Samenvatting Preventie in de hulp- en dienstverlening
H1. Preventie: beleid, begrippen en modellen
Preventie: het door middel van doelgerichte, georganiseerde activiteiten voorkomen van
ernstige problematiek bij mensen, of van een verergering van die problemen.
Psychosociale preventie: gaat om de problematiek die als ernstig wordt ervaren , waarvan
de persoon, diens omgeving of de samenleving veel last ondervindt, en die ertoe leidt dat
men niet meer ‘’goed’’ functioneert en waarvoor men niet van(zelf) een oplossing vindt.
Verschillende soorten preventie:
- Collectieve preventie: doelgroepen van wisselende omvang.
- Individuele preventie: begeleiding en advisering gericht op één persoon.
- Specifieke preventie: richt zich op het voorkomen van 1 specifiek, min of meer
duidelijk af te bakenen probleem.
- Generale preventie: richt zich op een bepaalde doelgroep om problemen in meer
algemene zin te voorkomen. Bv. jongeren sociale vaardigheden leren voor hun
reflectief vermogen en zelfredzaamheid.
- Situationele preventie: door ingrepen in de fysieke omgeving wordt de kans op
criminaliteit verkleind.
- Persoonsgerichte preventie: kan zich richten op daders van criminaliteit, of op
slachtoffers. Gaat altijd uit van het individu en valt dus samen met individuele
preventie.
- Directe preventie: men richt zich direct op de eigenlijke doelgroep en als uitvoerder
van het preventieproject zelf in contact staat met de betrokkenen.
- Indirecte preventie: men probeert de doelgroep van bijvoorbeeld jongeren op een
meer indirecte wijze te beïnvloeden via tussenpersonen, zoals huisartsen,
buurtwerkers of leerkrachten.
- Primaire preventie: het aantal nieuwe uitingen van het probleem over een bepaalde
periode moet omlaag en er moet dus voorkomen worden dar aandoeningen,
problemen of stoornissen zullen optreden. De incidentie moet omlaag.
- Secundaire preventie: het totaal aantal problemen (zowel nieuwe als oude) moet op
een bepaald tijdstip minder worden door activiteiten die ten doel hebben de duur van
de stoornis te verminderen. De prevalentie moet verminderd worden.
- Tertiaire preventie: richt zich op de reductie van de negatieve gevolgen van een
probleem in een bepaalde gemeenschap waarbij zoveel mogelijk ondervangen van
de gevolgen en beperkingen van het probleem of. Bv; behandeling, revalidatie,
nazorg.
Hedendaagse preventieprogramma’s kenmerken zich door: idealisme, verreikende
ambities en pretenties.
Preventie berust altijd op: normen, bijvoorbeeld over de ‘’juiste’’ opvoeding van kinderen,
een verantwoorde en gezonde levenswijze, een acceptabele en hygiënische omgang met
het eigen lichaam of de natuur en de hantering van primaire relaties.
Integrale aanpak voor veiligheid: ook andere partijen dan het bestuur, de politie of het
Openbaar Ministerie moeten een actieve rol spelen zoals bedrijven, maatschappelijke
organisatie of groepen burgers. De gemeente krijgt de rol van regisseur toegewezen.
, Uitgangspunt: een goed evenwicht tussen preventieve en representieve maatregelen.
Aandachtsgebieden: overlast publieke domein, geweldscriminaliteit,
jeugdcriminaliteit, een veilige leefomgeving en verkeerveiligheid. Jeugdcriminaliteit
springt hieruit.
Notitie jeugdcriminaliteit: de justitiële aanpak van jeugdcriminaliteit kan niet enkel
repressief zijn, maar zou moeten aansluiten bij een preventieve bandering in het kader van
zowel jeugdbeleid als het gemeentelijk veiligheidsbeleid.
Notitie ‘’Criminaliteit in Relatie tot Integratie van Etnische Minderheden (de CRIEM
nota): aanleiding was de relatief hoge criminaliteit onder jongens en jonge mannen uit
etnische minderheidsgroeperingen. Oorzaak problemen jeugdcriminaliteit: onvoldoende
maatschappelijke integratie. Er wordt gepleit voor een nieuwe aanpak van deze problemen
Centrale elementen: duidelijke regie, een sluitende aanpak gericht op de specifieke
problematiek van deze groepen jongeren, en ruimte voor maatwerk en voor een
individuele aanpak.
3 preventieve beleidssporen:
- 1e: richt zich op de voorschoolse periode, waarbij moet worden geprobeerd te
voorkomen dat allochtone kinderen al met een achterstand op de basisschool
beginnen.
- 2e: het gericht voorkomen van spijbelen en vroegtijdige schoolverlaten.
- 3e: gericht op de ontwikkeling van een aanpak voor jongeren uit etnische
groeperingen die crimineel gedrag vertonen. Vroegtijdig en consequent ingrijpen
zijn daarbij kernelementen.
Vervolgnotitie ‘’vasthoudend en effectief’’: er werd vastgesteld dat de gepleegde geiten
ernstiger worden en er een intensievere, gezamenlijke en breed gedragen aanpak
noodzakelijke is.
3 deelaspecten van het te voeren beleid:
- 1e: een pakket van algemene preventieve maatregelen moet worden ontwikkeld.
Zoals; opvoedondersteuning, vroegtijdige signalering, preventieve aanpak in
onderwijs, leerlingbegeleiding.
- 2e: meer gerichte preventieve aanpak die zich moet concentreren op ernstige
risicofactoren, zoals de kennelijk verhoogde vatbaarheid van het kind voor een
criminele ontwikkeling.
- 3e: een meer repressieve aanpak met meer instrumenten waarmee het risico op
recidive gescreend kan worden met nieuwe vormen van casusoverleg en
casusbewaking. Ook verplichte nazorg, waarbij veel plegers extra aandacht
krijgen.
Verschil preventie en hulpverlening: bij hulpverlening is er een hulpvraag en bij preventie
niet.
Beperkingen van preventie:
- Men is vaak onvoldoende in staat om nauwkeurig categorieën met een hoog
risico te omschrijven. Selectiemethoden van risicogevallen bevatten vaak veel
fouten.