Samenvatting Normale Ontwikkeling: Ontwikkelingspsychologie
van Feldman Schoolgaand kind
H.11, 12 en 13 Feldman I:
-De student kan de fysieke ontwikkeling van het schoolkind
beschrijven, met daarbij de invloed van voeding op het functioneren,
de rol van kinderobesitas en hoe de gezondheid is gedurende die
periode, zoals beschreven in Feldman I, hoofdstuk 11.1 en behandeld
in de les.
De schooltijd wordt gekenmerkt door langzame en gestage groei. In deze
periode komen kinderen gemiddeld twee tot drie kilo per jaar aan en worden
ze vijf tot 7,5 cm langer. Hun gewicht wordt op een andere manier verdeeld
doordat hun baby-vet verdwijnt.
Het groeiproces van kinderen is gedeeltelijk genetisch bepaald, maar ook
maatschappelijke factoren, zoals welvaart, voedingsgewoonten en ziekten
spelen een belangrijke rol.
Adequate voeding is belangrijk omdat voeding effect kan hebben op groei,
gedrag, gezondheid, sociaal en emotioneel functioneren en cognitieve
prestaties. Verder stimuleert goede voeding niet alleen de groei van sterke
botten, maar bevordert het ook de ontwikkeling van een gezond gebit
(nieuwe tanden/kiezen). De meeste kinderen in westerse landen krijgen
voldoende voedingsstoffen binnen om hun maximale groeipotentieel te
bereiken. In anderen delen van de wereld eisen slechte voeding en ziekten
echter hun tol, waardoor kinderen kleiner blijven en minder wegen.
Obesitas (lichaamsgewicht dat meer dan 20 procent boven het gemiddelde)
wordt gedeeltelijk bepaald door genetische factoren, maar houdt ook verband
met het onvermogen van sommige kinderen om zich te beheersen met eten.
Andere kinderen ontplooien te veel zittende activiteiten en bewegen te
weinig.
De gezondheid van kinderen in de schooltijd is over het algemeen goed en er
doen zich maar weinig gezondheidsproblemen voor. Sommige ziekten, zoals
astma, komen echter steeds vaker bij kinderen voor. Astma: een chronische
aandoening die wordt gekenmerkt door periodieke aanvallen van niezen,
hoesten en kortademigheid.
Kinderen in de schooltijd kunnen zowel met fysieke als met psychische
aandoeningen te maken krijgen, zoals kinderdepressies.
-De student kan de motorische ontwikkeling en veiligheid gedurende
de schooltijd herkennen.
In de schooltijd treden er belangrijke verbeteringen op in het grove motoriek.
De meeste verschillen in grove motoriek tussen jongens en meisjes zijn
waarschijnlijk het gevolg van culturele verwachtingen. De belangrijke
verbetering op gebied van de grove motoriek is de spiercoördinatie. Kinderen
leren fietsen, schaatsen, zwemmen en touwtjespringen. Ook de fijne motoriek
ontwikkelt zich snel. Dit komt door de grote toename van myeline in de
hersenen.
Fysieke competentie is om een aantal redenen belangrijk, bijvoorbeeld voor
de eigenwaarde en het zelfvertrouwen van kinderen. Fysieke competentie
heeft in deze periode ook sociale voordelen, vooral voor jongens. Als je fysiek
goed presteert wordt je sneller door je leeftijdsgenoten geaccepteerd.
In de schooltijd wordt de veiligheid van kinderen vooral in gevaar gebracht
door hun toenemende zelfstandigheid en mobiliteit. De meeste verwondingen
, lopen kinderen op bij diverse ongevallen. In de meeste gevallen kan het
gebruik van de juiste beschermingsmiddelen de kans op ongelukken
aanzienlijk verminderen.
Een nieuw potentieel gevaar voor kinderen is cyberspace. Als kinderen zonder
toezicht van volwassenen toegang hebben tot internet, kunnen ze in contact
komen met aanstootgevende webpagina’s en met mensen die misbruik van
maken.
-De student kan beschrijven welke speciale behoeften kinderen in de
schooltijd kunnen hebben, zoals beschreven in hoofdstuk 11.3 in
Feldman I.
Visuele en auditieve beperkingen, spraakstoornissen en leerproblemen
kunnen tot school- en sociale problemen leiden en vergen specifieke
begeleiding. Visuele handicap: probleem met het gezichtsvermogen, zoals
blindheid of slechtziendheid. Auditieve handicap: probleem met het gehoor,
zoals slechthorendheid of doofheid. Spreekstoornis: spraak die zozeer van de
spraak van anderen afwijkt dat de aandacht op de spraak zelf wordt
gevestigd, dat communicatie moeilijk wordt of dat de spreker onaangepast
gedrag gaat vertonen. Stotteren: aanzienlijke verstoring van de vloeiendheid
en het ritme van de spraak; de meest voorkomende spraakstoornis.
Een klein deel van de schoolkinderen heeft een leerprobleem. Leerproblemen
zijn problemen met het verwerven en gebruiken van luister-, spreek-, lees-,
schrijf-, of rekenvaardigheden. Hoewel de oorzaken van deze problemen niet
precies bekend zijn, lijkt er een verband te bestaan met bepaalde
hersenstoornissen (genetische factoren).
Kinderen die een ander soort speciale begeleiding nodig hebben, zijn kinderen
met attention deficit hyperactivity disorder (ADHD). ADHD wordt gekenmerkt
door gebrek aan aandacht, impulsiviteit, een lage tolerantiedrempel voor
frustratie en veel ongepaste activiteit.
Kinderen met speciale behoeften worden tegenwoordig meestal in de minst
beperkende omgeving geplaatst. Dat is over het algemeen het reguliere
klaslokaal. Leerlingen kunnen baat bij passend onderwijs en full inclusion
doordat dit hen in staat stelt zich op hun sterke punten te concentreren en
nuttige sociale vaardigheden te verwerven.
-De student kan de intellectuele en taalkundige ontwikkeling
gedurende de schooltijd benoemen, daarbij gebruikmakend van de
cognitieve ontwikkeling volgens Piaget, de beschrijving van de
informatieverwerking in deze periode en Vygotsky’s visie op
cognitieve ontwikkeling en klassikaal onderwijs.
Volgens Piaget betreden kinderen in de schooltijd de concreet-operationele
periode (7-12 jaar) en zijn ze voor het eerst in staat om logische
gedachteprocessen te gebruiken bij het oplossen van concrete problemen.
Actieve en juiste gebruik van logica. Kinderen zijn minder egocentrisch, ze
kunnen rekening houden met verschillende aspecten van een situatie.
Wanneer ze eenmaal goed in staat zijn om concreet-operationeel te denken,
blijken kinderen verschillende cognitieve ontwikkelingen te hebben
doorgemaakt. Ze gaan bv het begrip reversibiliteit begrijpen: het vermogen
een uitgevoerde handeling (in gedachten) weer terug te draaien. Hierdoor
begrijpen kinderen dat een bal van klei die uitgerold is tot een slang in zijn