4.5 Uitgewerkte SWOT-analyse
Intern: sterke en zwakke punten
Extern: kansen en bedreigingen
In de SWOT-analyse wordt gebruik gemaakt van + (positief), - (negatief) en 0 (neutraal)
De aantallen geven weer hoe het eraan toe gaat met een organisatie
Hoofdstuk 7. Planning
7.1 Voor- en nadelen planning (=bedrijfsprocessen)
Definitie manager + managementrollen
Voordelen:
- Coördineren activiteiten
- Stimulans om vooruit te denken
- Participatie verhogen
- De basisvormen voor controle en beheersing
- Economische efficiëntie
Nadelen:
- Kost tijd en geld
- Kan leiden tot verstarring minder flexibiliteit
- Minder innovatie en vernieuwing
- Tunnelvisie
- Verkeerd plannen= verkeerd beheersen en sturing geven
7.2 Soorten plannen
Indelen naar tijdspanne:
- Strategische planning 5-10 jaar
- Tactische planning 1-5 jaar
- Operationele planning 0-1 jaar
Indelen naar de manier van planning:
- Top-downbenadering planning die wordt opgelegd van bovenaf (door de top gemaakt)
- Bottom-upbenadering de basis van de planning wordt onder in de organisatie gevormd en
naar boven doorgespeeld (werknemers hebben meer inspraak, hierdoor voelen ze zich
sneller verbonden aan de planning en je hebt iets aan de kijk van de werknemers, hun kennis
en creativiteit) (nadeel is wel dat ze onderin geen overzicht hebben over de hele organisatie)
7.3 Criteria voor effectieve plannen
SMART:
- Specifiek
- Meetbaar
- Acceptabel
, - Realistisch
- Tijdgebonden
- Indien mogelijk prestatiebeloning
7.4 Besluitvorming
Besluitvorming: het proces waarbij men op een bepaald moment bewust kiest uit een aantal
alternatieve handelwijzen om een probleem op te lossen
Typen beslissingen:
- Geprogrammeerd: worden routinematig genomen, men is bekend met de materie van het
probleem
- Niet-geprogrammeerd: zijn niet vooraf te structuren of te programmeren, ze hebben
betrekking op een unieke situatie
Besluitvormingscondities (condities die een besluit beïnvloeden):
- Zekerheid besluitvormers zijn volledig geïnformeerd over het probleem, oplossingen en
resultaten van alternatieven
- Risico de besluitvormer moet zich baseren op incomplete, maar betrouwbare informatie
(het alternatief met de hoogste kans op succes zal gekozen worden= Bayesiaanse techniek)
- Onzekerheid weinig tot geen informatie over de kans op mogelijke uitkomsten (de
mogelijke uitkomsten zelf zijn wel bekend)
- Fuzzyness (wazigheid) zelfs de mogelijke uitkomsten zijn onbekend
Het besluitvormingsproces:
1. Identificeer en verifieer probleem
2. Genereer alternatieven
3. Evalueer alternatieven
4. Selecteer het beste alternatief
5. Implementeer het gekozen alternatief
6. Evalueer de beslissing
Besluitvormingsmodellen:
- Rationeel: managers zijn logische, rationele, economisch handelende wezens die beslissingen
nemen in het beste belang van de organisatie manager is volledig geïnformeerd en handelt
in zekerheid, er zal een optimale oplossing gekozen worden
- Beperkt-rationeel: mensen nemen niet altijd logische en rationele beslissingen, men zoekt
naar tevredenstelling en niet per se naar de optimale oplossing incomplete informatie en
risico, onzekerheid of fuzzyness
- Vuilnisvat: veel problemen dus continu prioriteiten stellen, er zijn veel verschillende mensen
die steeds maar problemen op moeten lossen verschillende problemen, mensen en
oplossingen worden steeds uit een ‘vuilnisvat’ getrokken
- Politiek: verschillende partijen hebben baat bij verschillende beslissingen er zal rivaliteit
ontstaan, de partijen die een coalitie vormen zullen winnen
Factoren die besluitvorming beïnvloeden: emoties, stress, framing (positieve informatie prefereren
en daarom negatieve informatie voorbijgaan), escalatie van verbondenheid (zichzelf binden aan een
eerder genomen beslissing), intuïtie en zelfverzekerdheid
, Besluitvorming in groepen:
- Nominale techniek: gestructureerde vergadertechniek die discussie en communicatie
beperkt tijdwinst en onafhankelijkheid van discussiegroepen, iedereen bedenkt zelf
oplossingen
- Delphi-techniek: de leden van de groep hoeven niet bijeen te komen iedereen vult een
enquête in, alle resultaten worden gedeeld en daarna vult nog iedereen enquêtes in
- Brainstormen: kritiek is verboden
Besluitvormingsregels:
- Vetorecht: ieder groepslid heeft het recht een beslissing tegen te houden
- Unanimiteitsregel: alleen geldig als iedereen eens is
- Consensusregel: de meerderheid is voor en de minderheid kan zich erbij neerleggen
- Meerderheidsregel: de meerderheid is voor
- Eenmansregel: een groepsleider neemt de beslissing in zijn eentje
Groupthink: een hechte groep laat de wens van unanimiteit prevaleren boven een goede
beoordeling
- Onkwetsbaarheid: ze denken de hele wereld aan te kunnen en nemen daarom grote risico’s
- Moraliteit: ze nemen aan dat alles wat ze doen goed is
- Unanimiteit: ze denken ten onrechte het eens te zijn
- Collectieve rationalisatie: ze vinden alle signalen die aangeven dat er een andere beslissing
moet komen onjuist
- Achterhouden van informatie: ze houden informatie achter die aangeeft dat er een andere
beslissing gemaakt moet worden
- Zelfcensuur: ze vinden het niet gepast tegen de ideeën van de groep in te gaan
- Directe pressie: groepsleden worden gedwongen zich aan te passen
Verbeteren van de besluitvorming: Bono’s laterale denken verticaal denken, creativiteit belangrijk
- Hoedenmethode: men moet verschillende kleuren hoeden opzetten die een bepaalde
problematiek tackelen, de kleur geeft aan welke gedachtevorming je moet bevorderen het
is belangrijk om allemaal verschillende mensen die verschillend denken mee te nemen in je
proces
7.5 Planningstechnieken
- Hulpmiddelen die de besluitvorming vereenvoudigen
1. Management by objectives: op basis van gemeenschappelijke doelen voor elke functie laag in
de organisatie doelen en subdoelen formuleren tot op het laagste niveau, er wordt ook
uitgegaan van theorie X van McGregor (soort organogram)
2. Budgetteren: plannen met een doorvertaling naar financiële implicaties, budget is norm,
schatting van kosten en opbrengsten, welke taken moeten hiervoor gebeuren?
3. Het planbord en de Gantt-kaart: de capaciteit van mensen en productiemiddelen plannen,
het gebruik van ingeplande middelen weergeven op een strook
4. Netwerkplanning: activiteiten bepalen, een netwerk maken, kijken hoeveel speling er mag
zijn (speling bepalen)