Internaliserende problemen
12.1 Inleiding
In de loop van de adolescentie gaan jongeren meer problemen vertonen,
al is de toename minder groot en plotseling dan vaak wordt gedacht
wanneer men het heeft over de puberteit als een periode van 'Sturm und
Drang'. Opvallender is dat zich tijdens de adolescentie duidelijke
verschillen gaan aftekenen tussen jongens en meisjes: jongens
vertonen vaker extemaliserende problemen, meisjes meer
internaliserende.
12.2 Externaliserend versus internaliserend
Met externaliserend worden problemen bedoeld die gepaard gaan met
conflicten met andere mensen of met de maatschappij als geheel en die
zichtbaar zijn aan het uiterlijke gedrag. De term Internaliserend duidt
erop dat problemen met innerlijke onrust gepaard gaan. Soms is die voor
anderen zichtbaar, maar lang niet altijd. Binnen de groep van
internaliserende problemen wordt een verder onderscheid gemaakt
tussen angst, depressiviteit en somatoforme problemen. Met het laatste
begrip worden lichamelijke
klachten bedoeld die geen duidelijke lichamelijke oorzaak kennen, maar
die worden beschouwd als de uiting van psychische onrust. Bij meisjes is
de toename van internaliserende problemen in de loop van de
adolescentie geleidelijk. Bij jongens is de toename minder sterk en is er
tussen 16 en 18 jaar zelfs weer een lichte teruggang. Angststoornissen
blijken het meest voor te komen, daarna stoornissen die te maken
hebben met middelenmisbruik, chronische stemmingsstoornissen, en
gedragsstoornissen.
12.3 Problemen of stoornissen
Problemen geven last aan de betrokkene of aan zijn omgeving, maar zijn
oplosbaar of hanteerbaar met voorlichting en ondersteuning door de
omgeving. Er is geen specifieke behandeling door deskundigen nodig.
Stoornissen zijn veel ingrijpender. Op basis van de definitie in de DSM-IV,
een classificatiesysteem waarmee stoornissen aan de hand van
symptomen en syndromen kunnen worden ingedeeld, formuleerden Slot
en Spanjaard de volgende definitie: 'Een stoornis is een binnen de
geldende cultuur ongebruikelijk patroon van gedragingen dat gepaard
gaat met leed en een minder goed functioneren, of dat in buitengewone
mate het risico verhoogt om in aanraking te komen met lijden, de dood of
vrijheidsverlies.' Stoornissen zijn zulke ernstige problemen, dat er
deskundige hulp nodig is. Wanneer het gaat om psychische stoornissen,
zal die hulp moeten komen van een psycholoog of psychiater. Sommige
stoornissen zijn een dichotoom fenomeen: ze zijn er of ze zijn er niet.
Andere stoornissen kunnen voorkomen in diverse vormen, variërend van
ernstig tot mild. Een voorbeeld van het eerste is een psychose. Dit is een
, toestand waarin iemand niet voldoende onderscheid kan maken tussen
de werkelijkheid rondom en de innerlijke belevingswereld. Naast de
psychotische stoornis bestaan er ook geen lichtere 'psychotische
problemen'.
De internaliserende stoornissen zijn een voorbeeld van de tweede
mogelijkheid. Het is niet zo dat ze wel of niet voorkomen. Ze kunnen in
diverse gradaties voorkomen: als stoornis, maar ook in een mildere vorm
als 'problemen' en in nog mildere vorm maken ze deel uit van het
normale functioneren. Ten slotte zijn er jongeren die erg angstig worden
op momenten dat er door anderen op hen wordt gelet. Die angst is bij
hen zo sterk, dat hun dagelijks leven erdoor wordt ontregeld. Wanneer de
angst zoveel beperking geeft, spreken wij van een stoornis, in dit geval
een sociale fobie, een stoornis die verderop wordt besproken.
12.3.1 Categoriaal versus dimensioneel
In het spreken over stoornissen kunnen twee benaderingen worden
gevolgd. In de categoriale benadering worden stoornissen gezien als
duidelijk begrensde afzonderlijke eenheden (categorieën). In de
dimensionele benadering bestaat de mogelijkheid om in individueel
wisselende combinaties aan te geven op welke gebieden (dimensies)
sprake is van een zekere mate (milder of ernstiger) van problemen.
De categoriale benadering
Het bekendste voorbeeld van de categoriale benadering van psychische
stoornissen is de DSM-IV het eerder genoemde classificatiesysteem van
de Amerikaanse
vereniging van psychiaters, inmiddels opgevolgd door de DSM-IV-TR.
Hierin worden stoornissen gecategoriseerd op grond van bepaalde
combinaties van verschijnselen. Wanneer bij een jongere zo'n combinatie
wordt aangetroffen, wordt gezegd dat hij of zij aan deze stoornis lijdt.
Wanneer het de combinatie betreft van een prikkelbare stemming, verlies
van plezier aan activiteiten, verlies van eetlust en moeite met inslapen,
wordt gesproken van een depressieve stoornis. Bij de combinatie van
druk gedrag, impulsiviteit en concentratieproblemen wordt gesproken van
een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. In de geneeskunde
wordt voor een dergelijke combinatie van verschijnselen of symptomen
het woord 'syndroom' gebruikt. Wanneer blijkt dat een syndroom een
duidelijke oorzaak kent, wordt gesproken van een 'ziekte'.
Voordelen en bezwaren
De categoriale benadering heeft als groot voordeel dat het mogelijk wordt
om binnen de wetenschap en binnen de praktijk van de behandeling met
elkaar te communiceren. Door af te spreken om pas van een depressie te
spreken wanneer bepaalde criteria aanwezig en andere criteria afwezig
zijn, kan men nagaan of een behandeling die elders is ontwikkeld voor
depressieve jongeren ook werkzaam is voor de jeugdige patiënten van