R. den Buitelaar – Hogeschool Rotterdam
Voorbereiding tentamen Taalbeschouwing – leerdocument
Hoofdstuk 7 Van middeleeuwen naar nieuwe tijd: de 16e eeuw
7.1
Latijn is het communicatiemiddel -> Latijnse grammatica
1485 Exercitium Puerorum boek verschenen -> vertalingen of verduidelijkingen volkstaal
Adjectief -> bijvoeglijk naamwoord
Substantief -> zelfstandig naamwoord
7.2
In Exercitium Puerorum wordt vooral verschil talen laten zien:
Nominatief – eerste naamval
Accusatief – vierde naamval (lijdend voorwerp)
7.3
Door de opkomst van steden in de middeleeuwen meer mensen naar school (moest heer toestaan)
7.4
16e eeuw -> duidelijke belangstelling voor volkstaal
Latijn is superieur in zijn uitdrukkingsmogelijkheden, maar tegelijkertijd overtuigd van de intrinsieke
waarde eigen moedertaal
Ingrijpende gewijzigde houding door : Renaissance (hernieuwde oriëntatie op de Oudheid, werken
van mensen die geen Latijn lazen ook onder aandacht brengen), Reformatie (kerkhervorming) en
nationaal bewustzijn
7.5
Politieke conflicten – tachtigjarige oorlog – het ontstaan standaardtaal vindt vooral in het noorden
plaats, zuiden verdwijnt komende eeuwen uit ons zicht
7.6
In de nieuwe zelfbewuste Republiek verschijnen publicaties waarin de kwaliteiten van de moedertaal
worden benadrukt. (eerste gedrukte dialoogvorm: dialoog over de Nederlandse grammatica)
Rederijkerskamers -> omgeving waarin zorg voor de moedertaal en literaire activiteiten samengingen
Term Nederlands komt al voor, vaak worden Duits en Nederduits gebruikt. (Duits -> taal van het volk)
R. den Buitelaar – Hogeschool Rotterdam
,R. den Buitelaar – Hogeschool Rotterdam
Duits en Nederlands worden niet als verschillende grootheden gezien
Twe-spraack 1584 > gericht aan burgermeester Amsterdam, verheerlijking van eigen taal het centrale
thema
- Cultivering van het Nederlands
- Taal ordenen
- Taal eigen systeem
- Gebruik bastaardwoorden vermijden
Opbouw en zuivering van het Nederlands. (Nederlands moet op verschillende terreinen worden
gebruikt)
7.7
Simon Stevin 1568
Vier kenmerken Nederlands
1. Hoge ouderdom
2. Aanwezigheid van veel eenlettergrepige woorden
3. Bijzonder vermogen om samenstellingen en afleidingen te vormen
4. Beweeglijkheid (vermogen om te overtuigen en ontroeren)
7.8
Opbouw van taal -> beregeling op het gebied van spelling en grammatica
Twe-Spraack geeft voor het eerst de regels van het Nederlands aan, niet alleen beschrijvend
(descriptief), maar ook in regelende opbouwende zin (prescriptief)
In Twe-Spraack maar liefst zes naamvallen gepresenteerd (superieur, net zoals Latijn, goede taal is
een taal met naamvallen)
7.9
Latijnse invloed op morfologie en syntaxis vergrootte de waardigheid van de Nederlandse taal
Op het gebied van woordenschat werd dit anders gezien –> onnodig, onwenselijk, men maakte
bezwaar
Leenwoorden -> ambtelijke taal en taalgebruik van hofkringen, rederijkers hadden zich er zeker
schuldig aan gemaakt
Taal moet gezuiverd worden (Coornhert bv) -> in plaats van bastaardwoorden moet men
Nederlandse woorden gebruiken, oude woorden of nieuwvormingen (neologismen)
Purismen (streven naar behoud van iets, zuiveren van taal) -> enkel ghetal, meervoud, letterkonst,
naam, woord, onderwerp, ghezeg, redenkaveling (purisme voor dialectica = logica)
Sommige neologismen ingang gevonden -> onderwerp, gezegde, meervoud
R. den Buitelaar – Hogeschool Rotterdam
,R. den Buitelaar – Hogeschool Rotterdam
Het ging met name om afkeer van Romaanse leenwoorden, slecht een enkeling verzette zich tegen
ontlening aan het Duits
De discussie over zuivering van het Nederlands nog lang niet afgelopen
7.10 samenvatting
Het streven naar verheerlijking, zuivering en opbouw van het Nederlands beheerst de 16 e en 17e
eeuw.
Al de activiteiten rond en ten behoeve van de volkstaal zorgde dat er iets ontstond wat er daarvoor
niet was: een standaardtaal, eenheidstaal, althans in geschrift (daarvoor dialectverscheidenheid)
Middeleeuwen waren er al pogingen ondernomen, maar leidde niet tot standaardtaal
Het proces van standaardisatie vanaf de tweede helft 16 e eeuw, drie belangrijke kenmerken
1. Codificatie
2. Functie-uitbreiding
3. Selectie
Codificatie
- Norm- en regelgeving van een taal
- Twee-Spraack
Functie-uitbreiding
- Moedertaal op verschillende nieuwe terreinen gehanteerd
- Op politiek gebied won moedertaal wel terrein
- 1582 meeste documenten en uitgaande stukken het Nederlands te gebruiken i.p.v. Frans
Selectie
- Bepaalde taalvarianten worden geaccepteerd, anderen afgewezen
Hoofdstuk 15 Het Nederlands in de 21e eeuw
15.1
Dialectverlies is in stroomversnelling gekomen -> kinderen leren dialect niet meer aan
Processen voor 20e eeuw
- Ontstaat een regionale variëteit van de standaardtaal
- Ontstaat een nieuwe vorm van dialect
Dialectinterview
- Informaten reageren hyperdialectisch (neiging vrouwelijke vormen (zijn gelijk aan
standaardtaal) gelijk te maken aan mannelijke vormen (wijken af van standaardtaal))
- De mannelijke vormen werden blijkbaar over gegeneraliseerd omdat ze karakteristiek voor
het dialect werden beschouwd
R. den Buitelaar – Hogeschool Rotterdam
, R. den Buitelaar – Hogeschool Rotterdam
Bevordering dialect in onderwijs weinig terecht gekomen -> allochtone leerlingen etnolect
15.2
Norm van standaardtaal begint losser te worden
Poldernederlands (jonge succesvolle vrouwen) – volgens oude norm komt dit plat over (aai i.p.v. ei/ij)
Vrouwen zijn normgevoeliger dan mannen en houden zich meer aan de standaardtaal
Echter zien we dat vrouwen tegen de heersende norm ingaan -> zoveel maatschappelijk
zelfvertrouwen dat ze zich op het punt van uitspraak wel iets kunnen veroorloven (wordt toenemend
ook bij jonge intellectuele mannen geconstateerd)
Niet alleen in uitspraak, ook in woordgebruik lijken taalzeden losser te worden
15.3 Vlaamse tussentaal
Tussentaal -> gebruiken veel Vlamen in informele situatie
Tussentaal is een stap in de richting naar standaardtaal, met behoud van Vlaamse kenmerken
Taalkundigen (voorstander van sterke taaleenheid met Noorden, maken zich ernstig zorgen), het
komt ook voor in Nederlands, maar hier wordt het niet door hogere klassen gesproken, daar wel
Tussentaal kan stap in de richting van een afzonderlijke Vlaamse standaardtaal zijn, positie van
Nederlandssprekenden wordt ernstig verzwakt
Andere taalkundigen zien geen probleem, zolang het tot een informele situatie beperkt blijft
Het is geen standaardtaal kunnen spreken, maar willen spreken
Informalisering – informeel worden van taal
Vlaanderen beweging naar boven (vanuit het dialect) en Nederland beweging naar beneden (vanuit
zuivere Standaardtaal)
15.4
Jongerendialecten (smurfentaal) (jongeren zelf: straattaal)
Jongeren met verschillende etnische afkomst -> woorden uit verschillende talen
- Het-woorden en de-woorden omgewisseld
- Bijvoeglijk gebruikte bijvoeglijk naamwoord wordt verbogen naar authentiek Nederlands
(een goeie diploma)
- Murks (Marokkaans en Turks) (soms spottend, vooral uit bewondering)
- Sms’jes en chatboxen -> slordig
R. den Buitelaar – Hogeschool Rotterdam