F
Werkboek TBO3
Visie op omgaan met verschillen in het bewegingsonderwijs
Tijn Merkx (1142385)
Tymo Berende (S1126697)
Lars Brummelman (S1141450)
TBO3 - Visie op omgaan met verschillen in het bewegingsonderwijs
LVOLO3.TBO3.VT.19
Inleverdatum: 01-07-2022
1
Docent: Gerben Bakker
,Inhoudsopgave
Studievragen teksten Beek (2011a, 2011b, 2011c).............................................................................3
1.1 Motorisch leren: uitgangspunten en overwegingen (Beek, 2011a)..........................................3
1.2 Motorisch leren: het belang van een externe focus van aandacht (Beek, 2011b)....................5
1.3 Motorisch leren: het belang van impliciete kennisopbouw (Beek, 2011c)...............................6
Verwerkingsopdracht onderwijskundig-didactisch perspectief (1).....................................................7
1.4 Uitwerking verwerkingsopdracht onderwijskundig-didactisch perspectief (1).........................7
Studievragen bij de tekst van Crum (2004), Kok & Nuij (2016).........................................................10
2.1 Retrospectief: over de actualiteit van enkele Gordijniaanse noties (Crum, 2004)..................10
2.2 Bewust uitlokken van een (on)bewust motorisch leerproces (Kok & Nuij, 2016)...................12
Verwerkingsopdracht onderwijskundig-didactisch perspectief (2)...................................................14
2.3 Uitwerking verwerkingsopdracht onderwijskundig-didactisch perspectief (2).......................14
Lesvoorbereiding les 1: Smashbal.........................................................................................................15
Lesvoorbereiding les 2: Smashbal.........................................................................................................17
Lesvoorbereiding les 3: Smashbal.........................................................................................................19
Studievragen teksten Arendt (1994), Berding (2018), Pols (2001), Heij (2008), Sanderse (2013).. . .22
3.1 Tussen verleden en toekomst: de crisis van de opvoeding (Arendt, 1994).............................22
3.2 Voorbij de pedagogiek van de regel (Pols, 2001)....................................................................22
3.3 ‘Verantwoord’ bewegingsonderwijs (Heij, 2008)....................................................................23
3.4 Leraren met karakter (Sanderse, 2013)..................................................................................24
Verwerkingsopdracht pedagogisch perspectief................................................................................26
3.5 Uitwerking verwerkingsopdracht pedagogisch perspectief....................................................26
Studievragen teksten Reijgersberg, Lucassen, Pot & Van Hilvoorde (2012), Pot (2014), Van der
Palen & Radstake (2012)..................................................................................................................29
4.1 Toekomstscenario’s voor schoolsport: Inventarisatie, vergelijking en perspectieven van
schoolsportactiviteiten (Reijgersberg, Lucassen, Pot & Van Hilvoorde, 2012)..............................29
4.2 Sportparticipatie verhogen door schoolsport? (Pot, 2014).....................................................31
4.3 (H)erkend beweger: opvoeden binnen bewegingsonderwijs (en sport) bij het verwerven van
een beweeg- en sportidentiteit (Van der Palen & Radstake, 2012)..............................................32
Verwerkingsopdracht sociologisch perspectief................................................................................33
4.4 Uitwerking verwerkingsopdracht sociologisch perspectief.....................................................33
2
, Hoofdstuk 1 - Onderwijskundig-
didactisch perspectief (1)
Studievragen teksten Beek (2011a, 2011b, 2011c)
1.1 Motorisch leren: uitgangspunten en overwegingen (Beek, 2011a).
1. Welke definitie van motorisch leren wordt door Beek gehanteerd?
Een proces dat leidt tot relatief duurzame veranderingen in het gedragspotentieel als gevolg
van specifieke ervaringen met de omgeving.
2. In de definitie die Beek hanteert worden drie essentiële aspecten cursief weergegeven.
Noem deze drie aspecten en licht ze toe.
- Relatief duurzame: je mag spreken van leren als blijkt dat het gene wat geleerd is op
lange termijn effect heeft op de prestatie, niet alleen in trainingen maar ook een
prestatieverbetering in bijvoorbeeld wedstrijden.
- Gedragspotentieel: het effect wat de training daadwerkelijk heeft gehad, dit is te
controleren door te kijken hoe je hetgeen wat je geleerd hebt nog beheerst na een
aantal dagen/weken.
- Specifieke ervaring: Je leert door te trainen op een specifieke sport situatie. Hierin kan je
in trainingen gebruik maken van hulpmiddelen.
3. Wat verstaat Anders Ericsson onder ‘deliberate practice’ en geef aan wat belangrijke
uitgangspunten zijn bij ‘deliberate practice’.
Deliberate practice is het oefenen/trainen naar een doelen die buiten het niveau van de
deelnemer. Het gene wat je wilt leren is iets wat je nog niet kan en gaat vaak samen met het
combineren met 2 oefeningen.
Uitgangspunten: de sporter is maximaal gefocust op het gestelde doel. Gerichtheid en
kwaliteit van trainen.
4. De effectiviteit van een bepaalde leermethode is afhankelijk van meerdere factoren. Deze
factoren worden schematisch weergegeven in figuur 2 op bladzijde 10. Licht elke factor
(drie stuks) én de invloed van de context kort toe.
Trainer/coach: de werkwijze van de trainer/coach, elk individu heeft een voorkeur voor een
andere werkwijze.
Oefeningen/leermethode: de oefeningen die je doet als sporter zullen voor iedereen anders
worden opgepakt. De ene sporter heeft liever techniek oefeningen en de ander heeft liever
andere soort oefeningen waarbij er impliciet geleerd wordt.
Sporter/atleet: als sporter of atleet heb je ook een bepaalde voorkeur voor oefeningen en
trainingsmethodes. Past de leerstijl niet bij jou zul je minder goed leren/presteren.
5. Beek stelt in zijn tweede, derde en vierde artikel het drie-fasen-model van Fitts en Posner
ter discussie. Dit doet hij aan de hand van drie steekwoorden: ‘aandacht’, ‘kennis’ en
‘variatie’. Geef een toelichting op dit drie-fasen-model.
3
, Volgens het 3 fasen systeem van Fitts en Posner kun je een nieuwe techniek of beweging het
beste aanleren door 3 stappen door te lopen. Deze 3 stappen zijn: 1. Cognitieve fase, hierin
voer je stap voor stap de handeling uit. 2. Associatieve fase, waarin de verschillende
bewegingen samen komen tot de totaal beweging. 3. Autonome fase, hier kan de beweger
de beweging zelfstandig en onbewust. Als je een beweging op deze techniek aanleert wordt
de beweging echt ingeslepen.
4