Sociologie
Model van Huber
De definitie van ‘Positieve gezondheid’ kun je koppelen aan:
- Fysieke uitdagingen
- Sociale uitdagingen
- Emotionele uitdagingen
- Veerkracht
These: Claim op de werkelijkheid/ staat waarin het nu is.
Antithese: Tegenstelling van de werkelijkheid/ breuk met de werkelijkheid
Je sociale positie wordt bepaald door 3 kenmerken:
- Sociaalgeografische kernmerken
- Sociaaleconomische kenmerken
- Sociaal culturele kenmerken
Les rite de passage (Van Gennep, 1900): Overgangsritueel:
- Voor de drempel: Separatie of preliminale fase:
Losmaken oude status, afscheid kindertijd.
- Op de drempel: initiatie of liminale fase:
Leeftijdsgenoten belangrijk, geen kind en geen volwassenen, uitingsvorm:
ordeverstoring
- Over de drempel: Transformatie of postliminale fase:
Uitingsvorm, meedoen met de volwassenen.
Tegenwoordig vijfvoudige drempel:
1. Biologische puberteitsdrempels
2. Sociale drempel (op jezelf wonen)
3. Economische drempel (werken, eigen inkomen hebben)
4. Culturele drempel (eigen smaak/stijl ontwikkelen)
5. Juridische drempel (formeel volwassen (18) zijn)
Socialisatie en zelfbeeld
- Iemand leert door o.a. imitatie en identificatie
- Je wilt zijn zoals degene die je imiteert
- Zelfbeeld wordt gevormd door interactie met anderen (ik ben een meisje -
> wat is/ doet een meisje?)
Identiteitstoeschrijving: Me & Ik
Role- Taking (mead): De rol van iemand anders innemen (van een afstand
kijken naar jezelf)
- Ik: De handelende ik, wie ben ik werkelijk?
- Me: Degene die ik denk te zijn.
, Sociale stratificatie: Verschillen in status/ sociale ongelijkheid (werk, macht,
geld), vorm van hiërarchie.
Door macht hebben sommige mensen privileges.
5 klassen:
- Bovenklasse: Ceo’s en managers van grote bedrijven
- Professionele middenklasse: Vrije beroepen en hoogopgeleid personeel
o.a. in wetenschap
- Werknemers/ arbeidersklasse: Bouwe, fabriek, haven (uitvoerend)
- Onderklasse: Onzekere banen en uitkeringen
- Ondernemersklasse: MKB en boeren (zzp)
Sociale mobiliteit:
- Horizontale sociale mobiliteit: Iemands positie verbeterd of
verslechterd niet
- Verticale sociale mobiliteit: Sociale positie is wel veranderd, duidelijke
verbetering of verslechtering
- Intergenerationele (kinderen of ouders) verticale mobiliteit:
Doorgevoerd van generatie op generatie
Eriksons fases model:
Elke fase begint met een crisis.
Aan het eind van fase 5 hebben jongeren autonome keuzes gemaakt:
- Het privéterrein (inrichting privé en beeldvorming partnervorming)
- Terrein van betaalde arbeid (studie- en beroepskeuzes)
- Culturele terrein (cultuurdeelname, smaak, politiek, levensbeschouwing)
Autonomie: Zelfstandig beslissingen kunnen maken
Heteronomie: Afhankelijk zijn van andermans keuzes
Cultuur: Alles wat we hebben aangeleerd (nurture)
Natuur: Genetisch, waar we mee geboren zijn (nature)
Deviantie:
Afwijkend van wat normaal gevonden wordt
- Formele/ juridische deviantie: De wet breken
- Informele deviantie: Een norm breken
- Primaire deviantie: Oorspronkelijke afwijking van de norm
- Secundaire deviantie: Reactie op het label van ‘deviant’, hoe je omgaat
met het label:
Self- fulfilling prophecy: wanneer een persoon het label van deviant
accepteert en waarmaakt.
Self- defeating prophecy: wanneer een persoon het label deviant niet
accepteert en daartegenin gaat
Proces etikettering: