Multiculturele Samenleving
(Toetsdoelen, SPH jaar 1, periode 3, Hogeschool Leiden)
De student is in staat om aan te geven wat onder cultuur wordt verstaan.
Cultuur: is een samenhangend stelstel van voorstellingen, opvattingen, kennis,
gewoonten, verwachtingen, waarden en normen dat de leden van een samenleving
overdragen aan volgende generaties.
Meerdere definities zijn:
- Cultuur is een dynamisch proces van uitstraling, opname, wijziging, confrontatie,
verwerping, reconstructie en interventie (EU-conferentie Maastricht).
- Cultuur is een samenhangend stelsel van oplossingen voor bepaalde problemen
(Jaap van Heerden).
- Cultuur is een collectieve mentale programmering die de leden van de ene groep
of categorie mensen onderscheid van die van de andere (Hofstede).
Cultuur wordt vaak in één adem genoemd met waarden en normen.
- Een waarde is een object dat voor de leden van een groep emotionele betekenis
heeft, maar staat ook voor de emotionele betekenis zelf die de leden van een
groep ergens aan hechten.
- Een norm is een gedragsregel. Deze regel kan van tweeërlei aard zijn: statisch, de
meerderheid gedraagt zich als in de norm beschreven, of ideëel, men behoort zich
als in de norm gesteld te gedragen.
Volgens Kloos (1995) zijn de definities van cultuur in 5 categorieën in te delen:
1 Opsommende definities: cultuur is een samenhangend stelsel van kunst, wetten,
gewoonten, enz., dat mensen zich eigen maken als lid van een bepaalde
gemeenschap.
2 Historische definities: cultuur is het van de voorouders geërfde stelsel van
gewoonten en aannames dat ons leven bepaalt.
3 Normatieve definities: een samenleving bestaat uit mensen, de wijze waarop ze
zich gedragen wordt bepaald door hun cultuur.
4 Psychologische definities: cultuur is een gezamenlijk aangeleerd patroon van
gedragingen waardoor biologische behoeften gereguleerd worden.
5 Structurele definities: cultuur bestaat uit vaste onderling samenhangende
gewoonten van bepaalde sociale groepen.
Ui-diagram (Hofstede, hulpmiddel om enig uitzicht in een cultuur te krijgen):
- Waarde: een object dat voor de leden van een groep emotionele betekenis heeft,
maar ook de emotionele betekenis zelf die men ergens aan hecht.
- Ritueel: sterk geformaliseerd gedrag t.a.v. bepaalde waarden.
- Held: iemand die voor een groep een belangrijk identificatiemodel is.
- Symbool: een voorwerp, teken of gebaar dat verwijst naar een persoon, idee of
kwaliteit.
Cultuur omvat de volgende facetten:
- Cultuur is een overlevingsstrategie: een van de vele mogelijke manieren die
mensen bedenken om de basisproblemen van het leven op te lossen.
- Cultuur is een groepsaangelegenheid: cultuur is nooit alleen iets van het individu,
je deelt cultuur met anderen maar ook weer niet met alle anderen.
- Cultuur is een samenhangend geheel van materiële en niet-materiële elementen:
cultuur bestaat uit een min of meer evenwichtig systeem van zowel zichtbare
voorwerpen en gedrag, als ook uit onzichtbare normen, waarden, opvattingen,
idealen en stilzwijgende overeenkomsten.
- Deze elementen hebben betekenis voor degenen die tot die cultuur behoren en
worden daarmee een richtlijn: door het voor de ‘deelnemers’ zinvolle geheel van
ideeën, handelingen en voorwerpen geeft een cultuur aan hoe de dingen dienen te
gebeuren.
- Cultuur bestaat uit een patroon dat aangeleerd is en slechts langzaam verandert:
culturen zitten vooral in het brein van mensen. Ze worden deels bewust, maar
vooral ook onbewust van generatie tot generatie doorgegeven, via de opvoeding.
,Op basis van deze factoren zou je de volgende definitie van cultuur kunnen geven:
* Cultuur is een samenhangend geheel van meer of minder bewuste denkbeelden en
technieken dat een groep mensen over langere rijd dient als richtlijn en instrument om te
leven en overleven.
De student is in staat om het ontstaan van culturen te beschrijven.
Aspecten die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van culturen:
- De natuurlijke omgeving waarin mensen leven
- Hun dagelijkse manier van bestaan, techniek en economie
- Hun maatschappelijke structuren, het sociale en politieke leven
- Hun duiding van het waarom van dit alles: religie, filosofie en kunst
Levenssfeer Natuur Religie Politiek Economie
Werkingstermij (Semi-) Lange Middellange Korte termijn:
n permanent termijn: termijn: decennia jaren of korter
eeuwen
Veld van Overleven en Zingeving: Maatschappelijke Gedrag en
invloed voortplanting: ideeën m.b.t. structuren en technologie:
behoefte aan leven en organisatie: gedragsnormen,
eten en dood, meus machtsverhoudin invulling van
drinken, en natuur, g en waarden dagelijks leven,
huisvesting, goed en m.b.t. hiërarchie, omgangsvormen
lichamelijke kwaad, gehoorzaamheid, , hulpmiddelen,
verzorging, opvoeding. maatschappelijke modes
verwantschap Later verhoudingen
aangevuld
met filosofie,
kunst en
wetenschap
De student is in staat om cultuurverschillen te benoemen die een rol kunnen
spelen bij de communicatie met mensen uit andere culturen.
- Communicatie op betrekkingsniveau: communicatie die iets zegt over de relatie
die je met de ander hebt.
- Communicatie op inhoudsniveau: men probeert de communicatie inhoudelijk zo
helder te maken dat deze onafhankelijk is van de relatie tussen de
gesprekspartners.
- Impliciete communicatie: vorm van communicatie waarbij we niet kunnen uitgaan
van de letterlijke inhoud, maar waarbij we voor een juiste interpretatie kennis
moeten hebben van de spreker, de groep waartoe deze behoort en de context
waarin gesproken wordt.
- Expliciete communicatie: heeft betrekking op boodschappen waarbij men voor de
juiste interpretatie kan volstaan met de inhoud van de boodschap.
Er kunnen verschillen zijn in taal:
- Digitale taal: de ‘afgesproken taal’; vaak gaat het hier om de gesproken taal: de
betekenis van woorden kan men decoderen, bijv. door deze op te zoeken in een
woordenboek.
- Analoge taal: heeft voornamelijk betrekking op niet-afgesproken, vaak non-
verbale communicatie, zoals lichaamstaal, die voornamelijk onbewust verloopt.
- Lichaamstaal: een systeem van lichaamshoudingen, gezichtsuitdrukkingen en
lichaamsbewegingen waarmee, meestal onbewust, boodschappen worden
overgebracht.
Er kan ook verschil zijn in non-verbale communicatie. Denk hierbij aan:
- Verschillen in tijdsoriëntatie bij het gesprek
- Oogcontact
- Mimiek
- Begroetingsrituelen
- Gebaren
, - Houding
- Stemgebruik
De student is in staat om de verschillende factoren te herkennen die migratie
bevorderen.
Migratie is het permanent verwisselen van vaste verblijfplaats van individuen of groepen
binnen een groter geografisch gebied dan de geboortestreek.
Het kan vrijwillig, semivrijwillig of onvrijwillig zijn:
- Vrijwillig door huwelijk of familiehereniging, behoefte aan verandering of avontuur,
uitzicht op betere baan, toekomst of aanzien.
- Semivrijwillig door gebrek aan werk of grondstoffen dat het moeilijk of onmogelijk
maakt om in de levensbehoeften te voorzien, onvrede met de bestaande
(politieke) situatie discriminatie, ruzie met de omgeving.
- Onvrijwillig als vlucht of uitzetting ten gevolge van politieke of economische
instabiliteit, oorlog, vervolging, dekolonalisering of remigratie.
In principe levert migratie een positieve bijdrage aan de samenleving. Migratie bevordert
diversiteit, stimuleert uitwisseling van kennis, kunst en kunde en brengt mensen in
aanraking met verschillende manieren van denken. Dit leidt tot variatie in kleding,
voeding, religieuze stromingen, enz.
De student is in staat om de verschillende acculturatiestrategieën en de
factoren die het acculturatieproces kunnen beïnvloeden te beschrijven.
Acculturatie is door Berry (1997) omschreven als het resultaat van het proces dat
plaatsvindt wanneer volken met een verschillende culturele achtergrond langdurig met
elkaar in contact blijven.
- Het begrip ‘acculturatie’ verwijst naar een interactief veranderingsproces van
cultuurpatronen door langdurig contact tussen nieuwkomers en autochtone
bevolking.
Berry onderscheidt 2 dimensies van acculturatie:
- Cultuurbehoud: mate waarin migranten hun culturele identiteit en de kenmerken
van hun eigen cultuur wensen te behouden.
- Aanpassing: mate waarin migranten de culturele identiteit en kenmerken van de
meerderheidsgroep in het nieuwe land wensen over te nemen.
Hierbij worden de volgende acculturatiestrategieën benoemd:
- Separatie: immigranten die waarde hechten aan het behoud van hun eigen cultuur
en nauwelijks investeren in aanpassing. Zij leven als het ware ‘gesepareerd’ van
de rest van de Nederlandse samenleving.
- Marginalisatie: noch het behoud van de eigen cultuur noch het overnemen van de
nieuwe cultuur wordt nagestreefd. Dit zijn veelal jongeren die tussen de wal en
het schip terecht zijn gekomen.
- Integratie: de cultuur van oorsprong en de nieuwe cultuur zijn beide van belang.
Deze vorm van acculturatie wordt als de beste en gezondste op langere termijn
beschouwd.
- Assimilatie: de cultuur van oorsprong wordt niet behouden en vooral aanpassing
wordt nagestreefd. Veelal worden zij ingehaald door de tijd; anders gezegd, deze
stijl is niet lang vol te houden en ongezond.
Factoren die het acculturatieproces beïnvloeden zijn naast de ‘gekozen’ strategie:
- Sociaaleconomische status: hoe hoger de status, hoe minder problemen
- Persoonlijkheidsfactoren: een rigide instelling bevordert de acculturatie niet
- Copingstijlen: hoe beter probleemoplossend vermogen hoe beter de acculturatie
- Belangrijke anderen: hoe meer steun men ervaart van anderen hoe beter
- Contact met de nieuwe cultuur bevordert de acculturatie
Daarnaast spelen factoren een rol die al voor de emigratie aanwezig zijn, zoals:
- Leeftijd: hoe jonger hoe gemakkelijker de acculturatie
- Opleiding: hoe hoger de opleiding hoe gemakkelijker de acculturatie
- Sekse: vrouwen hebben meer moeite met acculturatie
- Reden voor migratie: eigen keuze maakt het gemakkelijker