Wat is kwalitatief onderzoek (h1)
Vormen van kwalitatief onderzoek
Observeren
Observatie is het voor langere tijd bestuderen van een sociale omgeving. De veldnota is de
manier van analyse waarin wordt opgeschreven wat er gebeurt (zien, horen meemaken)
Diepte interview
Diepte interviewen is de respondent vragen om langdurig te praten over zijn/haar leven (mbt.
onderzoeksonderwerp), in natuurlijke taal.
Focusgroepen
Focusgroepen zijn groepsgesprekken onder leiding van een moderator, er worden
onderwerpen aangereikt en de groep spreekt hierover (interactie is essentieel voor
focusgroepen).
Casestudie
Case studies zijn opgebouwd uit probleem, inzicht, doelen en cijfers. Er wordt een
onderwerp tot in de diepte bestudeerd.
Kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek
De onderzoeker op zoek naar de interpretatieve wijze van die de wereld beschrijft staat
centraal. Processen moeten betekenisgeving krijgen. Ook de dagelijkse omgeving staat
centraal.
Ook nadruk op de methodologische eenheid, een combinatie van onderzoekstechnieken om
tot het antwoord op de onderzoeksvraag te komen.
Kenmerken kwalitatief onderzoek
1. De vraagstelling
Dagelijkse werkelijkheid staat centraal. Begrijpen hoe sociale betekenisgeving tot stand
komt en hoe sociale processen verlopen. Er is geen interesse in getallen (prevalentie etc.)
- Deductief perspectief: onderzoeker die door literatuurstudie en voorgaande
resultaten met een schema (vb. gesloten vragenlijst) de geïnterviewde
ondervraagt/observeert.
- Inductief design: zoeken van de schema’s bij de onderzochten zelf, niet van tevoren
hypothese testen.
2. Het onderzoeksdesign
Transcendentale realisten: sociale fenomenen bestaan (ook buiten ons eigen brein),
wetenschapper is in staat om wetmatige en redelijk stabiele relaties in objectieve wereld te
ontdekken. Concepten kunnen worden ontwikkeld en theorieën ontdekt/gemaakt.
Het design is flexibel. Het onderzoeks speelt zich in een natuurlijke omgeving af (leefwereld
van betrokkenen zelf). En het is gericht op het holistisch begrijpen van de context.
Onderzoeksdesign = vooraf onderzoek uitdenken en organiseren (werkplan)
Holistisch = design moet het onderwerp op een systematische, alomvattende en
geïntegreerde manier benaderen.
,→ Niet alles van tevoren vastzetten, mogelijkheden blijven open
3. Dataverzameling
Meerdere dataverzamelingsmethoden worden gebruikt, wel een dominant aanwezig.
Gebruik is flexibel en veel mogelijkheden zijn er.
Kenmerk → langdurig contact met het onderzoeksveld en diepgaand contact.
4. De analyse
Analyse vooral gedaan op basis van eerdere teksten (niet van cijfers, die kunnen wel
ondersteunen). Het doel is lezen, coderen en interpreteren van data door de onderzoekers.
Er worden concepten gemaakt en een theorie geconstrueerd.
Het doel van de analyse is betekenisgeving geven aan sociale processen en begrijpen van
mensen. Er zijn geen voorgeprogrammeerde routines daarvoor (wel in kwantitatief
onderzoek). Je wil de diepte begrijpen en niet representatief beschrijven, centraal in de
analyse staan de processen.
5. De rapportage
In de rapportage wordt uitgebreid (dus niet beknopt!) een beschrijving gegeven van het
materiaal dat verzameld is.
- Toegankelijkheid en leesbaarheid voor iedereen is van belang
- Feedback aan de respondenten wordt gevraagd over de resultaten
- Check of de onderzoeker de resultaten zo heeft opgeschreven zoals de respondent
bedoelt heeft
Kritiek op kwalitatief onderzoek
Wetenschappelijkheid
Het doel is niet om studieresultaten te repliceren of representatieve resultaten te krijgen voor
de populatie. Het doel is het begrijpen en diep door te dringen in de leefwereld van mensen
(kan wetenschappelijke kennis bereiken).
Resultaten zijn meningen/opinies (van respondent en onderzoeker)
Opinie van de respondent staat centraal. De onderzoeker mag niet zijn/haar eigen opinie
laten doorschemeren en meenemen in het onderzoek. Er zijn systematische analyse
procedures en controles om dit te voorkomen.
Kwalitatief onderzoek is soft (onzorgvuldig en onnauwkeurig)
De softe data (meningen/ervaringen) kun je uit cijfers niet halen (die wel meer
nauwkeurigheid en zorgvuldigheid hebben), het kunnen interessante resultaten worden die
je niet met cijfers kunt krijgen.
Onderzoek is niet gebaseerd op een toevalssteekproef en de steekproeven zijn klein
Door de steekproef op basis van theorie te selecteren worden hypothesen juist grondig
getest en krijg je juist iets meer generaliseerbaarheid. De resultaten hoeven niet
representatief te zijn voor de populatie maar moeten in een theoretisch kader kunnen
worden geplaatst.
,De steekproef is klein omdat de werkwijze geen grote steekproef vereist. Grotere
steekproef zorgt voor herhaling van dezelfde resultaten → verspilling van tijd en
geld.
Nauwkeurig werken is vereist.
Paradigma’s in kwalitatief onderzoek
Positivisme
De wereld wordt verklaard door de wetenschappelijke methode van aanwezige relaties. De
maatschappij als een organisch wezen dat met behulp van sociale fysica geanalyseerd kan
worden.
- Gaat uit van de objectieve werkelijkheid buiten ons bestaan
- Onderhevig aan natuurwetten (wetmatig)
- Te kennen door afstand tussen kenner (object) en gekende (subject)
- Object en subject beïnvloeden elkaar niet
- Controleerbaar en reproduceerbaar (unity of methods)
- Objectief, rationeel en neutraal (waardevrij)
Voorbeeld: Post traumatische stress meten door lichamelijke functies aan de hand van
apparatuur, tellen hoe vaak iemand er last van heeft, hoe lang iemand er last van heeft,
uitdrukken in getallen.
Interpretativisme (weber)
Hieronder vallen de fenomenologie, het constructivisme en de kritische theorie.
Het enige dat objectief vast te stellen is, zijn individuen binnen sociale relaties. Algemene
wetten in sociale wetenschappen zijn onmogelijk. Het interpretivisme gaat om
betekenisgeving bij sociale actoren, begrijpen van het menselijk handelen. Dit leidt tot
kernbegrip en wetenschappelijke activiteit.
Verstehen: identificatie van processen waarmee individu betekenis aan iets geeft.
1. Inbeelden wat de stimulus doet voor het individu
2. Inbeelden wat motief van gedrag (respons) van het individu kan zijn
3. Verbinding maken tussen stimulus en respons en proberen een logische connectie te
identificeren (identificatie van gedragsregels)
→ Doel: algemene modellen opstellen, beter begrip van de samenleving krijgen.
Positivisme vs interpretivisme
Tweedeling op continuüm met allerlei tussenposities.
- Objectivistische benadering: wereld buiten de mens bestaat en kan op een
objectieve (wetenschappelijke) manier gekend worden.
- Subjectivistische benadering: betwijfelt het reële bestaan van de wereld en stelt dat
dit enkel een projectie is van de menselijke verbeelding.
Ontologie, epistemologie en methodologie
, Paradigma’s is de filosofie achter kwalitatieve onderzoeksmethode, paradigma = rol van de
onderzoeker, eigen rol expliceren en reflecteren
Ontologie
Wat is de realiteit? Hoe ziet de realiteit eruit? Bestaat er een realiteit extern aan de mens,
indien ja, hoe ziet deze eruit?
Epistemologie
Hoe is kennis over de realiteit mogelijk? Hoe weten we wat we weten? Wat telt als kennis en
wat niet? Wat is de aard van de relatie tussen diegene die iets wil kennen en datgene
wat er te kennen valt? → wat is de relatie tussen de onderzoeker en zijn
mogelijke onderzoeksobject?
Methodologie
Hoe kan de onderzoeker iets te weten komen over wat hij denkt dat er te kennen valt?