Tentamenstof atelier 2 jaar 1 (Organisatieplan)
Op de balans staan de bezittingen(activa en kapitaal) op W&V kosten opbrengsten.
Op de liquiditeitsbegroting staat alleen dingen die al uitgegeven en ontvangen zijn.(hoeven niet persé kosten en opbrengsten te zijn. Lening en afschrijving
hoor er ook bij)
Liquiditeitsbegroting= ontvangst-uitgaven=netto winst+ beginsaldo liquiditeitsbegroting= eindsaldo liquiditeitsbegroting.
Transactie/voorzorg/speculatie motief
Vrijekasstromen= winst na belasting + afschrijvingen – investeringen + desinvesteringen.
Netto werkkapitaal= is vlottende activa - vlottende passiva. (des/investeringen)
Kasstroomcirkels= door inkoop grondstof/werknemers neemt vermogensbehoefte toe. Voor betaling hiervan moet bankkrediet worden afgesloten.
Ratio (Bedrijfsresultaat: Netto omzet – Bedrijfskosten)
bedrijfsresultaat ( winst+rent )
rentabiliteit totaal vermogen RTV = ∗100 %
gem . investerend vermogen
winst
rentabiliteit eigen vermogen REV = ∗100 %
gem. investerend e v
winst na belasting
rentabiliteit eigen vermogen REV na belasting= ∗100 %
gem .investerend e v
betaald intrest
rentabiliteit vreemd vermogen RVV = ∗100 %
gem .investerend v v
Bruto Werkkapitaal = Vlottende Active + Liquide Middelen
Netto Werkkapitaal = Vlottende Active + Liquide Middelen – Kort Vreemd Vermogen
Solvabiliteit is in welke mate je je vreemd vermogen kan terug betalen
vv berijfsresultaat
debtratio= rentedekkings factor=
totaal vermogen intrestlasten vv
Liquiditeit is in welke mate je je vlottende activa kan afbetalen.
vlottende activa (hoe vaak
netto werk kapitaal =vlottende activa−kort vv (is het mogelijk) current ratio=
kort vv
vlottende activa−voorraad (snel geld vrijmaken)
mogelijk) quik ratio=
kort vv
Terugverdienperiode=-investeringen +winst=0
Netto contante waarde= -investeringen+ vrijekasstroom/1+i^n
aanschafwaarde−restwaarde
afschrijving=
levensduur
functieomschrijving, Opgedeeld in de volgende onderwerpen:
- taakinhoud, wat is de taak van de persoon.
- bevoegdheden, het recht om beslissingen te mogen nemen.
- verantwoordelijkheden, om de taak naar het beste kunnen uit te voeren/rapporteren.
- niveau in de organisatie, op welk hiërarchisch niveau staat de persoon.
- relatie met andere organisatieleden, aan wie moet worden gerapporteerd bij problemen.
- karakter van de functie, wat is de soort functie, bijv. productie of inkoop.
Delegeren: het overdragen van een taak met bijbehorende verantwoordelijkheid en bevoegdheden.
- er zijn verschillende graden: Terug rapporteren, Onderzoek+ aanbeveling,
Onderzoek+ aanbeveling+ geplande acties, Onderzoek+ acties ondernemen+ aanbevelen over ondernomen acties, Onderzoek+ neemt actie.
o Centralisatie, alle beslissingen gemaakt door een paar mensen aan de top.
o Decentralisatie, beslissingsbevoegdheden verdeeld over plaatsen, ook lager in organisatie.
Omspanningsvermogen
o Het aantal ondergeschikten dat een leider effectief leiding kan geven. Hoe groter de omspanningsvermogen hoe platter de organisatie structuur is.
Bepaalt door:
- De aard van de leider, de persoonlijkheid, deskundigheid en tijd van de leider.
- De aard van medewerkers, persoonlijkheid en deskundigheid van medewerker.
- De aard van de organisatie, delegatie, communicatie, planning, besluitvorming enz.
- De aard van het werk, variëteit, complexiteit, routinematigheid enz.
- Het karakter van het werk, is het beleid of uitvoering intensief.
Problemen worden verholpen door meer delegatie van taken, assistent-manager, persoonlijke assistent of het invoeren van een nieuwe orgaan.
Type organisaties
Een organisatiestructuur is de manier waarop taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden in een organisatie zijn verdeeld. Ook hoe de onderlinge relaties
zijn geregeld.(de organieke en personele structuur spelen een rol)
- Werkextrinsieke factoren: lawaai geluid.
- Werkintrinsieke factoren: onderdelen binnen de taak.
taak verrijking(meer beslissingen binnen de taak) taakverruiming(meer elementen die erbij horen toevoegen) taakroulatie(taken uitwisselen met anderen)
- Mechanistische organisatie model lijkt op de werking van een machine.
Hiërarchische organisatiestructuur, iedereen een eigen taak, duidelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden, centraliseerde
besluitvorming, communicatie van boven naar beneden, weinig verandering volgens een vast schema.
- Organistisch organisatiemodel lijkt op een levend orgaan. Dynamische omgeving en flexibel.
- Lijnorganisatie is de basisvorm. Strikte hiërarchische verhoudingen, bevelen van top-down. Iedere persoon heeft maar 1 leidinggevende boven
zich. Veel zichtbaar in kleine bedrijven omdat alle communicatie via 1 lijn loopt, wordt snel overbelast.
Hoe richt je je organisatie in:
Organieke structuur: de verschillende organen (groepen) met een eigen taak.
Personele structuur: de structuur binnen een orgaan. Gekeken naar:
Hiërarchische verhoudingen. (wie geeft de opdracht) Personele bezittingen. (wie waar werkzaam en wat doen ze)
Bevoegdheden. (wie mag welke beslissingen maken) Communicatie. (wie informeert anderen en hoe)
, Verticale differentiatie is het geven van een opdracht aan een lagere groep, dus een opdracht van een baas naar de secretaresse.
- Kosten motief: taken moeten zo verdeeld worden dat er efficiënt wordt geproduceerd, de baas gaat dus geen notulen uitschrijven maat dat
doet de secretaresse.
- Bestuur motief: de taken moeten zo worden verdeeld dat er besturing en toezicht mogelijke is.
- Sociale motief: bij het geven van taken moet hier rekening mee worden gehouden zodat het niet te eentonig wordt en mensen motivatie
ontbreekt.(afwisseling, verantwoordelijkheid en beslissingsbevoegdheid)
- Maatschappelijke aspecten: er moet rekening gehouden worden met maatschappelijke eisen zoals bijv. de arbo wet.
Horizontale richting: je moet taken die aan elkaar te koppelen zijn samenvoegen tot functie.
- Interne differentiatie: samen koppelen op taak bijv. aparte afdeling voor alle inkoop, productie en verkoop. Met onder elke aparte afdeling
weer uitvoerende werknemers.
- Interne specialisatie: samen koppelen op eindresultaat. Bijv. afdeling stoelen en afdeling banken. Binnen de afdeling is dan inkoop productie
en verkoop samengevoegd.
Kan ook op product-indeling(stoel, tafel), markt-indeling(klein/groot handel), geografische-indeling(Europa, Afrika, Overijssel).
Voor en nadelen organisatie (vormen hoofdstuk 11)
Interne differentiatie: Interne specialisatie:
- Efficiënt gebruik van beschikbare personeel, want wordt voor - Betere coördinatie tussen de procescirkel.
meer activiteiten gebruikt. - Kortere communicatielijn, snellere probleem oplossing.
- Het bereiken van grote vaardigheid en routine. - Minder eentonig werk.
- Goede mogelijkheden tot automatisering. - Minder efficiënt gebruik van middelen.
- Er ontstaat een coördinatie probleem door het breken van de - Minder functionele deskundigheid.
samenhang van cirkel. - Gedeeltelijke specialisme met betrekking tot de verschillende
- Eentonigheid van het werk. verwerkingsprocessen.
- Geringe flexibiliteit van persoon omdat die maar 1 taak heeft.
ICT
Hoofdstuk 5 ICT
Opdrachten maken van hoofdstuk 5
De lectuur en sheets en boek!!! Zonder boek maar antwoord op 2 van de 9 vragen
Recht
Hoe is het bij aansprakelijkheid maatschap vof en bv
o Vof prive aansprakelijk
o Bv niet prive
o Goed lezen
Wat is een vof?
o Contract tussen aantal oprichters van een bedrijf.
o Vorm vrij mag zelf betalen hoe alles wordt verdeeld qua winst en inbreng. Dit moet
dan wel in het contract staan anders is winst verdeling gelijk verdeelt tussen alle
personen.
Auteursrecht goed doornemen.
o Welke belangen wegen zwaarder.
Octrooi/merkrecht aan welke eisen moet dat voldoen.
Wanneer kun je een overeenkomst ontbinden/schade vergoeding vragen/ iemand in gebreke
stellen.
Wat kun je doen als een overeenkomst niet wordt nageleefd. Eigen prestatie
opschorten/schade vergoeding eisen.
o Niet mogelijk om een overeenkomst zomaar te vernietigen.
o Deze begrippen goed bekijken wat het inhoud(nietig verklaren)
Goed weten wat is een maatschap wat is een vof hoe wordt dat geregeld, kan één persoon
zo maar een overeenkomst aangaan.
Wat is een bv en nv
Hoofdstuk Financiële overzichten (3)
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Vreemd vermogen
Balans
Resultatenrekening
Opbrengsten
Kosten
Opbrengsten