1. Homo sociologicus
2.1 kuddedieren
Sociologisch spreken over groeperingen- vertonen intern redelijk uniform groepsgedrag. Passen de
leden zich niet aan, dan worden ze natgespoten. (zie uitleg blz. 33) of, in sociologisch jargon,
groepsleden oefenen voortdurend sociale controle uit om de andere leden in het gareel te houden.
Dat doen ze met behulp van negatieve en positieve sancties.
Vooral wanneer gevaar dreigt en externe vijand zich aandient, groeit de roep om aanpassing aan de
eigen waarden en normen van de kudde, zoals bij de komst van grote groepen asielzoekers. Soms
slaan mensen, net als kuddedieren, bij dreigend gevaar massaal op de vlucht.
Nederland ken een gevarieerd kuddelandschap. Een cultuur van tolerantie en vrijheid beschermt de
variëteit, totdat grote groepen het gevoel krijgen dat centrale waarden, overtuigingen en belangen
bedreigd worden.
2.2 homo sociologicus
Veel van ons gedrag is sociaal bepaald. De mens is volgens Ralph Dahrendorf een ‘homo
sociologicus’, wiens leven vooral gedirigeerd wordt door de rollen die van hem verwacht worden.
Elke samenleving heeft een manier van sociale controle nodig, die maakt dat mensen zich
voorspelbaar gedragen, op een manier die de samenleving ten goede komt. De traditionele manier
van disciplinering- armoede, religie- is vervangen door een nieuwe manier.
Ons denken, gedrag en zelfs gevoelens zijn een product van biologische en maatschappelijke
factoren. Onze gene hebben we meegekregen van onze ouders en die hebben wij niet kunnen
kiezen. Uit onderzoek is gebleken dat ongeveer 40% van de verschillen in geluksgevoel komt door
verschillen in genetische aanleg. 60% van de verschillen in geluksgevoel komt door invloeden uit de
omgeving.
Omgevingsinvloeden, hebben verschillende oorsprongen: groeperingen, cultuur, sociale aanleg en
maatschappelijke ontwikkeling.
Groeperingen gaat het om mensen met wie je opgroeit, zoals ouders, broertjes/zusjes, klasgenoten,
familie, vrienden.
Cultuur bestaat uit waarden, normen, verwachtingen en doeleinden die we als samenleving of
onderdeel daarvan met elkaar delen. (Regels, wetten)
Daarnaast zijn de sociale laag en machtspositie van groot belang voor je doen en denken.
Genen, groeperingen, cultuur, sociale gelijkheid, macht en maatschappelijk ontwikkelingen staan niet
los van elkaar. Zij beïnvloeden elkaar onderling zo is de sociale laag waarin je geboren bent van grote
invloed op de groepering waarin je beweegt.
Meestal zijn er meerder factoren in het spel; we spreken dan van multicausaliteit.
Problemen als eenzaamheid hebben vaak meerdere en per individu verschillende oorzaken.
Bovendien hebben verschillende remedies ook een verschillende uitwerkingen per individu, ook als
de oorzaak gelijk. Dat is een van de redenen waarom er in de zorg steeds meer gepleit wordt voor op
het individu aanpaste zorg. Vraaggericht werken.
2.3 De rol theorie
Sociologen bestuderen het gedrag van mensen als leden van een samenleving. Dat gedrag speelt zich
grotendeels af in groeperingen. Zij constateren dat bij gedrag in een groep de verwachtingen van
anderen een grote rol spelen. Bij elke positie hoort een rol, die kort samengevat bestaat uit
verwachtingen die de omgeving heeft van hem als positiebekleder.
De mens is een homo sociologicus die dagelijks talrijke rollen speelt. Veel van ons gedrag is
voorgeprogrammeerd; zelfs onze emotionele uitingen.
, De roltheorie is een goed hulpmiddel bij de analyse en de verklaring van ons gedrag. In die theorie
nemen de begrippen positie, sociale status, sociaal aanzien, rollen en sociale structuur een
belangrijke plaats in.
2.3.1 Posities
Een positie zit niet vast aan één bepaalde persoon. Binnen de studentenpopulatie zijn verschillende
soorten studenten te onderscheiden, zoals die van universiteit, hbo en mbo. Dit zijn verschillende
posities.
Voor sommige posities hoef je niet te doen, bijvoorbeeld zus van, dochter van. Die zijn komen
aanwaaien ofwel hem toegewezen. Dit wordt ook wel toegewezen positie genoemd.
Een positie is een plaats in een netwerk van relaties
2.3.2 sociale status
Niet alle positie worden hoog gewaardeerd. Sommige vinden we belangrijkere dan de andere. Zo is
de sociale status van uni studenten hoger dan die van hbo.
De waardering is gekoppeld aan de positie, niet aan de persoon. De positie student heeft een lagere
sociale status dan de positie leraar. De waardering s de relatief. De samenleving bepaald de sociale
status van een positie. Hoe hoger de sociale status van iemand, des te groter zijn invloed.
Sociale status is de waardering die de samenleving aan een positie hecht in relatie tot andere
posities.
2.3.3 sociaal aanzien
De wijze waarop iemand zijn sociale positie bekleedt, is van belang voor de waardering die hij krijgt.
We spreken dan van sociaal aanzien.
Het sociaal aanzien daalt wanneer je bijvoorbeeld slechte studieresultaten behaald, als je actievoert
voor iets waarvoor je staat kan sociale aanzien vergroten, maar iemand die niet voor die actie staat
kan het sociale aanzien verlagen. De toekenning van sociaal aanzien is dus, in tegenstelling tot sociale
status, wel gekoppeld aan een persoon. De waarderingen kan de positie verschillen. Bij de één krijg je
aanzien bij de andere juist niet.
Sociaal aanzien is de mate van waardering die men heeft voor de wijze waarop iemand een positie
bekleedt.
2.3.4 sociale structuur
In de samenleving bestaan talrijke posities. De posities worden verschillend gewaardeerd en zijn vaak
met elkaar verweven. De ene positie kan vaak niet zonder de andere. In organisatie heb je posities
als bestuurder, directeur, afdelingshoofd. De relaties tussen posities vormen samen een sociale
structuur.
De sociaal structuur van bijvoorbeeld hogeschool kun je verhelderen door de posities die daar
voorkomen en de wijze waarop die posities met elkaar verbonden zijn te beschrijven. Je krijgt dan
een organogram of deel ervan.
Een organogram is een schema van de structuur van een organisatie.
De sociale structuur is de wijze waarop de posities in een samenleving of groep op elkaar
betrokken zijn.