Samenvatting SWK 1
- Pedagogisch denken
- Psychologisch denken
,Hoorcollege 1 – Pedagogisch denken
H1 en H2: Smeyers et al.
Leerdoelen:
- Je hebt kennis van het begrip Pedagogiek
- Je kent de kenmerken van een kind volgens Langeveld
- Je kan uitleggen wat voor soort werkveld Pedagogiek is
- Wat de rol van cultuur is binnen pedagogiek
- Je kunt aangeven wat de vier basisdimensies en drie doelen van opvoeden zijn
Het woord Pedagogiek is afgeleid van Paidagogos = Kinderbegeleider. In het oude Griekenland was
Paidagogos een slaaf die kinderen (eerst jongens, later ook meisjes naar school bracht). Pedagogiek
stamt daar vanaf.
Pedagogiek is een praktijkwetenschap: het gaat over het handelen.
Drie vragen staan hierbij centraal. Wat is opvoeding? Hoe kan zij het best bestudeerd worden in de
wetenschap? Welke rol vervult een pedagoog in de opvoedingspraktijk?
Het werkveld Pedagogiek:
Hulpverlener in de jeugdzorg, groepswerker, pedagogisch coach, opvoeding ondersteuner (hulp
bieden aan ouders), leerlingbegeleider, zorg coördinator, trajectbegeleider, beleidsmedewerker
jeugdbeleid, leidinggevende van een kinderopvang en hulpverlener aan jongeren in de wijk.
De moderne pedagogiek:
De moderne Pedagogiek berust op twee principes:
1. Het principe van het kunnen leren
2. Het kind is een vrij en handelend subject
Wat is het verschil tussen nature en nurture?
Nature: alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door aanleg, bijvoorbeeld het genetisch
materiaal. Bij de geboorte was er al bepaalt wat het IQ zou worden en of het goed zou functioneren
in de maatschappij. Nurture: alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door opvoeding,
voornamelijk door de leefomgeving.
Paradox: Opvoedeling uitnodigen tot wat hij/zij nog niet kan en aanspreken als iemand die hij/zij nog
niet is. Hiermee wordt zelfverantwoordelijke zelfbepaling gestimuleerd. Heel belangrijk zelfstandig
handelen te stimuleren. Als je dit bij een kind doet, dan zal die na een tijdje ook zelfstandig worden.
Contrafactische anticipatie: Vooruitlopen op wat nog niet feitelijk het geval is.
,Martines Langeveld (1905-1989) was in de vorige eeuw een belangrijke pedagoog. Hij was
hoogleraar aan de Universiteit in Utrecht. Martines wilde de kinderen benaderen en begrijpen hoe
het kind is. Wie het kind zelf is en zelf wilt zijn. Hij vond het belangrijk dat je, je eigen benaderingen
niet weglegt, maar mee neemt in je kijk op het kind. Het is belangrijk om te kijken door de bril waar
je doorheen kijkt.
Wanneer je het kind onderzoekt vond Martines dat je het kind in zijn eigen omgeving moet laten ipv
uit de omgeving.
Martines vind het belangrijk dat het kind leert zelfstandig te zijn, zodat hij zich kan redden in de
maatschappij. Twee kenmerken: Het kind is afhankelijk van de volwassenen en het kind wilt
zelfstandig zijn. (Voorbeeld dat een kind 14 jaar is en alleen thuis wilt slapen, maar het kind
eigenlijk dit nog niet aan kan).
Martines Langeveld vind normatieve pedagogiek erg belangrijk. Er zijn pedagogen die een
objectieve kijken hebben op de pedagogiek, maar Martines is het hier niet mee eens.
Wanneer je vind dat Burgerschap in het onderwijs verplicht moet worden, omdat je vind dat
kinderen moeten opgroeien tot een democratische burger, dan is dit ook normatief.
Culturele overdracht is erg belangrijk in een opvoeding. Zo heb je joint attention, dat kinderen
automatisch doen.
Joint attention: is de vaardigheid om bepaalde sociale interacties aan te gaan zoals het delen, volgen
en richten van aandacht op een object of gebeurtenis door het gebruik van oogbewegingen en
gebaren en het afstemmen hiervan op de andere persoon.
Bij kinderen met autisme is er minder spraken van joint attention.
Vier basisdimensies van opvoeding:
1. Instructie geven
2. Ondersteuning bieden
3. Controle uitoefenen
4. Grenzen stellen
Drie opvoedingsdoelen:
1. Zelfstandigheid (individu)
Wanneer mag je voor het eerst naar school fietsen?
2. Zelfredzaamheid (samenleving)
Hoe een kind zich weet te houden in de samenleving.
3. Zelfvertrouwen (toekomst)
Heb je zelfvertrouwen in de toekomst, wordt het kind hiervoor gestimuleerd?
, Begrippen:
H1 en 2 Smeyers
Waardenpluralisme: Verschillende culturele groepen in de samenleving maken dat er niet één,
maar meerdere visies op waarden en normen bestaan.
Normatieve wetenschap: Een wetenschap die normatieve uitspraken bevat of stelt. Jouw
zienswijze, mening of norm.
In de geschiedenis zijn er veel theoretische ideeën over de pedagogiek. Je hebt drie theoretische
stromingen, met elk eigen wetenschapstheorieën en inhoudelijke complicaties. Waarheid,
dienstbaarheid en rechtvaardigheid.
Empirisch-analytische pedagogiek: Waarheid. (Empirisch-analytische pedagogiek gaat ervan uit
dat er wetmatige verbanden zijn tussen verschijnselen in de werkelijkheid die objectief en
controleerbaar te onderzoeken zijn.)
Geesteswetenschappelijke pedagogiek: Dienstbaarheid. (Hier kijken ze terug op de pedagogiek in
de geschiedenis. Denk aan kunstgeschiedenis.)
Kritisch-emancipatorische pedagogiek: Rechtvaardigheid.
Rizoom als metafoor voor hoe we naar pedagogiek kijken: De pedagogiek heeft een hele brede
wetenschap. Pedagogiek veranderd er met de tijd. Het is een historische gegroeide discipline.
Denk aan dat we nu sociale media hebben, dit is een grote maatschappelijke ontwikkeling.
Vormingprincipe van het kind: Het kind is afhankelijk van een volwassenen, het kind wilt
zelfstandig zijn
Joint attention: is de vaardigheid om bepaalde sociale interacties aan te gaan zoals het delen,
volgen en richten van aandacht op een object of gebeurtenis door het gebruik van
oogbewegingen en gebaren en het afstemmen hiervan op de andere persoon.
Contrafactische anticipatie: Vooruitlopen op wat nog niet feitelijk het geval is.