100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting HOOM 04 Marketing €6,49
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting HOOM 04 Marketing

 34 keer bekeken  4 keer verkocht

Samenvatting marketing van alle benodigde tentamenstof. Tentamen gehaald met een 9.

Voorbeeld 4 van de 37  pagina's

  • Ja
  • 12 december 2022
  • 37
  • 2021/2022
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (1)
avatar-seller
jorikevandoorn
Basiskennis marketing H1 Marketing
 Marketing: het bevredigen van de wensen en de behoeften van de afnemers.
 Marketing: het vermarkten van een product of dienst met een zo hoog mogelijke
slagingskans en rendement.

Om een product succesvol op de markt te brengen moet een bedrijf rekening houden met de
behoeften en wensen van de klant. Dit is het uitgangspunt van de marketing: het marketingconcept.
Bij alles wat de ondernemer doet wordt de afnemer centraal gesteld. Een marketingconcept neemt
de behoeften van de afnemers als uitgangspunt.

De functie van marketing is om op winstgevende wijze de wensen en behoeften van de afnemers te
bevredigen.

We kunnen de volgende marktbenaderingsoriëntaties onderscheiden:

1. Productieoriëntatie (tot 1930)
Uitgangspunt: zoveel mogelijk produceren tegen zo laag mogelijke kosten. Dit concept werd
na de industriële revolutie toegepast, toen het mogelijk werd om producten in grote series te
produceren. Door de schaarste aan goederen lukte het de fabrikant de grote hoeveelheden
te verkopen. Er was sprake van een verkopersmarkt: er bestaat een tekort aan producten,
zodat de producenten/verkopers het voor het zeggen hebben.
2. Productoriëntatie (tot begin 1920)
Uitgangspunt: een goed product verkoopt zichzelf. Men gaat er vanuit dat de consument
alleen de producten koopt die het meeste waar voor hun geld bieden. Oftewel: de kwaliteit
van het product vormt een belangrijke voorwaarde voor de koop ervan. Dit concept was
nodig omdat er meer concurrentie kwam.
3. Verkooporiëntatie (1930 – 1950)
Het werd langzaam duidelijk dat technisch en kwalitatief hoogwaardige producten geen
garantie zijn voor succes. Er was sprake van een kopersmarkt: de schaarste maakte plaats
voor overvloed aan producten en leidde tot overproductie en overcapaciteit. Door het
overschot was het goed kunnen verkopen en de effectiviteit van de verkoop belangrijk. De
markt werd met behulp van reclame agressief benaderd.

4. Marketingoriëntatie (na 1950)
De ondernemer richt zich steeds meer op de markt en de wensen en verlangens van de
afnemers in het ondernemingsgebied staan centraal. De ondernemer dient zoveel mogelijk
kennis te verkrijgen van de wensen en verlangens van de consumenten (consumer
orientation).
5. Maatschappelijk oriëntatie
De laatste jaren houdt de ondernemer niet alleen rekening met de belangen van de afnemer,
maar ook met die van de hele maatschappij (maatschappelijk verantwoord ondernemen).
Bescherming van het milieu speelt een belangrijke rol.

Een ondernemer zal niet zomaar overstappen van een product- of verkoopgericht beleid naar een
marketing- of maatschappelijk beleid. Wanneer dit gebeurt, komt dit vaak door diverse
omgevingsfactoren.

,  (afzet)markt: alle afnemers van een bedrijf bij elkaar
De markt bestaat niet alleen uit afnemers die het product daadwerkelijk kopen. Ook
afnemers die het product overwegen te kopen behoren tot de afzetmarkt. Deze afnemers
noemen we potentiële afnemers.
 Afnemer: een particulier (consument) of een organisatie die producten of diensten koopt of
huurt.

Er zijn twee soorten afnemers:

1. De finale afnemer: koopt/gebruikt een product om in zijn eigen behoeften te voorzien.
Marketing gericht op de consument noemen we consumentenmarketing (business to
consumer: b2c).
2. De industriële afnemer: koopt goederen/diensten met het doel deze weer door te verkopen.
De afname van producten of diensten is noodzakelijk voor hun eigen productieproces of
dienstverlening. Marketing gericht op de industriële afnemer noemen we industriële
marketing (business marketing).

Marketing die zich richt op de distribuanten (detailhandel of groothandel) noemen we
handelsmarketing (trade marketing).

Industriële marketing = business marketing = b2b
Consumentenmarketing = business to consumer = b2c

Verschillen b2b en b2c

1. Aantal en omvang van de afnemers.
Het aantal consumenten is vele malen groter dan het aantal industriële afnemers. De orders
van industriële afnemers zijn echter groter dan van consumenten.
2. Geografische vraag
Bij consumentenmarketing is er sprake van verspreide geografische vraag, terwijl bij
industriële marketing de vraag geografisch geconcentreerd kan zijn.
3. Langdurige relatie
Bij industriële afnemers is er sprake van een langdurige relatie en soms zelfs wederzijdse
afhankelijkheid.
4. Sterk fluctuerende afgeleide vraag
Consumenten beslissen zelf of ze producten kopen, terwijl de vraag van bedrijven afhankelijk
is van de vraag naar hun producten.
5. Aankoopbeslissing
De aankoopbeslissing van consumenten is vaak emotioneel en bij bedrijven rationeel. Bij de
aankoop door bedrijven zijn vaak meerdere mensen betrokken. Zo’n groep mensen heet een
DMU (Decision Making Unit) en bestaat uit een initiator, een beslisser, een gebruiker, een
adviseur, een beïnvloeder en een gatekeeper. Een gatekeeper is degene die over alle
informatie van de leveranciers beschikt.
6. Reciprociteit (wederkerigheid)
Hiervan is sprake als een leverancier en afnemer over en weer producten van elkaar
afnemen.

,Om markgericht te werken kan de ondernemer gebruik maken van de vier marketinginstrumenten
(Neill Borden):

1. Product
De ondernemer kan in de behoeften van de afnemer voorzien.
2. Prijs (enige variabele)
De hoogte van de prijs kan worden bepaald door te kijken naar de gemaakte kosten, de
prijzen van de concurrent of naar de prijs die de consument ervoor wil betalen.
3. Plaats
Heeft betrekking op de wijze waarop de ondernemer de producten in de richting van de
consument wilt distribueren. In plaats van het plaatsbeleid spreken van het distributiebeleid.
De keuze voor distributie hangt af van het soort product, de prijs en de selectiecriteria.
4. Promotie
Persoonlijke verkoop: vaststellen hoeveel vertegenwoordigers er nodig zijn om een bepaalde
markt te bewerken.
Sales promotions: welke promotionele ondersteuning wil de onderneming aan het product
geven om op korte termijn de afzet/omzet te verhogen.
Reclame: consument vertellen waarom die een bepaald product moet kopen.
Public relations: beeld van het bedrijf verbeteren.
Sponsoring: zorgen voor extra bekendheid.

Personeel (optioneel)
Prestatie (optioneel)

De marketinginstrumenten wordt ook wel een marketingmix genoemd, omdat deze vier steeds in
een bepaalde combinatie worden gebruikt en goed op elkaar moeten worden afgestemd.

Als de marketingmix door de ondernemer goed wordt ingezet, leidt dit tot de 3 R’s: respons
(antwoord van de consument op de organisatie), relatie (voortdurende interactie met de klant, wat
leidt tot binding) en reputatie (beeld dat de klant heeft van het bedrijf t.o.v. de concurrentie). Door
het hanteren van een goede marketingmix bouwt de ondernemer een goede reputatie op die leidt
tot het opbouwen van relaties.

 Relatiemarketing (relationship marketing): marketing gericht op het onderbouwen,
onderhouden en commercialiseren van relaties, zodanig dat de doelstellingen van beide
partijen worden gerealiseerd.

 Productmix: fysieke, tastbare product, verpakking, garantie, service, kwaliteit, het merk, het
assortiment. De onderdelen van de productmix zijn van elkaar afhankelijk en ondersteunen
elkaar.

, Interne omgevingsfactoren

Interne omgevingsfactoren liggen binnen het bedrijf, binnen de individuele organisatie. Dit wordt
ook wel de micro-omgeving genoemd. Binnen een bedrijf spelen de volgende interne
omgevingsfactoren een rol:

- De productcapaciteit: de maximale hoeveelheid producten die een bedrijf binnen een
bepaalde periode kan produceren.
- De financiering: geleend geld voor bijv. de aanschaf van nieuwe machines.
- De marketingmix
- Het personeel: aantal personeelsleden, motivatie e.d.

Dit zijn beheersbare factoren, wat betekent dat er invloed op uitgeoefend kan worden.

Externe omgevingsfactoren

 Mesoniveau: externe, niet-beheersbare factoren die vanuit de markt het marketingbeleid
beïnvloeden (bijv. toeleveranciers, concurrentie, tussenhandel, consument, KvK, overheid).
 Macroniveau: externe, niet-beheersbare factoren vanuit de maatschappij. Deze invloeden
kunnen betrekking hebben op:

Demografische omgevingsfactoren: factoren die de opbouw en de samenstelling van de bevolking
bepalen (aantal huishoudingen, leeftijd, geslacht, opleiding).

Economische omgevingsfactoren: factoren die het inkomen en de koopkracht van de consument
beïnvloeden (besteedbaar inkomen, inflatie, wisselkoersen).

Sociaal-culturele omgevingsfactoren: alle ontwikkelingen uit de samenleving die het koopgedrag van
de afnemers bepalen.

Technologische omgevingsfactoren: alle technologische ontwikkelingen die van invloed zijn op de
marktpartijen (internet, social media, zelfrijdende auto e.d.).

Politiek-juridische omgevingsfactoren: alle maatregelen, wetten en voorschriften die het doen en
laten van een onderneming beïnvloeden (politieke maatregelen, wettelijke voorschriften)

Maatschappelijke omgevingsfactoren: alle stromingen en ideeën die vanuit de maatschappij het
ondernemingsbeleid beïnvloeden (emancipatie- en milieubewegingen).

 Online marketing: de marketing van goederen en diensten via het internet.
e-commerce: (ver)kopen van producten of diensten door middel van elektronische vormen
van communicatie.
e-business: het inzetten van internet voor het ondersteunen van alle bedrijfsactiviteiten.
Mobiele marketing: verzamelnaam voor marketingdiensten via een mobiel apparaat.
 Value extension: het verbeteren van de toegevoegde waarde van de aangeboden producten
en diensten voor de consument.

Een verdienmodel is een model waarin je uiteenzet hoe je met je onderneming omzet genereert.

 Business Model Canvas: het BMC bestaat uit negen bouwstenen die alle aspecten van je
bedrijf omvatten, zowel intern als extern. De bouwstenen gaan over je organisatie,
waardepropositie, klanten, leveranciers, kosten en opbrengsten. Met het BMC identificeer je
de sterke en zwakke punten van je organisatie en product en daarnaast krijg je inzicht in de
wensen van de klant.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jorikevandoorn. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 48298 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,49  4x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd