Bloeddruk
G-kracht trekt bloed naar beneden → lichaam past aan met bv vernauwing
beenslagaders
→ meer bloed rest lichaam
Bij elke systole persen kamers per 0,5 seconde allebei ± 70 cm3 bloed in slagaders
• Pompdruk van hart zorgt voor tijdelijke verhoging vd bloeddruk in slagaders (=
systolische druk of bovendruk)
• Elasticiteit vd slagaders dempt drukverhoging beetje en verhoogt druk na sluiten
vd slagaderkleppen, en kamers ontspannen neemt bloeddruk af (= diastolische
druk of onderdruk)
In loop vd jaren ontstaan in bloedvatwanden litteks waar vetachtige stoffen aan
blijven kleven
→ atherosclerose => vernauwing en verstijving vd bloedvaten → door te veel
cholesterol
§9.3 Regeling hartwerking
Hartfilmpje → elektrische activiteit in gebied met gespecialiseerde spiercellen in
wand vd rechter boezem, de sinusknoop
→ elektrisch stroompje vd sinusknoop trekken spiervezels in buurt samen →
boezems samen
→ elektrische activiteit vd spiervezels via elektroden naar computer en die geeft 1e
deel ecg
• elektrische stroom bereikt 2e gebied hart met gespecialiseerde cellen: AV-
knoop in
tussenschot vd kamers
• hier vertraging in stroomgebieden dus kamers iets later samentrekken dan
boezems
• vanuit bundel van His verspreiden signalen in purkinjevezels →
kamersystole van
hartpunt naar boven
In ecg kun je dingen aflezen:
• P-top = samentrekken boezems
• QRS- complex = samentrekken kamers
• T-top = elektrische activiteit bij ontspannen kamervezels
• Stuk tussen P-top en QRS-top is gevolg vertraging AV-knoop
Hartslag in rust is 70-80 slagen pm → 70 mL bloed in slagader, dus 70 x 70 =4,9 L
per minuut => hartminuutvolume in rust
• Bij inspanning kan hartslag tot 180 slagen pm gaan en ook hoeveelheid bloed per
hartslag (= slagvolume) neemt dan toe
, Samenvatting Biologie vwo 5
Bij zware inspanning verandert niet alleen hartminuutvolume, maar ook verdeling
van bloed over verschillende organen
• kring spiertjes trekken samen in slagader snaar organen waar minder bloed
nodig is
§9.4 Stoffentransport
Stoffen in het bloed zijn opgelost in het waterige deel van het bloedplasma (Binas
tabel 84H)
• bv zouten, voedingstoffen, afval, hormonen, gassen, eiwitten
→ eiwitmoleculen ketens (polymeren) zijn niet opgelost maar fijn verdeeld =>
colloid
→ ook rode/witte bloedcellen en bloedplaatjes (ontstaat in rode beenmerg,
tabel 84I)
- rode bloedcellen transporteren O en rol bij CO transport
2 2
- witte bloedcellen voor afweer tegen ziekteverwekkers
- bloedplaatjes voor de bloedstolling
Door rode bloedcellen kan ongeveer 200 ml O /L worden vervoerd met 200 - 300
2
miljoen hemoglobine moleculen per rode bloedcel
- bestaan uit 4 eiwitketens met heemgroepen met daarin ijzerionen (Binas
tabel 67H2)
- heemgroep bindt aan O (Hb + O ⇔ HbO2) → oxihemoglobine
2 2
Longen hoge O -spanning (pO ) en evenwicht naar rechts en hemoglobine wordt
2 2
verzadigd 96%
→ bloed geeft 76% O af aan omgevende cellen
2
Hardwerkende spieren oxihemoglobine minder O vast dan in weefsels in rust (Binas
2
tabel 83D)
→ in hardwerkende cellen meer CO geproduceerd en dus hogere pCO
2 2
• pCO beïnvloed evenwicht: in rust is oxihemoglobine 20% en bij hard werk
2
8%\
• pCO voor lagere pH door reactie met water: CO + H O ⇔ H CO ⇔ HCO + H
2 2 2 2 3 3
- +
→ lagere pH is minder O -binding aan de hemoglobine → 7,2 naar 7,2 is bv
2
20% lager
• hoge temperatuur (37-42 = 9% afname)
→ dit gezamenlijk heet het Bohr-effect
→ spiercellen kunnen deel O opslaan in eiwit myglobine (=1 globineketen met 1
2
heemgroep)
• bindt sterker dan hemoglobine en is bij lage pO als reserve 2
Bloed vervoert meer O als meer rode bloedcellen zijn → op hoogte is lagere pO en
2 2
dus meer rode bloedcellen worden geproduceerd
Rode bloedcellen zijn ook belangrijk voor CO transport (± 95% diffundeert de rode
2
bloedcellen)
• Binas T 83E → 25% bindt als CO aan hemoglobine tot
2
caraminohemoglobine (HbCO ) 2
• overige 70% reageert tot koolzuur en splitst tot H+
• H+ bindt aan heemgroepen tot HbH
Hemaglobine → rode bloedcellen binden aan zuurstof (4x O2)
, Samenvatting Biologie vwo 5
→ in midden ‘roesten’
→ veel zuurstof = comformatieverandering → binnenplaats komt vrij
→ 1e vd 4 moeilijk afgeven, 2e en 3e snel, en laatste als reserve nog vasthouden
Zonder rode bloedcellen lost alle CO uit weefsels op in bloedplasma en zou pH erg
2
dalen tot 3
- hemoglobine en eiwitten zijn bufferende stoffen en werken als pH-buffer
§9.5 Bloedvaten
Bloedvaten = buizen van levende cellen, bestaan uit verschillende lagen →
(slag)aders 3 lagen
I. Binnenste laag is dekweefsel van 1 cellaag met basaalmembraan en
collageenvezels
II. Middelste laag is elastisch bindweefsel en glad spierweefsel
III. Buitenste laag is bindweefsel
→ dekweefselcellen slagaders dicht dus weinig weerstand, in staan deze bloedvaten
open voor stofwisseling
Oudere mensen dikke plaques van vetachtige stoffen: atherosclerose
→ hoge bloeddruk en verstopt bloedvaten → valt op te lossen door gezonde
leefstijl
Reparatie van beschadiging dmv bloedplaatjes (Binas tabel 84I)
→ hechten aan collageenvezel en worden plaatjesprop
→ in bloed omzettingen die leiden tot bloedstolling (Binas tabel 84O)
→ uit kapotte bloedvaten kom plaatjesfactor en beschadigde weefselcellen
tromboplastine
- samen zorgen voor cascade waar uiteindelijke fibrinedraden ontstaan
- later breekt dit af tot fibromen en ontstaan nieuwe cellen + litteken
In haarvaten speelt bloeddruk belangrijke rol bij filtratie van bloedplasma het
haarvat uit
• opgeloste stoffen met plasma door kleine openingen tussen dekweefselcellen naar
buiten
• Bloeddruk is hier filtratiedruk en neemt eind vh haarvart verder af (Binas tabel
84G)
• Buiten bloedvat heet het weer weefselvloeistof
→ colloïd-osmotische druk zorgt dat weefselvocht terug naar haarvat stroomt
• Filtratiedruk & colloïd-osmotische werken elkaar tegen en zorgt voor goede
aanvoer van stoffen
Netto filtratiedruk is hoger dan netto colloïd osmotische druk → niet alle
weefselvloeistof terug in haarvaten → blijft dadelijk minstens 2 liter weefselvloeistof
achter
→ zou niet goed zijn dus weefselvloeistof gaat via omweg naar bloedplasma:
lymfevaten
• Binas tabel 84N
• weefselvloeistof met opgeloste stoffen komt via kleine openingen in
lymfevaten
, Samenvatting Biologie vwo 5
• hier heet vloeistof lymfe (= heldere stof met bestanddelen van
weefselvloeistof)
• hier geen rode bloedcellen, plaatjes of grote bloedeiwitten
→ lymfesysteem dmv spierbewegingen van omringende spieren en kleppen
• lymfe door lymfeknopen met witte bloedcellen voor afweersysteem
3 typen bloedvaten:
1. Slagaders (arterie): van hart af, dik, gespierd, elastisch, hoge bloeddruk, geen
kleppen
2. Aders (vene): naar hart toe, dun, weinig gespierd, lage constante bloeddruk,
kleppen naar boven
3. Haarvaten (capillair): in organen, dun, 1 cellaag dik, lage bloeddruk, geen
kleppen, uitwisseling