Developmental Psychopathology
Universiteit Utrecht blok 1
Sep 2022 - Nov 2022
Kennisclip: scanning, selecting and summarizing literature 2
Deel 1 Tentamen 2
Hoorcollege: DP Fundamentals I 2
Hoorcollege: DP Fundamentals II 6
Hoorcollege 2: Anxiety 9
Hoorcollege 3: Depression 12
Deel 2 Tentamen 18
Hoorcollege 4: Eating disorders 18
Hoorcollege 5: Substance use 21
Hoorcollege 6: Developmental Language Disorders 23
Hoorcollege 7: Dyslexia and Dyscalculia 27
Hoorcollege 8: Trauma 29
Hoorcollege 9: Disruptive Behavior Disorders 36
Hoorcollege 10: Intellectual Disorders 41
FLOOR VAN MUNSTER 1
,Kennisclip: scanning, selecting and summarizing literature
Scannen doe je door te kijken of de titel en abstract van het artikel aansluit bij waar jij naar
opzoek bent. In de eerste alinea wordt vaak het belang geschetst van het artikel en in de
laatste alinea de conclusie en gevonden resultaten. Hieruit kan je dus vaak de
onderzoeksvraag halen. Onder methoden kun je de doelgroep zien en kijken waaruit de
steekproef bestaat. Zo kan je ontdekken of de resultaten wel generaliseerbaar zijn naar je
eigen vraagstelling. Ook kun je zien of de concepten hetzelfde zijn en hoe ze gemeten
worden. In de discussie worden onderzoeksvragen en resultaten kort genoemd en in de
conclusie staat een meer algemene conclusie en worden er implicaties gegeven.
Een zoekplan opstellen en een schematische weergave maken van de inhoud van je
artikelen helpt met het overzicht. Je creëert hiermee een helikopterview.
Deel 1 Tentamen
Hoorcollege: DP Fundamentals I
Definities
Developmental psychopathologie is de studie van normale ontwikkeling bij kinderen en
adolescenten dat fout gaat. De nitie van abnormaal gedrag is niet gewoon atypisch maar
ook schadelijk. Het past niet in de timing van de ontwikkeling, het is ongepast. Een aantal
variabelen moeten hierin worden overwogen: leeftijd, situatie en context, cultuur en
gender. De ouders en professionals kunnen mogelijk ook hun mening over wat ongepast
is toevoegen. Tot slot hangt het ook af van de maatschappelijk kijk op abnormaliteit.
Vanuit het psychopathologische perspectief is verder kijken dan huidige symptomen en
meenemen van interacterende gebeurtenissen belangrijk. (Mal)adaptief gedrag hangt af
van de situatie, bijvoorbeeld vermijding is soms juist adaptief. Abnormaal gedrag betreft
continuïteiten en discontinuïteiten. Continuïteiten (dimensionaal) betekent dat
ontwikkelings veranderingen geleidelijk en kwantitatief zijn, ze zijn opbouwend in een
bepaalde manier. Discontinuïteit (categorisch) houdt in dat veranderingen in ontwikkeling
abrupt zijn en kwalitatief, niet per sé voorspellende waarde voor toekomstig gedrag.
Hieronder staat een overzicht van de typische en atypische ontwikkeling. Je kunt baby
jaren, peuter jaren, jeugd en adolescentie onderverdelen. Developmental tasks zijn
aangeleerde gedragingen van het kind en bouwen zich voort op elkaar. Ook deze
gedragsstadia kunnen worden onderverdeeld in leeftijdsfases. Zie ook hieronder.
FLOOR VAN MUNSTER 2
,Gedragsindicatoren van abnormaal gedrag.
Dit zijn dingen die in combinatie met andere factoren
mogelijk kunnen indiceren dat er abnormaal gedrag
is, het is niet bepalend maar meer ondersteunend.
Developmental delay is een vertraging in het leren
van nieuw gedrag, regression houdt in dat aangeleerd
gedrag ineens terug kan vallen, bijvoorbeeld wanneer
een kind leert niet in bed te plassen en het dan toch
weer doet. Hiernaast staan nog een aantal voorbeelden van indicatoren.
Factoren betrokken bij het beoordelen van (ab)normaliteit
Dit is een model wat de factoren laat zien die een
rol spelen in het beoordelen van abnormaliteit.
Zoals bijvoorbeeld de rol van de ouders, wat
beschouwen we als een normale rol van de
ouders die interactie hebben met hun kinderen.
Changing views of abnormality houdt in dat het
een constant veranderende wetenschap is.
FLOOR VAN MUNSTER 3
, Cijfers
Ongeveer 5% tot 35% van de kinderen van 4 tot 18 jaar oud zullen een keer problemen
ervaren in deze periode. Daarvan heeft 15% tot 20% klinische levels van symptomen,
waarbij dus klinische zorg geïndiceerd wordt. Volgens de APA heeft ongeveer 10% van de
jeugdigen serieuze problematiek en 10% heeft milde problematiek. Er is een variabiliteit in
deze cijfers omdat het op meerdere manieren gemeten kan worden, het verschillende
populaties betreft en de de nities van psychopathologie kunnen verschillen.
Impact van ontwikkelingsniveau
Er is bepaald bewijs voor het feit dat stoornissen een bepaalde leeftijd bij aanvang hebben.
Tussen de geboorte en 6 jaar oud is de kans op de aanvang van taalstoornissen, autisme,
Rett’s stoornis en Asperger groter. Tussen 5 jaar en 12 jaar is er een kans op attention-
de cit hyperactivity disorder. Leerstoornissen en gedragsstoornissen komen op later op
de tijdlijn en stoornissen zoals schizofrenie, drugsgebruik, boulimia en anorexia
ontwikkelen zich vaker tegen de 18 jaar oud.
Geslacht kan ook invloed hebben op Developmental psychopathology. De timing is hierbij
belangrijk, de ernst en de expressie. De expressie gaat met name om verwacht gedrag
maar hierbij is het van belang om op gender bias te letten. Bij het externaliseren (extreem
uiten) van problemen zie je dat met name jongens dit vaker doen en dat bij beide
geslachten dit met de tijd afneemt. Het internaliseren van problemen neemt bij beide juist
toe met de tijd en dan met name bij meisjes.
Historische invloeden en verschillende modellen
Er zijn een aantal belangrijk theorieën ontstaan in de loop der tijden zoals die van
Sigmund Freud met zijn psychoanalytische theorie. Deze theorie stelde dat er bepaalde
fasen in het leven waren waarin iemand dingen hoort te leren om zo door te kunnen naar
de volgende fase, wanneer er leerproblemen zijn kan deze doorgang moeilijker worden.
Maar ook het behaviorisme wat stelt dat gedrag geleerd is door interactie met anderen te
hebben en je omgeving. Tot slot de sociaal-leren theorie die inhoudt dat aangeleerd gedrag
komt door het observeren van je omgeving, dit is meer gericht op cognities.
Er bestaan ook een aantal modellen over psychopathologie. Er zijn interactieve modellen,
hier leiden variabelen tot een uitkomst. Zoals bijvoorbeeld het vulnerability stress model,
het idee dat er aanleg bestaat wat een rol speelt bij het ontstaan van problematisch gedrag.
Er zijn ook transactionele en systemische modellen die stellen dat er een voortdurende
wederkerige uitwisselingen zijn
tussen de omgeving en de
persoon. Hierbij is een voorbeeld
het bio-psychosociale model.
Omgevingsvariabelen kunnen
proximaal (dichtbij) zijn en
distaal (verweg).
Hiernaast zie je een overzicht van
de soorten verbanden.
FLOOR VAN MUNSTER 4