Deze samenvatting bevat alle hoofdstukken van het boek, waarin alle begrippen en definities uit het boek langskomen. Ik heb deze samenvatting gebruikt voor mijn generieke kennisbasis toets taal.
Hoofdstuk 2 Taalonderwijs en taal
2.1 Taalonderwijs
Geletterdheid: het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en gebruiken. Hierin worden 3 stadia onderscheiden:
- Ontluikende geletterdheid: de ontwikkeling van de geletterdheid in de voorschoolse periode van 0 tot 4
jaar.
- Beginnende geletterdheid: groepen 1 t/m 3.
- Gevorderde geletterdheid: na groep 3.
Soorten leesonderwijs:
Aanvankelijk (=fase in leesonderwijs) lezen: hierbij willen we kinderen de beginselen van het leren lezen bij brengen.
Ze moeten leren welke letters er zijn en ze moeten in staat zijn om eenvoudige woorden hardop te lezen (in de
eerste helft van groep 3).
Voortgezet lezen: een onderdeel hiervan is technisch lezen: het ontcijferen van letters en het hardop lezen van
woorden.
Voortgezet technisch lezen: doel: de vaardigheid van het decoderen van teksten te vergroten.
Andere vorm voortgezet lezen: begrijpend lezen: gaat om begrijpen van de tekst, achterhalen van de bedoeling.
Stellen: gaat om het schrijven van teksten. Kinderen moeten hun gedachten, ervaringen en waarnemingen kunnen
weergeven in de vorm van verschillende soorten teksten.
Naast technisch lezen en begrijpend lezen -> jeugdliteratuur: het gaat om jeugdboeken in ruime zin en omvat zowel
informatieve boeken als fictie. Doel: kinderen in aanraking brengen met verschillende literaire genres.
Taalbeschouwing: kinderen leren reflecteren op de taalvorm, de manier waarop iets is verwoord. Hierbij is
traditionele grammatica een belangrijk onderdeel. Hierbij moeten kinderen zinnen ontleden in zensdelen en de
verschillende soorten woorden kunnen benoemen.
2.2 Het taalsysteem
Taal heeft verschillende functies voor mensen:
- De communicatieve of sociale taalfunctie: we gebruiken de taal als communicatiemiddel, interactie tussen
mensen.
o Zelfhandhaving: opkomen voor wat je zelf wilt.
o Zelfsturing: met woorden handelen en aankondigen wat je plannen zijn.
o Sturing van anderen: met woorden het gedrag van andere beïnvloeden.
o Structurering van het gesprek: taal gebruiken om het gespreksverloop te beïnvloeden.
- Conceptualiserende functie: je gebruikt taal om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op de
werkelijkheid.
o Rapporteren: verslag doen van iets wat in de werkelijkheid is gebeurd.
o Redeneren: je bewerkt de gebeurtenis door een extra denkstap in te bouwen.
o Projecteren: je probeert je te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van iemand.
- Expressieve taalfunctie: de taal wordt gebruikt als expressiemiddel.
Communicatieve competentie: de vaardigheid van een taalgebruiker om in alle communicatieve situaties adequaat
communiceren. Deelcompetenties:
- Grammaticale competentie: de kennis van de taal en de taalregels die nodig zijn om te kunnen
communiceren.
- Tekstuele competentie: het vermogen om de kennis van gesproken en geschreven teksten te gebruiken in
verschillende communicatieve situaties.
- Strategische competentie: het vermogen van een taalgebruiker om strategieën te hanteren om zo bepaalde
doelen te bereiken.
- Functionele competentie: het vermogen van een taalgebruiker om zijn taalgebruik aan te passen aan een
specifieke situatie.
1
, Strategisch en functioneel ook wel pragmatische competenties, omdat ze betrekking hebben op de praktijk.
Recursief systeem: een element van de taal weer eenzelfde element van de taal kan bevatten. In theorie zou je een
oneindige zin kunnen maken. (kijkend naar niveaus van de taal)
Hoofdstuk 3 Mondelingen taalvaardigheid
3.1 Taalverwerving
Er zijn 3 theorieën over hoe kinderen hun taal verwerven:
1. Behaviorisme: een stroming binnen de psychologie die ervan uitgaat dat kinderen hun taal leren door
imitatie. Kinderen bootsen de taal die ze (het meest frequent) in hun omgeving horen na.
2. Creatieve constructietheorie: theorie over het ontstaan van taal, waarbij men ervan uitgaat dat kinderen
taal simpelweg niet imiteren, maar zelf over een aangeboren taalvermogen beschikken waarmee ze op een
creatieve manier zinnen kunnen bouwen. Ook wel mentalisme.
3. Interactionele benadering: theorie over het ontstaan van taal waarbij men enerzijds het belang van het
aangeboren taalleervermogen onderschrijft, maar anderzijds benadrukt dat het taalaanbod van de omgeving
en de interactie aan de ene kant en zijn kennis van de taal aan de andere kant.
Niveaus van taal Regels voor Niveaus taalontwikkeling
Fonologisch Uitspraak Kind vormt spraakklanken
Morfologisch Opbouw van woorden Het gaat om de manier waarop woorden worden gevormd
Syntactisch Volgorde van woorden Het gaat om de betekenis van woorden
Semantisch Betekenis Kinderen leren de regels voor het combineren van woorden
Orthografisch spelling Het kind maakt zich de regels eigen voor het gebruik van de taal
Taalverwervingsproces van een kind wordt onderscheiden in:
1. De prelinguale periode (0 tot 1 jaar): een periode met onsamenhangende reeksen klanken. Huilen is een
manier van communiceren. Het kind begint te vocaliseren, het produceren van klanken. Ook wel de fase van
vocaal spel en na ongeveer 7 maanden begint de fase van het brabbelen.
2. De linguale periode (1 tot 9 jaar), die weer is onder te verdelen in:
a. De vroeglinguale periode (1 tot 2 ½ jaar): brabbelen gaat over naar betekenisvol taalgebruik.
(eenwoordzin -> tweewoordzin -> meerwoordzin)
b. De differentiatiefase (2 ½ tot 5 jaar): kinderen leren dat woorden van vorm kunnen veranderen en
dat die vormverandering ook iets betekent.
c. De voltooiingsfase (5 tot 9 jaar): alle processen uit de vorige periode worden nu verder opgebouwd.
Over generalisatie: kinderen passen taalregels onterecht toe. Vb. loopte, gevald, meegebrengt. Dit komt vooral voor
in de differentiatiefase.
Simultane tweetaligheid: het verschijnsel dat kinderen voor hun derde levensjaar min of meer gelijktijdig twee talen
leren.
Successieve tweetaligheid: het verschijnsel dat kinderen na de leeftijd van drie jaar een tweede taal leren nadat ze
een eerste taal hebben geleerd.
Interferentiefout: fouten die voortkomen uit de verschillen tussen een eerste en een tweede taal.
3.2 Spreek- en luisterstrategieën / 3.3 Spreek- en luisterdoelen
Stappen om spreekstrategie te bepalen:
- Oriënteren op het spreekdoel
- Oriënteren op het onderwerp en het inzetten van eigen kennis
- Oriënteren op het soort spreektaak
- Oriënteren op het publiek of de gesprekspartners
- Reflecteren op de spreektaak
- Monitoren van de spreektaak
- Evalueren van de spreektaak
2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper maaikegroot1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.