Het staatsrecht wordt gekenmerkt door een aantal functies waaronder het instellen van
overheidsambten of het in het leven roepen van niet bestaande overheidsambten binnen de
constituerende functie. Het toekennen van bevoegdheden aan deze overheidsambten valt onder de
attribuerende functie. Deze bevoegdheden zijn echter niet onbeperkt. Regels omtrent de onderlinge
verhoudingen tussen de overheidsambten worden geregeld door de regulerende functie en regels
omtrent de verhouding tussen de overheidsambten en burgers worden ingeperkt door de
matigende functie.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat, dit houdt in dat er zowel aan ambten op
centraal als ambten op decentraal niveau bevoegdheden zijn toegekend. De decentrale ambten
hebben geen exclusieve bevoegdheden en kunnen door het centrale overheidsambt op elk moment
worden teruggenomen. Dit is in tegenstelling tot de gecentraliseerde eenheidsstaat waarbij de
bevoegdheden worden uitgeoefend tot één en hetzelfde overheidsverband. Een andere staatsvorm
is de federatie of bondsstaat, binnen deze staatsvorm is een staat samengesteld door deelstaten.
Zowel de staat, het constitutioneel hof, als de diverse deelstaten hebben een eigen Grondwet en
overheid.
Nederland is een constitutionele monarchie met een parlementair stelsel. Constitutionalisme duidt
op spreiding, verdeling van overheidsbevoegdheden over meerdere ambten. De
bevoegdheidsverdeling binnen Nederland berust in zekere mate op het machtenscheidingsprincipe.
Aan het scheidingsprincipe is voornamelijk Montesquieu verbonden, de zogenaamd trias politica.
Binnen de trias politica geldt de gedachte dat de drie machten (uitvoerende, wetgevende en
rechterlijke) absoluut gescheiden zijn in de zin dat een orgaan zijn bevoegdheid volledig naar eigen
inzicht uitoefent. In Nederland is deze scheiding echter niet zodanig nu de wetten worden
samengesteld door de regering en Staten-Generaal gezamenlijk en de Grondwet op vele plaatsen
de regering de bevoegdheid toekent om krachtens delegatie een wetgevende functie te vervullen.
In Nederland kunnen de verschillende machten elkaar tevens nog controleren: checks and
balances.
Het parlementaire stelsel ziet op de politieke ministeriële verantwoordelijkheid, het recht van de
regering om de Staten-Generaal te ontbinden en de ongeschreven vertrouwensregel. De reikwijdte
van de politieke ministeriële verantwoordelijkheid strekt zich tot het eigen handelen van de
minister, alsmede het handelen van de koning, zijn staatssecretaris, de aan hem ondergeschikte
ambtenaren en de regering. De vertrouwensregel kan als sanctie op de ministeriële
verantwoordelijkheid een functie vervullen, maar heeft ook een zelfstandige betekenis heeft. Dit
kan zich voordoen wanneer de kamer het vertrouwen in een minister heeft verloren, zonder dat
zijn verantwoordelijkheid in deze hoedanigheid in het geding is, omdat hij bijvoorbeeld misstappen
heeft gemaakt in de privésfeer. In deze gevallen is de minister geen verantwoording schuld aan de
Kamers.
Een parlementair meerderheidskabinet is een kabinet dat gevormd wordt door één of meerdere
politieke partijen die gezamenlijk een meerderheid van ten minste de helft plus één van het totaal
aantal zetels in het parlement hebben.
Het homogeniteitsbeginsel is neergelegd in art. 12 lid 2 RvOMR en houdt in dat een minister niet
mag handelen tegen een besluit dat is genomen in de ministerraad. De ministerraad treedt immers
naar buiten met eenheid van beleid. Een minister die zich niet kan verenigen met een dergelijk
besluit dient af te treden of zich hierbij neer te leggen.
Ministers worden benoemd en ontslagen bij koninklijk besluit, dit is een gezamenlijk besluit van de
Koning en één of meer ministers. Deze ministers worden ministers met portefeuille genoemd
wanneer zij zijn belast met de leiding van een ministerie. Een onderscheid kan worden gemaakt in
de titel van ministers, ministers met portefeuille zijn ministers ‘van’ en ministers zonder portefeuille
zijn ministers ‘voor’.
De verwezenlijking van het algemeen kiesrecht kan op twee manieren verlopen. Binnen het
meerderheidsstelsel wordt het land opgedeeld in een groot aantal districten waarin elk district één
zetel vertegenwoordigt. Een partij moet in een district een meerderheid van de stemmen behalen
om zetels te veroveren. Dit kan door middel van de absolute meerderheid of een relatieve
meerderheid waarbij de grootste partij in een district krijgt de zetels. Het stelsel van evenredige
vertegenwoordiging wordt in Nederland gehanteerd. Hierbij is het percentage van het aantal zetels
bij goede benadering evenredig met het percentage van het aantal stemmen.
, De Staten-Generaal vertegenwoordigt het gehele Nederlandse volk en bestaat uit de Eerste Kamer
en de Tweede Kamer. Beide Kamers zijn in zekere zin gelijkwaardig, omdat van beiden instemming
nodig is om een wetsvoorstel aanvaard te krijgen en het recht van interpellatie en het vragenrecht
genieten. De Tweede Kamer beoefent hiernaast ook het recht van initiatief en amendement.
Daarnaast kan de Tweede Kamer mede met het oog op haar controlerende taak tegenover de
uitvoerende macht gebruik maken van het vragenrecht, het recht van interpellatie en het recht van
enquête. In tegenstelling tot de Tweede Kamer kan de Eerste Kamer wetsvoorstellen in beginsel
slechts aannemen en verwerpen.
Monisme binnen de verhouding tussen de regering en Staten-Generaal houdt de volheid van
bevoegdheden berust bij het vertegenwoordigend ambt in óf het bestaan van een nauwe band
tussen regering en de meerderheid van de kamer. Binnen het dualisme hebben het
vertegenwoordigend en het uitvoerend orgaan elk hun eigen bevoegdheden, dit kan ook betrekking
hebben op het ontbreken van een nauwe band tussen regering en de meerderheid van de kamer.
De vaststelling van wetten in formele zin geschiedt door de regering en de Staten-Generaal
gezamenlijk. In de meeste gevallen bevatten deze wetten algemeen verbindende voorschriften,
deze zijn niet gericht tot bepaalde (rechts)personen, zijn vatbaar voor herhaalde toepassing en
hebben externe werking. Deze algemeen verbindende voorschriften worden ook wetten in
materiële zin genoemd.
De verdragen omvatten aangelegenheden van het Koninkrijk. De totstandkoming van verdragen
vangen aan met onderhandelingen tussen regeringen, deze onderhandelingen resulteren in het
sluiten van het verdrag. Omdat er overeenstemming is bereikt tussen de verdragsluitende partijen
staat de tekst vast en kan deze niet meer worden gewijzigd. Het Koninkrijk wordt niet aan
verdragen gebonden zonder voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal, de wet bepaalt
echter in art. 7 RwGBV de gevallen waarin geen goedkeuring is vereist. Deze goedkeuring kan
uitdrukkelijk worden verleend in de vorm van een wet in formele zin of met minimaal twee derde
van de uitgebrachte stemmen. Alhoewel geen amendement in de tekst kan plaatsvinden met
betrekking tot het verdrag kunnen bepaalde artikelen voorbehouden worden waardoor deze ná
goedkeuren niet gelden in Nederland. Wanneer de Staten-Generaal geen uitdrukkelijke
goedkeuring wenst kan deze eveneens stilzwijgend worden verleend.
Het opzeggen of de beëindiging van verdragen geschiedt op dezelfde manier als toetreding
hiervan, art. 91 Gw jo. 14 Rgbv. Dat betekent dat er, gelet op de fundamentele belangen van zo’n
opzegging, een goedkeuringswet, en dus geen stilzwijgende toestemming, dient te worden
ingediend. Deze dient te worden aangenomen door het parlement en bekrachtigd te worden door e
Koning alvorens uittreding.
De opvatting van het dualisme houdt in dat een verdrag een overeenkomst is tussen staten welke
nog geen enkel rechtsgevolg heeft voor burgers. Dit rechtsgevolg kan wel bestaan nadat het
verdrag interne werking kent als gevolg van het omzetten van het verdrag in nationaal recht, dit
wordt de transformatieleer genoemd. Het monisme houdt in dat het verdrag een rechtsregeling is
voor een grotere rechtsgemeenschap. Wanneer deze is gesloten heeft deze onmiddellijk interne
werking door haar rechtstreeks normatieve karakter. In Nederland kennen wij het stelsel van een
gematigd monisme, dit houdt in dat een hogere rangorde wordt gegeven aan verdragen ten
opzichte van wetten in formele zin. Deze voorrang geldt echter alleen voor eenieder verbindende
verdragsbepalingen.
Art. 267 VwEU kent de bevoegdheid toe aan leden van de Europese Unie om een prejudiciële
beslissing te vragen aan het Hof van Justitie ten aanzien van de uitleg van bepalingen van het EU-
recht. Zij kunnen immers gebonden worden door het primaire recht of het secundaire recht zoals
verordeningen, richtlijnen en besluiten.
Het begrip deconcentratie is de spreiding van bevoegdheden binnen één en dezelfde
overheidsverband door taken en bevoegdheden toe te kennen aan ambtenaren. Decentralisatie is
de spreiding van taken tussen verschillende overheidsverbanden, de taken hebben betrekking op
het regelen en besturen. Deze spreiding wordt overgedragen door attributie en delegatie. We
onderscheiden twee vormen van decentralisatie, namelijk territoriale decentralisatie en functionele
decentralisatie. Territoriale decentralisatie heeft een open huishouding, nu op voorhand niet
bekend is op welk terrein mag worden bestuurd. Functionele decentralisatie heeft daartegenover
een gesloten huishouding en concentreren zich op een specifieke taak. (Sub)delegatie is
toegestaan wanneer je ‘bij of krachtens’ of enige vorm van ‘regelen’ in de wet tegenkomt maar
wanneer spreekt over ‘bij’ mag er enkel worden gedelegeerd.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper samanthamirellaberardi. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.