Introductie maatschappijwetenschappen
Interdisciplinaire Sociale Wetenschap, UU
2021/2022
HC 1: introductie
wat zijn de maatschappijwetenschappen en in het bijzonder wat is sociologie?
- sociologie is een wetenschap die zich richt op hoe mensen vormgeven aan hun
leven,
- met vragen over hoe we met elkaar samenleven, welke invloed we op elkaar hebben
en hoe de omgeving waarin we wonen ons mogelijkheden biedt en beperkingen
geeft
sociologie zien in individuele keuzes
- sociologie richt zich op hoe macrostructuren de organisatie van onze sociale leven
vormgeven,
- en hoe deze sociale structuren de keuzes en mogelijkheden voor individuen geven
en beperken
- sociologie richt zich op individuen en hun interacties (microdynamics) en hoe die
beïnvloed worden door de context waarin zij zich begeven, en de keuzevrijheid
(agency) die individuen daarbinnen gebruiken
ontstaan sociologie en de rol van theorie
term sociologie komt van Comte (1798-1857)
- socius (medemens) en logos (leer)
Verlichting als keerpunt → meer waarde aan wetenschap, nadenken over
samenleving etc
→ waarneming als uitgangspunt van wetenschappelijk denken
positivistische benadering van Comte:
- regels van de natuurwetenschap toepassen op samenleving (→bepaalde
regelmatigheden of wetten die begrip geven)
- uitgangspunt moet datgene zijn dat waarneembaar is (empirisme)
- wetenschap is objectief
theorie toegepast door schema:
explanans (wetmatigheden + condities) geven verklaring voor explanandum (datgene wat
zich voordoet) (zie vb levensverwachting)
interpretatieve benadering:
- het onderwerp van de sociale wetenschappen betreft de mens en haar gedrag, wat
niet te vangen is in wetten
- een sociaal wetenschapper verhoudt zich anders tot zijn onderzoeksobject dan een
natuurwetenschap
,→ 2 dominante, elkaar aanvullende benaderingen
- positivistisch: de werkelijkheid kunnen we waarnemen en meten met indicatoren, met
statistiek kunnen we de relaties tussen kenmerken vaststellen
- interpretatief: het verklaren van sociale fenomenen door het begrijpen van de
alledaagse gecontextualiseerde werkelijkheid
sociologische theorie algemeen:
- sociologische theorie is een verzameling van concepten en uitspraken over relaties
daartussen, waarmee de patronen en processen in de samenleving worden
begrepen
- theorie om antwoord te geven op wetenschappelijke vragen over empirische sociale
fenomenen
- een theorie is in ontwikkeling, waarmee het een verzameling van kennis is
gebruik van theorie: vraag → theoretisch antwoord → onderzoek naar het
theoretische antwoord → nieuwe vraag → eventueel aanpassing van het
theoretisch antwoord
HC 2: Karl Marx
voorafgaand aan Karl Marx
,Belangrijkste werken Marx uit halverwege 19e eeuw, tijdens industriële revolutie
denkers voorafgaand aan Marx:
- Hobbes (1588-1679): mensen zijn hebzuchtig en de een bezit meer dan de ander
- Locke (1632-1704): positiever mensbeeld; rationeel eigenbelang zal een positieve
uitwerking hebben op het individueel welzijn en op de samenleving als geheel
- econoom Smith (1723-1790) ging het om de welvaart in een land, welvaart neemt toe
bij vrije markten, arbeidsdeling leidt tot meer welvaart (vaak bij grote bevolking)
Marx legt de nadruk op ongelijkheid
- welvaart neemt wellicht toe, maar niet in gelijke mate voor iedereen
- sterker nog: het daalt voor de arbeidersklasse
Marx en Engels het historisch materialisme
theorie van Engels en Marx: historisch materialisme
- veranderingen in de wijze waarop in het bestaan wordt voorzien (materiële basis),
verklaren de loop van de geschiedenis
- groeiende ongelijkheid door het kapitalisme
- kapitaalbezitters (bourgeoisie) bezitten productiemiddelen
➢ doel is het maximaliseren van winst
- arbeidskrachten produceren goederen (en diensten), maar krijgen slecht betaald
➢ zij vormen het proletariaat en worden uitgebuit, waardoor een alsmaar grotere
ongelijkheid ontstaat
- wet van de kapitalistische accumulatie: rijken worden rijker en armen worden armer
kapitaalbezitters betalen zo weinig, omdat:
- het systeem maakt dat ze uit zijn op maximale winst
- dus de productiekosten moeten zo laag mogelijk
- ze kunnen dwang uitoefenen door arbeidskrachten te vervangen voor arbeiders die
nog minder accepteren, of machines(/robots)
- er is weinig tot geen wetgeving op het gebied van minimumloon,
arbeidersbescherming etc
Marx: kapitalistische systeem kan alleen omver geworpen worden door komt
revolutie vanuit de arbeidersklasse → communistisch systeem
Marx → werk is louter een gebruikerswaarde van de kapitalisten
- commodificatie van werk (werk is een verhandelbaar goed)
- kapitaalbezitters betalen lonen (ruil-waarde van arbeid) maar de gebruik-
waarde is hoger. het verschil daartussen is de ‘surplus’ waarde → winst
voor kapitaalbezitters
- ‘vrije markt’ is een illusie → het is een systeem van onderdrukking en
uitbuiting, arbeiders genoodzaakt om slecht werk te accepteren
- kapitalistisch systeem creëert vals bewustzijn → het systeem appelleert
aan vrijheid, geluk van geld en consumptie
, arbeidsdeling:
- Smith → essentieel voor welvaartsgroei
- Marx → reduceert het individu tot gebruikerswaarde in het kapitalistische
systeem
vervreemding door het kapitalistische systeem, waaronder de arbeidersklasse lijdt:
- vervreemding van het product dat gemaakt wordt
- vervreemding van het productieproces
- vervreemding van de menselijke essentie (creativiteit en hoger bewustzijn)
- vervreemding van elkaar (leven om te werken)
ongelijkheid in Nederland en in vergelijking met andere landen
voorspellingen van revolutie en vallen van het kapitalistische systeem zijn niet uitgekomen,
hoe kan dit?
- rol van scholing (onderwijsexpansie):
● over geschoolde arbeiders kun je minder dwang uitoefenen, hooggeschoolde
en gespecialiseerde arbeid is minder eenvoudig te vervangen
- groeiende middenklasse
● groeiende opwaartse mobiliteit (groeien qua baan/inkomen gedurende je
leven)
● arbeiders zijn (soms) mede-aandeelhouders
- ontstaan arbeidersklasse bewustzijn
● arbeidersklasse heeft stemrecht afgedwongen
● arbeiders verenigen zich in vakbonden en politieke arbeiderspartijen
overheidsmaatregelen voor ongelijkheid
- minimumloon
- bijstand
- progressieve belasting
bij ongelijkheid kan worden gekeken naar:
- kapitaalbezitters vs arbeiders
- rijkste 10% vs armste 10%
- verschillende groepen in de samenleving
rijkste 10% vs armste 10%
- ongelijkheid kan gaan om inkomen, vermogen of een schaars goed
- Gini-coëfficient
ongelijkheidsontwikkelingen
- in de jaren 80 en 90 nemen in vrijwel alle landen in west-europa en de VS de
ongelijkheid toe
- in Nederland de laatste jaren vrij stabiel (op basis van de gestandaardiseerde gini)
- zie hc voor grafieken + uitleg