Engels in het basisonderwijs
H1. Rol van ‘Europa’ in het talenonderwijs
Met een samenhangend talenbeleid wil de EU het leren van meerdere talen bevorderen met als
doel culturele diversiteit, tolerantie en Europees burgerschap. Het EU-beleid houdt helaas geen
wettelijke verplichtingen in: ieder land kan de Europese afspraken op een eigen manier invullen.
Een van de 2 vreemde talen is een gemeenschapstaal of lingua franca: een taal die door grote
groepen mensen met verschillende moedertalen als gemeenschappelijke taal gebruikt kan worden.
Als gevolg van het Europees taalbeleid is de Raad van Europa in 2001 begonnen met het vaststellen
van een gemeenschappelijk raamwerk van niveauomschrijvingen voor de moderne vreemde talen:
the Common European Framework of Reference for Languages (CEFR). Met behulp van dit raamwerk
kunnen de taalniveaus in de Europese landen met elkaar worden vergeleken. Het CEFR is vertaald
voor Nederland in het Europees Referentiekader voor de Talen (ERK).
Het ERK werkt met een indeling in zes niveaus voor de vaardigheden luisteren, lezen, spreken
(interactie), spreken (productie) en schrijven (blz. 17):
Basisgebruiker: A1 en A2
Onafhankelijk gebruiker: B1 en
B2 Vaardige gebruiker: C1 en C2
15% van de lestijd mogen de Nederlandse basisscholen geven in het Engels, Duits of Frans.
Vroeg vreemde talenonderwijs (VVTO)
Pilot tweetalig basisonderwijs (TPO)
Receptieve taalvaardigheid (luisteren en
lezen)
Productieve taalvaardigheid (spreken en schrijven)
Sommigen denken nog steeds dat het vroeg aanleren van Engels ten koste gaat van het Nederlands,
en dat het gebruik van een andere thuistaal inburgering in de Nederlandse samenleving in de weg
staat. Kinderen kunnen echter met gemak verschillende talen naast elkaar leren en gebruiken zonder
dat dit ten koste gaat van de eerste taal, dat het beheersen van meer dan 1 taal culturele en
economische verrijking betekent, en dat het cognitieve voordelen heeft.
Engels is voor Nederlands niet moeilijk te leren omdat het verwant is aan het Nederlands: de twee
talen hebben dezelfde oorsprong. Ook komen mensen in Nederland buiten school vaak en op een
spontane manier met Engels in aanraking. Doordat Engels en Nederlands erg op elkaar lijken, liggen
ook vergissingen op de loer, bv. too late (te laat, niets meer aan doen) ipv late (te laat, wij zijn al
begonnen). Steenkolenengels/Dunglish. VB: I am sitting on the pebo/ i am a student at primary
college. Make that the cat wise. The best advertising is mouth to mouth. Toilet outside use/ toilet
buiten gebruik.
Net als in andere Europese landen is ook in Nederland meertaligheid een normaal verschijnsel
geworden door:
- Migratie van mensen uit andere landen - Games
- Engelstalige muziek/films/series - Apps
- Niet nagesynchroniseerd, maar ondertiteld
- Internet
, Bij de invoering van Engels in het basisonderwijs (EIBO) zijn 4 voorwaarden genoemd:
1. Engels krijgt een geïntegreerde plaats in het basisonderwijs
2. Er komt een longitudinale leerlijn van Eibo naar het voortgezet onderwijs (vo)
3. De leraren in het basisonderwijs worden opgeleid om Engels te geven
4. Er wordt lesmateriaal voor Eibo ontwikkeld
Aan de eerste 2 voorwaarden is nog steeds niet voldaan. Sinds 2012 is er een Kennisbasis Engels voor
de pabo die ook moet worden getoetst door pabo’s. Ondanks de intro van de Kennisbasis is er nog
steeds veel variatie in de wijze waarop leraren worden opgeleid. Met name het aantal uren en de
inhoud verschillen steeds sterk per pabo.
Kerndoelen Engels primair onderwijs, 2006
Kerndoel 13. De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven
Engelse teksten.
Kerndoel 14. De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige
onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in die taal.
Kerndoel 15: De leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden over alledaagse
onderwerpen.
Kerndoel 16: De leerlingen leren om woordbetekenissen en schrijfwijzen van Engelse woorden op te
zoeken met behulp van het woordenboek.
Omdat de kerndoelen uit 2006 leraren, methodemakers en uitgevers weinig houvast bieden is er
voor ieder vak een leerlijn met tussendoelen en leerlijnen geschetst van groep 1 naar het einde van
groep 8, (TULE), waarmee je vanaf de kleutergroepen naar de kerndoelen kunt toewerken. Zo leidt
de leerlijn voor Engels vanaf groep 1 naar een minimum niveau A1 en een keuzeniveau 2.
De rol van Engels in de samenleving neemt toe en daarmee ok de buitenschoolse exposure:
blootstelling aan Engels buiten school. Engels wordt in de samenleving heel veel gebruikt. Daarmee is
het in feite geen vreemde taal meer, maar neigt het steeds meer naar een additional language: een
andere taal dan de moedertaal die voor communicatie kan worden gebruikt.
Het gebruik van de doeltaal (Engels) als voertaal vereist niet alleen minimum beheersingsniveau van
het Engels bij de leraar, maar ook kennis van specifieke didactiek van vvto.
Native English speaking teacher (NEST): een bevoegde Engelstalige leraar po
Groepsleraar Engels voordelen
- Goedkoper dan een extra NEST
- Je hebt geleerd hoe je onderwijs geeft aan jonge kinderen (kennis van
specifieke pedagogische en didactische aanpak)
- Je kunt als leraar buiten de Engelse les terugkomen op onderwerpen die in de Engelse les
zijn behandeld (vakintegratie).
- Je kent de leerlingen, dus kunt het beste uit de kids halen
Groepsleraar Engels nadelen:
- Kan vreemd zijn ineens Engels te praten tegen je leerlingen, lastig vol te houden (oplossing
handpop die alleen Engels verstaat, English time bv klok of ander voorwerp je mag alleen
dan nog Engels praten)
- Minder didactische kennis van het vakdomein Engels dan een specialist
- Minder geoefend in taalvaardigheid Engels dan een vakleerkracht
De verschillen zijn groot: er zijn leerlingen die in het po bijna geen Engels hebben gehad, er zijn
leerlingen met gemiddeld een half uur per week Engels in de bovenbouw, er zijn vvto-leerlingen met
, circa een uur Engels per week en er zijn TPO-leerlingen die per week meer dan een uur Engels
hebben gehad. Ook varieert de buitenschoolse (voor)kennis. Aansluiting van po naar vo is lastig.
Tempo ligt hoor in de brugklas. Sommige vo-scholen laten de nieuwe leerlingen in de brugklas een
instaptoets maken om het individuele instroomniveau te bepalen, maar daarop wordt vervolgens
zelden gedifferentieerd.
Het uitgangspunt is communicatief Engels: Engels waarmee de leerling kan communiceren. De
communicatieve activiteiten in de klas zijn betekenisvol en vindt vooral mondeling plaats en door te
luisteren. Dit kan dmv bewegingen en ook non verbaal. Ook vindt er schriftelijke communicatie
plaats.
6 belangrijkste kenmerken van de communicatieve aanpak voor Eibo, zijn ook toepasbaar op vvto:
1. Kwalitatief goed taalaanbod; gevarieerd, kwalitatief en betekenisvol taalaanbod.
Thema’s. Doeltaal is voertaal.
2. Gebruikmaking van voorkennis; buitenschoolse voorkennis van Engels,
individuele belangstelling en leervermogen spelen een rol.
3. Situationeel aanbod van Engels; woorden en zinnen worden aangeboden in context, zodat
ze nut en betekenis ervan zien. Niet vertalen maar toepassen- gap fill, standaardzinnen,
vaste uitdrukkingen, rollenspellen. Herhalen en automatiseren
4. Realistisch taalgebruik; levensechte gesprekken waarbij het onderwerp en de situatie
herkenbaar zijn voor de leerlingen. Authentieke taal- echte Engelse spreektaal en geen
versimpelde taal. Introduceren van nieuwe stof door dialogen/gesprekken of luister-
kijk fragmenten.
5. Aandacht voor alle vaardigheden; luisteren, kijken, spreken, lezen, schrijven en
opzoekvaardigheid. Schrijven inzetten kan op 2 manieren: ondersteuning
(onthouden, overschrijven, in opdrachten gebruiken) en als communicatiemiddel
(taaldoel, info doorgeven, praten met anderen).
6. Brede ondersteuning door de leraar in een veilige omgeving: Stimuleren van leerlingen
om Engels te spreken. Zorgen voor succeservaringen. Zelfredzaamheid is sleutelwoord.
Veilige omgeving. Variatie is ook belangrijk, veelzijdigheid, verschillende leerstijlen,
afwisseling in werkvormen. Positieve feedback.
Na voorkennis laat je ze vaker luisteren naar begrijpelijke Engelse luisterfragmenten of liedjes,
kunnen ze aan taal wennen. De leerlingen krijgen een langere stille periode, een periode waarin
ze nog niet zelf hoeven spreken. Als leerlingen al veel Engels kennen, geef je ze taken en
opdrachten waarmee ze hun Engels consolideren (verstevigen) en verder uitbreiden.
Bij het spreken van Engels in de les ondersteun je de taal met gebaren, met het aanwijzen van
voorwerpen en met het visualiseren van de boodschap. Ook kun je de leerlingen instructies laten
uitvoeren. Deze benadering wordt Total Physical Response (TPR) genoemd.
Voor dyslectische kinderen is het extra goed als ze op jonge leeftijd zoveel mogelijk Engels leren
verstaan en spreken. Mits het in 1e instantie niet schriftelijk wordt aangeboden, maar zoveel
mogelijk mondeling. Dan kunnen ze wennen aan de klanken en de uitspraak.
In de jongste groepen wordt gewerkt vanuit het kleuter-CLIL (Content and Language Intergrated
Learning) . Daarbij worden (delen van) de kleuterthema’s in het Engels aangeboden, met veel
herhaling en in concentrische aanpak die leidt tot opbouw van complexiteit en
moeilijkheidsgraad.
Bij primary CLIL worden geen lessen Engels gegeven, maar worden (onderwerpen uit) vaklessen
in het Engels aangeboden. Bij deze vorm van natuurlijke taalverwerving spelen vormcorrectheid