SAMENVATTING – PROJECTMANAGEMENT
Eerste hoofdonderwerp:
Kenmerken van projecten en de functies van projecten in organisaties.
De leerdoelen van dit hoofdonderwerp zijn:
• U kent het onderscheid tussen de doelen van het project en de op te leveren
producten.
• U kunt de relatie aangeven tussen de doelstellingen, strategie en processen van de
opdrachtgevende organisatie en de doelen en opbrengsten van het project.
• U kent het onderscheid tussen projectmanagement, programmamanagement en
portfoliomanagement en geeft aan hoe projecten, programma’s en portfolio’s met
elkaar samenhangen.
H1 Projectoriëntatie
Kerncompetentie: de competentie om projecten te managen binnen de afspraken voor de
projectaanpak die de staande organisatie stelt.
Belangrijke begrippen:
• Project: een project is een geheel van activiteiten in een tijdelijke organisatie, binnen
gestelde condities, om ten behoeve van gestelde doelen een gedefinieerd resultaat
te bereiken.
• Projectorganisatie: tijdelijke organisatie om een project te realiseren.
• Projectresultaat: het product of de dienst welke door het project wordt opgeleverd.
• Projectdoel: het effect dat de opdrachtgevende organisatie met het projectresultaat
wil bereiken.
Een start van projecten heeft vaak een aanleiding: nieuwe strategie door concurrentie of
maatschappij, doorvoeren van noodzakelijke verbeteringen vanwege achterstallig
onderhoud of moeizame uitvoeringsprocessen of nieuwe wetten.
1. Voorbereidingsfase. De organisatie geeft de taak om een project te creëren aan een
opdrachtgever, geleid uit de voorgeschiedenis. De opdrachtgever en de
projectmanager onderzoeken wat in de context mogelijk is en hoe de
projectorganisatie eruit moet zien. De wensen, eisen, voorwaarden en risico’s
worden vastgelegd in een projectopdracht. Op basis van dit plan neemt de
organisatie het besluit of ze wel of niet met de opdrachtgever willen werken.
2. Definitiefase. Hierin wordt het projectopdracht uitgewerkt en wordt het projectplan,
de zakelijke rechtvaardiging en communicatieplan opgesteld. Dit vormt samen het
projectmanagementplan. Het projectmanagementplan is de basis voor de beslissing
om het project te realiseren. Aanvullend op het projectmanagementplan wordt een
gedetailleerd plan opgesteld voor de eerste uitvoeringsfase.
, 3. Uitvoeringsfase. De uitvoering wordt meestal opgedeeld in fasen. Aan het eind van
iedere fase wordt er gerapporteerd over de status van het project op dat moment,
wordt er een verantwoording gegeven over de afgelopen fase, actualiseer je het
projectplan, de business case en de risico’s en stel je een gedetailleerd plan op voor
de volgende fase. Aan het einde van het project zorg je ervoor dat de leverancier het
projectresultaat oplevert aan de klant, evalueer je het projectproces en sluit je het
project af.
4. Gebruiksfase. Tijdens de gebruiksfase moet met het projectresultaat de beoogde
organisatieresultaten (het projectdoel) worden gerealiseerd. Dit is de
verantwoordelijkheid van de opdrachtgever: de organisatie.
Voorgeschiedenis → Projectvoorbereiding → Projectdefinitie → Projectuitvoering →
Projectgebruik
Een project bestaat of het bestaat niet. De noodzakelijke voorwaarden waaraan een project
moet voldoen om als project aangemerkt te kunnen worden zijn:
1. Er is een herkenbaar projectdoel.
2. Er is een beoogd product of dienst. Dit is het op te leveren projectresultaat.
3. Er is besloten het product of dienst via een project te realiseren.
4. Er zijn werkzaamheden en condities gedefinieerd. Denk aan tijd, geld en kwaliteit
vastleggen.
5. Er is een wilsovereenstemming. Dit is een overeenstemming tussen de opdrachtgever
en opdrachtnemer (projectmanager).
6. Er is een projectorganisatie. Rollen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
moet duidelijk zijn.
7. Het project is tijdelijk.
Andere kenmerken zijn: verandering (van de organisatie), multidisciplinair (bestaat uit
personen met verschillende functies en competenties), uniek (altijd anders) en risicovol
(onzekerheden).
Redenen om een projectresultaat te realiseren liggen in de waarde en betekenis die dit
resultaat heeft voor de klantorganisatie en haar omgeving:
1. De eenmalige realisatie van een gewenst resultaat in een specifieke context.
Projecten ontstaan omdat in de context iets speelt: nieuwe klanteisen, wetten,
concurrentie, verbouwing, etc.
2. Geconcentreerde aandacht. Aandacht voor belanghebbenden, inrichting, ontwerp,
planning, etc.
3. De complexiteit van de realisatie. Het resultaat is dusdanig complex dat je meerdere
mensen en disciplines nodig hebt.
4. Bewust inzetten van een multidisciplinair team.
5. Toewijzing van middelen. Naast het multidisciplinaire team maak je ook andere
middelen vrij voor het project, zoals tijd en geld.
6. Bestendigen en versterken van draagvlak.
,Resultaten van projecten zijn er in vier vormen: het organisatieresultaat (het projectdoel),
het bedrijfsresultaat, het projectresultaat (opgeleverde dienst of product) en de
omgevingsresultaten (directe en indirecte omgeving).
Er zijn verschillende vormen van samenwerken tijdens een project. In de praktijk gaan deze
werkvormen geleidelijk in elkaar over:
• Improviserend werken. Improviserend, zonder instructie, zonder aanwijzingen.
• Routinematig werken. Toegepast in situaties waarin werkzaamheden zich herhalen
met efficiënte aanpak.
• Planmatig werken. Gericht op ‘eerst denken en dan doen’. Het ligt tussen
improviserend en routinematig in. Het is resultaatgericht.
Projectmatig werken is planmatig werken voor een ander.
• Overeenkomen opdracht → projectvoorbereidingsfase
• Uitwerken opdracht → projectdefinitiefase
• Uitvoeren opdracht → projectuitvoeringsfase
• Opleveren resultaat → projectafsluiting
Faseren: het opdelen van het werk in afzonderlijke tijdsperioden, ieder met zijn eigen vooraf
gedefinieerde deelresultaat.
Beheersen: het zorgen dat de uitvoering van de werkzaamheden volgens plan verloopt.
Beslissen: het maken van keuzen.
Onder beheersen vallen twee aspecten:
1. Primaire beheer aspecten zijn tijd, geld, kwaliteit, scope, risico’s en baten. Hier
worden afspraken over gemaakt.
2. Ondersteunende beheers aspecten: veiligheid, gezondheid, duurzaamheid,
organisatie en informatie. Dit zijn aspecten die helpen de primaire beheers aspecten
beter of eenvoudiger te beheersen.
H3 STAANDE ORGANISATIES
Kerncompetentie: de competentie het project te managen binnen de context van de
staande organisatie.
Belangrijke begrippen:
• Organisatie: een door mensen gecreëerd samenwerkingsverband dat gericht is op
het behalen van resultaten.
• Staande organisatie: de lijnorganisatie waarbinnen het project zich afspeelt.
• Primair proces: het doelgerichte systeem van activiteiten dat de organisatie
legitimeert en waaraan zij haar bestaansrecht ontleent.
• Strategie: de manier waarop een organisatie haar doelen wilt bereiken.
• Structuur: de manier waarop de organisatie de werkzaamheden heeft verdeeld en
verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen processen heeft vastgelegd.
• Cultuur: de representatie van waarden, overtuigingen en veronderstellingen in
vanzelfsprekende gedrag.
, Projecten zijn belangrijk voor het realiseren van innovaties, verbeteringen en concrete
doelen van een staande organisatie. Denk aan efficiencyverbetering of gerealiseerde
omzetten in een nieuwe markt.
Essentieel om te kennen voor de projectmanager is:
• Kennen van de opbouw van de staande organisatie
• Kennen van de werking van de staande organisatie
• Nauwkeurige afstemming met alle partijen
Het belangrijkste proces is het primaire proces: het doelgerichte systeem van activiteiten dat
de organisatie legitimeert en waaraan zij haar bestaansrecht ontleent.
Vanuit het primaire proces bedient de organisatie haar klanten: voorzien in hun behoeften.
Hieruit ontlenen ze hun legitimatie en bestaansrecht. De waarde voegen ze toe door
transformatieprocessen: van input naar output. Voor de waarde-toevoegende transformatie
ontvangt de organisatie betalingen (geld).
Projecten zijn erop gericht de activiteiten in het primaire proces te verbeteren en te
verrijken.
De missie vormt de kern van het bestaansrecht: je geeft ermee aan wie je bent, wat je te
bieden hebt, is kort en bondig en makkelijk te onthouden.
De fundamentele overtuigingen zijn de kernwaarden van de organisatie. De meeste hebben
drie tot zes kernwaarden. Deze zijn:
• Weerspiegeling van de basishouding van de organisatie
• Drukken de verantwoordelijkheid uit die de organisatie neemt ten opzichte van haar
omgeving
• Zeer specifiek
Missie + kernwaarden = fundament van de identiteit. Vanuit hier vormt zich de visie: hoe wil
de organisatie in de ogen van derden gezien worden.