Samenvatting: Beroep op Onderzoek
Hoofdstuk 1: Beginnen aan onderzoek
Onderzoek is de doelgerichte activiteit om voor het helpen oplossen van een
onderkend probleem kennis op te doen die nieuw is.
Kennis: onderzoek is altijd erop gericht om iets te weten te komen en
levert dus kennis over, inzicht in of begrip van de werkelijkheid op.
Die nieuw is: onderzoek levert in principe kennis op die voor het onderzoek
plaatsvindt nog niet bestaat.
Voor het helpen oplossen van een onderkend probleem: onderzoek moet
een of ander nut hebben en heeft dus pas zin als daarmee iets kan worden
opgelost. Er ligt altijd een probleem ten grondslag.
Activiteit: onderzoek verondersteld dat je iets onderneemt. In het
verlengde daarvan ligt dat je er een plan voor maakt dat je min of meer
systematisch uitvoert.
Doelgerichte: die activiteit is er dan wel op gericht die kennis op te doen
die relevant is voor de oplossing van het probleem.
Wetenschappelijk onderzoek heeft meer dan 1 betekenis:
1. Fundamenteel onderzoek / zuiver wetenschappelijk onderzoek:
staat ten dienste van de ontwikkeling van de wetenschap.
Doel is de theorie verder te helpen. (uitgevoerd door gespecialiseerde
academici, verder zich niet alleen verder in de methoden van onderzoek,
maar vooral ook in de theorievorming van het eigen vakgebied)
2. Praktijkgericht onderzoek: onderzoek dat praktisch relevant is, omdat
iemand een beslissing neemt of wil nemen op basis van de
onderzoeksresultaten.
doel is om een gefundeerde beslissing te kunnen maken.
Dit boek gaat niet over zuiver wetenschappelijk onderzoek maar over
praktijkgericht onderzoek. Des ondanks verschaft het inzicht over onderzoek dat
langs wetenschappelijke verantwoorde weg wordt uitgevoerd. Hier zijn eisen aan
verbonden
- de onderzoeker stelt zich objectief op en staat dus open voor elke
uitkomst.
- De werkwijze en de resultaten moeten door anderen gecontroleerd kunnen
worden.
- Het onderzoek en de resultaten zijn herhaalbaar.
- Er wordt systematisch gewerkt.
Objectiviteit: hangt samen met het doel van onderzoek -> tot ware uitspraken
komen.
- Onderzoeker moet zoveel mogelijk afzien van eigen meningen, oordelen,
vooroordelen, wensen en overtuigingen.
- Onderwerpen en uitkomsten open onder ogen durven te zien.
Objectiviteit kan gevaar lopen door de eigen belangen en oordelen, maar
ook doordat beslissers, bestuurders of beleidsmedewerkers belang kunnen
hebben bij bepaalde uitkomsten.
Vooral als je mensen onderzoekt kan het lastig zijn om objectief te blijven;
je bestudeerd en onderzoekt mensen, en daarmee ook jezelf. Onderzoek
naar geestesziekten, criminaliteit en seksueel gedrag zijn hierdoor altijd
doorspekt met normen en vooringenomenheid.
Controleerbaarheid: belangrijk omdat met onderzoek geld, status, erkenning
en macht gemoeid zijn. Mensen kunnen halve waarheden publiceren, relevante
,bijzonderheden achterhouden of gegevens verzinnen om een van bovenstaande
te bereiken.
Eisen controleerbaarheid
- Resultaten van onderzoek ter discussie stellen
- Open te zijn over de methode die je kiest, de redeneringen die je volgt, de
manier waarop alles verloopt en de uitkomsten die je vindt.
Herhaalbaarheid: een onderzoek is zo opgezet dan anderen het in principe
kunnen overdoen, en daarmee kunnen nagaan of de resultaten gelijk zijn. De
resultaten zijn dan reproduceerbaar.
Systematiek: onderzoekers proberen consequent te zijn in handelen en oog te
houden voor de onderlinge samenhang binnen datgene waar ze mee bezig zijn.
Onderzoeksmethodologie / methodologie: de leer die zich bezig houdt met
basisbegrippen, de grondslagen, de valkuilen en de voorschriften van onderzoek.
Levert de regels en technieken om onderzoek wetenschappelijke
verantwoord uit te voeren. Verschaft begrippenkader dat eraan bijdraagt
dat degene die aan onderzoek doen in dezelfde taal spreken, en dan
verhoogt weer de controleerbaarheid van de resultaten.
Natuurwetenschappelijk onderzoek is gericht op wetmatigheden (elk stukje ijzer
is hetzelfde).
Gedragswetenschappelijk onderzoek is gericht regelmatigheden (ieder mens is
ander).
- Voor bestudering van mensen zijn we vaak aangewezen op wat uiterlijk
waarneembaar is: gedrag. Gedrag is het gevolg van complexe processen,
van een ingewikkelde en toevallige samenloop van voorwaarden en
omstandigheden.
Probabilistische uitspraken: uitspraken waarin kans en toeval een rol spelen.
Is wel algemeen in de zin dat ze afzonderlijke gevallen overstijgt, maar niet
algemeen in de zin dat zo voor elk geval afzonderlijk kan zeggen hoe het zit.
Onderzoek naar de volgende zaken waar toeval een rol speelt
- Dieren en planten
- Het weer
- De economie
- Voorkomen van ziektes en ongelukken
- Het verslijten van de auto onderdelen
- Etc.
In deze uitspraken komen veelal woorden voor zoals; gemiddeld, meer, minder,
zoveel kans op, slechter, vaker, meestal, zoveel procent.
Voorbeelden
- Mannen zijn langer dan vrouwen.
- 80% van de sportleraren klaagt over gebrek aan beweging bij de
schooljeugd.
Twee hoofd categorieën van sociaalwetenschappelijk onderzoek
1. Kwalitatief onderzoek
2. Kwantitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek: vooral gericht op het achterhalen van de aard en de
betekenis van verschijnselen, waarbij de onderzoeker probeert om het
perspectief van de onderzochte personen en de context waarin die zich bevindt
zich zo goed mogelijk voor te stellen.
Onderzoeker heeft van te voren globale verwachtingen over onderwerpen die hij
wilt onderzoeken. Toch zal hij de onderzochte personen relatief veel de
gelegenheid geven om de te verkrijgen onderzoeksgegevens te beïnvloeden en
te voorzien van hun eigen, persoonlijke ervaring en beleving daarbij. Kwalitatieve
,onderzoekers gaan veelal interpreterend te werk. Gaat over (subjectieve)
ervaring van de onderzochte personen, zingeving, betekenis en historie.
Vragen zoals;
- Hoe verlopen processen
- Hoe grijpen dingen op elkaar in
- Welke kanten zitten er aan een probleem
- Marktonderzoeken (wat hun werkelijke motief is om merkkleding te kopen,
wat mensen echt vinden van banken, in hoeverre vinden mensen echt hun
gezondheid belangrijk).
Besteed veel tijd aan het analyseren en interpreteren van teksten. Veelal gebruik
van diepgaande open interviews. Onderzoeker zelf is het belangrijkste
meetinstrument.
Kwantitatief onderzoek: richt zich op het vergaren, verwerken en interpreteren
van allerhande in cijfers uitgedrukte metingen bij veel onderzoeksobjecten.
Vragen zoals; Hoeveel, hoe vaak, hoe is het gemiddeld, wie het meest.
- Welke mate ouderen in de loop der jaren longvolume verliezen
- Hoe verre het gebruik van energydrank het uithoudingsvermogen van
sporters beïnvloed.
Het vergaren van gegevens doet een onderzoeker door het ontwikkelen van
meetinstrumenten die meestal niet beogen de unieke situatie van een specifiek
persoon volledig in kaart te brengen. Onderzoeker weet van te voren welke
onderwerpen in zijn onderzoek aan bod komen en welke uitslagen er mogelijk
zijn.
In tegenstelling tot kwalitatief onderzoek heeft de specifieke situatie van de
onderzochte persoon nauwelijks invloed op de manier waarop de te verkrijgen
gegevens weergeven worden.
Het resultaat van kwantitatief onderzoek bestaat bijna altijd uit cijfermatige
samenvattingen van metingen. (gemiddelden, percentages, tabellen, grafieken,
etc).
Statistiek: de tak van wiskunde die helpt cijfermatige gegevens overzichtelijk te
verwerken en die inzicht biedt in de kans processen. Statistiek speelt een
belangrijke rol in het kwantitatieve onderzoek.
Praktisch relevant onderzoek helpt beslissingen nemen. dat verondersteld dat
een beslissing ook daadwerkelijk door de resultaten van dat onderzoek
beïnvloedt moet kunnen worden. Opdrachtgevers en onderzoekers hebben
bewust/onbewust bepaalde motieven die het onderzoek kunnen beïnvloeden.
Deze kunnen passend zijn dan is er niets aan de hand.
Oneigenlijke motieven
- Uitstellen van moeilijke beslissing: wie voor een beslissing verantwoordelijk
is voelt een zekere mate van spanning. Dit kan tot uitstel gedrag leiden of
zelfs het probleem negeren.
- Het eigen gelijk willen bevestigen
- Ondersteunen van een toch al genomen beslissing
- Hopen op een wonder: mensen verlaten zich soms op onderzoek in de
hoop dat uit een veelheid van feiten, gegevens en informatie vanzelf een
keuze komt rollen. Gegevens nemen geen beslissingen, dat zullen mensen
zelf moeten doen.
- Geld kunnen krijgen of het op willen maken: er gaat veel geld om in
onderzoek, wie zijn baan wil behouden of zijn organisatie groot wil maken,
wil nog wel eens in de verleiding komen doel en middel te verwisselen.
(staat er niet nog een post van 40.000 euro open voor wetenschappelijk
onderzoek? Wie van jullie heeft een idee?)
- Status verhogen
, - Pappen en nathouden: het doen van onderzoek kan de functie hebben om
aandacht te schenken aan bepaalde problemen of doelgroepen, zonder dat
daar nu (direct) iets aan gedaan hoeft te worden. ( als belangengroep
demonstreert omdat de leden menen in een onmogelijke financiële positie
te zijn geraakt, kan de staatssecretaris toezeggen een onderdoek in te
stelllen naar de leefomstandigheden van de betrokkenen. Zo kunnen de
belanghebbenden niet zeggen dat er geen aandacht is voor hun
probleem).
- Verantwoordelijkheid ontlopen of maskeren: VB: directie geeft aan dat
onderzoek heeft aangetoond dat arbeidsplaatsen moeten verdwijnen i.p.v.
dat de directie ze wil schrappen.
Beslissingen worden veelal geleid door
- Belangen
- Gevoelens
- Geldingsgedrag
- Onkunde
- Luiheid
- Gebrek of juist overmaat aan lef
- Het angstvallig letten op wat anderen denken
Mensen zijn niet gemakkelijk te beïnvloeden door harde gegevens.
Onderzoek leidt tot een conclusie, die een antwoordt inhoudt op een vraag.
Onderzoeksvraag wordt ook probleemstelling genoemd.
Probleemstelling kan ook gaan om een precieze en uitgebreide beschrijving van
het probleem waarvoor met behulp van onderzoek een oplossing voor wordt
gezocht.
Voor de formulering van de probleemstelling (onderzoeksvraag) wordt de
vraagvorm gebruikt. Als de vraagvorm ontbreekt is het eerder het onderwerp van
het onderzoek.
Hulpmiddel om te bepalen of een probleemstelling juist is:
Elke andere onderzoeker die met dezelfde probleemstelling aan de slag gaat, zou
–in alle redelijkheid- tot ongeveer dezelfde uitslag moeten komen.
Regels en aandachtspunten voor de formulering van een probleemstelling
- De gebruikte term specificeren
Probleemstelling is concreet, scherp en ondubbelzinnig geformuleerd.
Er moet precies worden aangegeven wat elle begrippen en termen
inhouden, om wie of wat het gaat en welke omstandigheden het betreft. Je
moet jezelf steeds kritische vragen stellen, zo kun je tot een steeds betere
probleemstelling komen.
VB: hoeveel boeken van hun verplichte literatuurlijst hebben mensen die in
2014 op enig moment als student aan een Nederlandse instelling voor HBO
en universiteit ingeschreven stonden, in dat kalender jaar nieuw gekocht?
- De te vergelijken aspecten specificeren
Een onderzoeksvraag die een vergelijking inhoudt moet altijd ook de
aspecten aangeven waarop vergeleken wordt.
VB: verschilt het werk van Franse aardappeltelers van dat van de
Nederlandse wat betreft arbeidstijd, zwaarte van het werk, werkhouding en
het bloot staan aan giftige stoffen?
- Beslissingscriteria specificeren:
Bij onderzoeken zoals; als er teveel overgewicht is, moet er actie worden
ondernomen of als er genoeg belangstelling is voor een bepaalde dienst,
kan daarin geïnvesteerd worden. Moeten vooraf altijd beslissingscriteria
aangegeven worden. Dus bij welke omvang van overgewicht? hoeveel
mensen moeten belangstelling hebben?
- Geen oordelen en voorschriften
, Onderzoek kan nooit antwoord geven op een vraag waarin een oordeel
besloten zit. Een oordeel gaat om: goed, slecht, mooi, lelijk, te dit/dat,
veel, weinig, groot, klein, etc. dit is subjectief. De confrontatie van feiten
en normen is subjectief mensen werk. Onderzoek kan menselijke oordelen
wel ondersteunen. De probleemstelling voor beleidsonderzoek of
afstudeerscriptie kan wel oordelen betreffen. Bijv. hebben kinderen
voldoende buitenspeel mogelijkheden in hun directe leefomgeving? Een
objectiev onderzoek zou dan kunnen zijn; hoeveel
buitenspeelmogelijkheden hebben kinderen in hun directe leefomgeving?.
De resultaten van dat onderzoek kunnen dan vergeleken worden met een
bepaalde door de opdrachtgever verstrekte of in de literatuur gangbare
norm.
Onderzoek kan wel oordelen tot onderwerp hebben: er kan objectief
onderzoek gedaan worden naar wat mensen vinden van supermarktketens
of kern energie. Je stelt dan: Hoeveel Nederlanders vinden zichzelf te hard
werken.
Onderzoek kan niemand voorschrijven zich zus of zo te gedragen, het kan
hoogstens de consequenties van bepaald gedrag boven tafel krijgen.
Onderzoek kan wel bijdragen aan een verantwoorde beslissing of actie.
- Waarom en waardoor vragen vermijden
Deze vragen zijn te open waardoor de onderzoeker nooit zeker weet of hij
alle mogelijke opties wel heeft onderzocht. Kan beter stellen ; welke
motieven geven mensen op voor hun keuze om biologisch voedsel te eten
IPV waarom kiezen mensen voor biologisch voedsel.
- Deelvragen formuleren waar nodig
Deelvragen moeten stuk voor stuk beantwoord worden voordat er
antwoord op de hoofdvraag gegeven kan worden. om tot goede
deelvragen (of subdeelvragen) te komen moet vooronderzoek gedaan
worden waarin wordt gebrainstormd, met deskundigen gediscuscieërd,
literatuur geraadpleegd wordt etc.
Daarnaast kan een onderzoek meerdere verwante probleemstellingen
hebben.
VB: in hoeverre verschillen op de basisschool de cijfers van kinderen van
laaggeleide schoolouders van die van kinderen van hooggeschoolde
ouders & in hoeverre krijgen zij, als ze gelijke cijfers hebben, verschillende
adviezen ten aanzien van hun vervolgopleiding.
- Probleemstelling en doelstelling onderscheiden
De doelstelling heeft te maken met het waarom, de probleemstelling met
het wat van het onderzoek.
Doelstelling: wat je wilt bereiken / probleemstelling: Wat moet je daarvoor
weten.
VB: doelstelling: verhoging van de efficiency van het afrekenen bij
supermarkten.
Probleemstelling: welk verband is er tussen de kleur van de verpakking en
het mislukken van het scannen van streepjescodes bij de kassa?
Is er een probleem? Is het onze taak daar iets aan te doen? Heeft dit probleem
onze prioriteit? Wanneer is het probleem belangrijk of omvangrijk genoeg om er
wat aan te doen? Kunnen we er ook iets aan doen? -> pas als deze vragen zijn
beantwoord kan onderzoek een bijdrage leveren.
Het onderzoeksproces bestaat uit 8 fases
1. Oriënteren: verhelderen van de achtergrond en de doelstelling
Wat is het probleem precies? Wie heeft het probleem? Wie zijn de
belanghebbenden? Wanneer is het een probleem en waar doet het zich
voor? Waarom is het een probleem? Hoe is het probleem ontstaan?
, Onderzoeker wilt indruk krijgen van de kennis die er nodig is om het
probleem op te lossen veel praten met betrokkenen (opdrachtgevers),
deskundigen, en collega’s.
Wat is er al bekend over het onderwerp van onderzoek? Is er al eerder
onderzoek na gedaan? Je kan leren van de fouten die anderen hebben
begaan, vragenlijsten gebruiken en vergelijken. scheelt een hoop werk.
2. Formuleren van de probleemstelling
3. Ontwikkelen van de onderzoeksopzet
Onderzoeker bedenkt een plan om een antwoord te krijgen op zijn vraag.
Zoveel mogelijk moet vooraf bedacht, gepland en voorzien worden. dit
helpt voorkomen dat fouten en onvoorziene omstandigheden het
onderzoek verzieken en ondoordachte oplossingen voor onverwachte
problemen en resultaten beïnvloeden.
4. Verwerven van gegevens
Onderzoeker verzamelt data. (H2, H3, H4)
5. Verwerken van gegevens
Overzichtelijk samenvatten en rangschikken van informatie dat er
conclusies getrokken kunnen worden. (H5, H6, H8 -> statistiek)
6. Interpreteren van gegevens: conclusies trekken
Antwoord op de probleemstelling.
7. Evaluatie en terugkoppeling naar het probleem
Kan het probleem dat het onderzoek moest helpen oplossen ook werkelijk
met de nieuw verworven kennis worden aangepakt? Nee? Onderzoeker zal
zijn probleemstelling opnieuw moeten formuleren of een andere
onderzoeksopzet bedenken. Nagaan waarom hij geen bevredigend
antwoord heeft gekregen. Ja -> aanbevelingen doen voor beslissingen in
de praktijk.
8. Rapporteren
Gebeurt hele onderzoek door (Vastleggen van informatie) ook mislukte
onderzoeken zijn handig om te publiceren.
Onderzoeksproces verloopt nooit rechtlijnig. Onderzoeker zal altijd weer terug
gaan naar eerdere fase indien probleemstelling toch niet adequaat geformuleerd
blijkt te zijn of als hij literatuur vergeten te lezen is in de oriëntatie fase. Een
bevredigend resultaat uit het onderzoek kan zelf leiden tot nieuwe vragen, die
weer tot onderzoek leiden. Je gaat van fase 8 dan weer naar fase 1.
Het weer terug gaan naar eerdere fasen en het doorlopen van alle fase is de
onderzoekscyclus.
Vastlegging probleemstelling
- H1: inleiding
o Aanleiding onderzoek en de doelstelling ervan.
o Praktisch belang wordt geschetst.
o Onderwerp wordt in theoretisch kader gesteld; wat is er al bekend?
Welke theoretische modellen en benaderingen bestaan er? Wat
heeft verwant onderzoek opgeleverd? Welke haken en ogen zitten er
aan het onderwerp? Etc.
o Termen van probleemstelling worden zo nauwkeurig mogelijk
geschreven. Idealiter wordt hier ook duidelijk welke beslissing zal
worden genomen op basis van bepaalde uitkomsten van het
onderzoek.
o Inleiding wordt afgesloten met: indicatie van de opzet van het
onderzoek en een vooruitblik op het vervolg van het rapport.
Onderzoeksrapporten worden zo neutraal mogelijk geschreven, afstand tot
onderwerp en objectiviteit. In de aanbevelingen mengt de onderzoeker zijn
subjectiviteit, daar wel doordacht met motivatie.
,Vragen die gesteld en beantwoord moeten kunnen worden.
- In hoeverre is de onderzoeker open en controleerbaar in zijn werk- en
denkwijze?
- Kan/zal de onderzoeker objectief te werk zijn gegaan?
- Is er systematisch gewerkt?
- Is het onderzoek herhaalbaar en kunnen de resultaten reproduceerbaar
zijn?
- Zijn onderzoeksvragen die vooral te maken hebben met zingeving,
betekenis, context of diepliggende drijfveren niet in een kwantitatief
keurslijf geperst?
- Heeft de onderzoeker of diens instelling belang bij een bepaalde uitkomst
van het onderzoek? Is daar openheid over? Wat heeft de onderzoeker
gedaan om toch objectief te blijven?
- Heeft de onderzoeker of diens opdrachtgever wel de juiste motieven voor
het uitvoeren van het onderzoek?
- Is de onderzoeker tot het gaatje gegaan met het scherp formuleren van de
probleemstelling?
- Zijn in de probleemstelling de gebruikte termen, te vergelijken aspecten
en beslissingscriteria voldoende gespecificeerd?
- Worden er in de onderzoeksprobleemstelling geen oordelen of
voorschriften gevraagd?
Kernpunten
, Onderzoek: Doelgerichte activiteit om voor het helpen oplossen van een
onderkend probleem kennis op te doen die nieuw is.
Praktijkgericht onderzoek: Gericht op verbetering van de praktijk,
beslissingen nemen en praktijkproblemen oplossen.
Onderzoek moet wetenschappelijk verantwoord zijn en onder meer voldoen aan
- Objectiviteit
- Controleerbaarheid
- Herhaalbaarheid
- Systematische werkwijze
Methodologie: basisbegrippen, grondslagen, valkuilen en voorschriften voor het
uitvoeren van onderzoek.
Mensen onderzoeken
- Kwalitatief: begrijpend inzicht in processen, beperkt aantal mensen, hoe,
wat en waarom vragen.
- Kwantitatief: tellen en turven. Veel mensen, hoeveel en hoe groot vragen.
Oneigenlijke redenen om onderzoek te doen
- Uitstellen van beslissingen
- Eigen gelijk willen bevestigen
- Ondersteunen van een al genomen beslissing
- Hopen op een wonder
- Geld kunnen krijgen of het op willen maken
- Status verhogen
- Pappen en nathouden
Probleemstelling zo goed doordenken en formuleren dat andere onderzoekers
waarschijnlijk tot dezelfde uitslag komen.
- Gebruikte termen specificeren
- De te vergelijken aspecten specificeren
- Beslissingscriteria specificeren
- Niet naar oordelen en voorschriften vragen
- Waarom en waardoor vragen proberen te vermijden
- Logisch structureren van hoofd- en deelvragen
- Probleemstelling / onderwerp / doelstelling = allemaal iets anders.
Fasen van het onderzoeksproces
1. Oriënteren
2. Probleemstelling formuleren
3. Ontwikkelen van onderzoeksopzet
4. Gegevens verwerven
5. Gegevens verwerken
6. Gegevens analyseren en interpreteren
7. Evalueren
8. rapporteren
Begrippenlijst
Controleerbaarheid Kwalificatie van een zodanig open werkwijze en
verantwoording daarvan, dat anderen elke denkstap en