Soorten psychofarmaca
Antipsychotica
Neuroleptica
Patiënten ervaren gevoel van distantie tov eigen beleving, lichte depersonalisatie of emotionele vervlakking.
Leidt niet tot gewenning of tolerantie
Klassieke typische antipsychotica (Haloperidol-Haldol)
Moderne atypische antipsychotica (Risperdal) : selectiever beïnvloeding van het dopaminerge
receptorensysteem en minder van andere (bv cholinerge en histaminerge) neurotransmittersystemen →
minder bewegingsstoornissen
Blokkade dopaminereceptoren in het centrale zenuwstelsel (D1, vooral D2 en D4 voor prefrontaal en basale
ganglia (motoriek)
Lage potentie: kalmerend bij geagiteerde personen
Hoge potentie: D2 blokkeren, bij psychoses
Indicaties:
- Stoornissen in denken en waarneming (wanen, hallucinaties zoals bij schizofrenie)
- Grote onrust bij organische syndromen, zoals dementie en delier
- Bipolaire stoornis of acute manie, ook onderhoudsbehandeling ter recidiefpreventie
- Additiebehandeling (toevoeging bij andere medicatie) bij obsessieve-compulsieve stoornis
- Zeldzame en niet-psychiatrische aandoeningen, zoals La Tourette en Huntington
Bijwerkingen:
Dopamine belangrijk bij extrapiramidaal systeem (deel van bewust motorisch systeem dat niet via het
ruggenmerg (piramidaal) loopt).
Stoornis extrapiramidaal systeem: parkinsonisme, stopt meestal bij het stoppen vd medicatie
Bij Parkinson: dopaminetekort, onomkeerbaar
Extrapiramidale bijwerking van typische klassieke antipsychotica (door blokkade van dopaminereceptoren):
- Acute dystonieën: spierspasmen oog, kaak, nek of rug, al bij begin van behandeling
- Parkinsonisme: voorovergebogen, tremors, bewegingsarmoede, kleine pasjes, starre
gelaatsuitdrukking (zeer storend → gemakkelijk medicatie opgeven)
- Akathisie: bewegingsdrang, gevoel van innerlijke onrust, niet kunnen stilzitten. Pas na enkele weken
behandeling
- Tardieve dyskinesieën: Onwillekeurige bewegingen vd kleine spieren in het hoofd-halsgebied. Sociaal
zeer hinderlijk. Pas na maanden of jaren, bij 10% tot 25%. Vaak irreversibel.
Bij atypische moderne antipsychotica:
De effecten op acetylcholine en serotonine doen effect op extrapiramidale systeem teniet.
Ontregeling glucose-vetmetabolisme → gewichtstoename en diabetes type 2, hart- en vaatziekten
(metaboolsyndroom)
Blokkade histaminereceptoren: sufheid en gewichtstoename
Blokkade acetylcholinereceptoren: droge mond en moeite scherpstellen van ogen
Blokkade noradrenerge receptoren: orthostatische hypotensie (duizeligheid bij houdingsverandering) en
slaperigheid
Maligne neurolepticumsyndroom: stijfheid, koorts, leverfunctiestoornissen en ontregeling hartfunctie centrale
temperatuur en bloeddruk. Overgevoeligheidsreactie op middel. Zeldzaam, maar levensbedreigend
Karlien Dekoster 1
, Indien inname medicatie niet lukt, gebeuren er depot-toedieningen: oplossing ingespoten in spierbundel die
het geneesmiddel langzaam afgeeft in de bloedbaan met en vrij constante concentratie
Antidepressiva
Farmacologische werkingsmechanisme, bijwerkingen, interacties en eventuele ervaring van middel bij patiënt
in het verleden bepalen de keuze uit verschillende antidepressiva.
Leidt niet tot gewenning of tolerantie
Verdeling: Effect op de noradrenalinereceptor of op de serotoninereceptor
Verdeling:
- Tricyclische antidepressiva (TCA’s) (klassieke antidepressiva): Drie aan elkaar gekoppelde ringen.
- Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s): Blokkeren selectief de heropname vd
neurotransmitter serotonine (bv Prozac)
- Modernere antidepressiva: niet-TCA’s en niet-SSRI’s, hebben invloed op serotonine-, noradrenaline-,
melatonine- of andere receptoren
- Monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers): bijvoorbeeld tranylcypromine (Parnate), blokkerende
werking op MAO-enzym waardoor afbraak van neurotransmitters geblokkeerd wordt. Ernstige
bijwerkingen indien in combinatie met hoge hoeveelheid tyramine (in sommige kazen, banaan, salami
en rode wijn): plotselinge bloeddrukverhoging
Antidepressiva (werkt bij 50%-70%) verbeteren neurotransmissie (door bv heropname te remmen waardoor
meer in de synapsspleet) en prikkelen receptoren → down-regulation: verhoogde concentratie
neurotransmitter bij receptor neemt aantal receptoren en gevoeligheid van receptor af waardoor geen
overstimulatie ontstaat wat resulteert in normalisering van het evenwicht. Down-regulation is de reden
waarom antidepressiva pas klinische effect heeft na 3-4 weken en er in de eerste weken veel bijwerkingen zijn.
Indicaties:
- Depressieve stoornis (Indien geen depressieve stoornis niet stemmingsverbeterend en hoe ernstiger
de depressie en met meer vitale kenmerken, hoe beter de werking)
- Angststoornissen (agorafobie en paniek (serotonine), GAS, sociale)
- Posttraumatische-stressstoornis, aangrijpende gebeurtenis in omgeving
- Agressie
- Obsessieve compulsieve stoornis
- Slaapstoornissen
- Pijnstoornissen
- Eetstoornissen (Serotonine)
- Stemmingsstabiliserend bij borderline-persoonlijkheidsstoornis en anti-obsessief effect bij obsessieve-
compulsieve persoonlijkheidsstoornis (SSRI’s)
Bijwerkingen
Vooral in het begin, gevaar voor vroegtijdig stoppen. Gevoel van gejaagdheid en onrust, zelfmoordgedachten
→ belang hechten aan overdosering. Serotonerge middelen hiervoor het veiligste, TCA’s minder veilig
- SSRI’s vooral serotonerge bijwerkingen: maag-darmklachten, misselijkheid en gejaagdheid in
beginfase. Hoofdpijn, onrustig slapen, seksuele functiestoornissen.
Tricyclische en moderne antidepressiva: bijwerkingen op meerdere neurotransmittersystemen (serotonine,
noradrenaline, histamine,..)
- Anticholinerge bijwerkingen: droge mond, wazig zien, versnelde hartslag, zweten, obstipatie,
plasproblemen bij vergrootte prostaat bij ouderen
- Noradrenerge bijwerkingen: potentiestoornissen, verlaagde bloeddruk, orthostatische hypotensie
(bloeddrukdalingen en duizeligheid bij plotselinge houdingsveranderingen)
- Histaminerge bijwerkingen: sufheid en gewichtstoename
Bij plotseling staken van medicatie: onttrekkingsverschijnselen (slaapklachten, agitatie en angst –> langzame
afbouwing. Hoe langer de inname was, hoe langzamer het afbouwen
Karlien Dekoster 2