Samenvatting Leerboek Kinder- en Jeugdpsychiatrie (Verhulst,
2020)
Hoofdstuk 11: Stemmingsstoornissen
Inleiding
● Stemming= een aanhoudende menselijke gevoelstoestand die relatief onafhankelijk is van
externe gebeurtenissen en die bepalend is voor de manier waarop de mens zichzelf, zijn
wereld, zijn verleden en zijn toekomst ervaart.
● Depressieve stemming= abnormaal sombere stemming en/ of lusteloosheid,
ongeïnteresseerdheid en een onvermogen om ergens van te kunnen genieten.
● Depressieve stoornis= neerslachtige, gevoelloze of prikkelbare stemming samengaand met
somatische en cognitieve veranderingen die in significante mate invloed hebben op het
vermogen van het kind of de jeugdige om te functioneren.
● Manie= een stemming die overmatig opgewekt, uitgelaten of prikkelbaar is (de hele wereld
aankunnen)
● Bipolaire stemmingsstoornis= een (hypo)manische episode wordt afgewisseld door
depressieve episodes
Depressieve stoornis
Er zijn twee aanpassingen voor de criteria voor een depressieve stoornis bij jeugdigen. Er is een
verschil tussen een depressie voor of na de puberteit. Als het voor de puberteit ontstaat, zet het
minder vaak door in volwassenheid, komt minder vaak voor, komt meer voor bij jongens dan bij
meisjes, gaat vaak samen met andere stoornissen en is vaker geassocieerd met disfunctioneren van
het gezin dan depressie die na de puberteit ontstaat.
Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn binnen dezelfde periode van twee weken aanwezig
geweest en wijken af van het eerdere functioneren; minstens een van de symptomen is ofwel een
sombere stemming ofwel verlies van interesse of plezier:
- Sombere of prikkelbare stemming (prikkelbare stemming bij kinderen)
- Duidelijke verminderd(e) interesse of plezier
- Significant gewichtsverlies. Bij kinderen het niet bereiken van de te verwachten
gewichtstoename
- Insomnia of hypersomnia
- Psychomotorische agitatie of vertraging
- Vermoeidheid of verlies van energie
- Gevoelens van waardeloosheid
- Verminderd vermogen tot nadenken of concentreren; besluiteloosheid
, - Recidiverende gedachten aan de dood, recidiverende suïcidegedachten zonder een
specifiek plan of een suïcidepoging of een specifiek plan om suïcide te plegen
Bij jonge kinderen moet er gelet worden op een continue, sombere gelaatsuitdrukking, zich
prikkelbaar of zeurderig gedragen, tekenen van lusteloosheid en verveling, omdat zij hun gevoelens
nog niet goed kunnen duiden en onder woorden kunnen brengen. Er komen ook cognitieve
symptomen voort, zoals verminderde concentratie op school, of minderwaardigheidsgevoelens en
schuldgevoelens. Ook kinderen kunnen denken aan suïcide. Voor de behandeling is het nodig om
vast te stellen of het een lichte, matige of ernstige depressie is. Bij een persisterende depressieve
stoornis horen de volgende kenmerken:
1. Sombere of prikkelbare stemming gedurende ten minste 1 jaar bij kinderen en jeugdigen
2. Aanwezigheid, tijdens de depressiviteit, van twee (of meer) van de volgende symptomen:
a. Slechte eetlust of te veel eten
b. Insomnia of hypersomnia
c. Weinig energie of vermoeidheid
d. Gering gevoel van eigenwaarde
e. Slechte concentratie of moeite met beslissingen nemen
f. Gevoelens van hopeloosheid
De somberheid is minder intens dan bij een depressieve stoornis, maar wel chronischer (en wellicht
invaliderend).
Comorbiditeit
Depressieve stoornissen komen het vaakst samen voor met gedragsstoornissen of angstklachten:
● Gedragsstoornissen: gaat waarschijnlijk samen door gemeenschappelijke etiologische
invloeden
● Angststoornissen: gaat waarschijnlijk samen omdat beide stoornissen genetische en
omgevingsinvloeden met elkaar delen
In de adolescentie is er een toename van depressie onder meisjes, waarschijnlijk vanwege hormonale
veranderingen. Een andere factor zou kunnen zijn dat meisjes een grotere waarde hechten aan
relaties dan jongens en zouden daardoor kwetsbaarder zijn voor het mislopen ervan (vooral bij
onveilige hechting bij ouders).
Etiologie
● Predisponerende factoren (genetische invloeden of vroege omgevingsinvloeden)
Kinderen met ouders met een depressieve stoornis hebben een verhoogd risico op psychiatrische
stoornissen of depressie.
● Precipiterende factoren (stressvolle levensgebeurtenissen)