Insolventierecht
Samenvatting 2014-2015
Afkortingen
ABV Algemene bankvoorwaarden
Comi Centre of main interest (Centrum van voornaamste belangen)
Cv Commanditaire vennootschap
EVB Eigendomsvoorbehoud
Fw Faillissementswet (Kluwer IV.1)
IVO Europese Insolventieverordening (Kluwer IV.2)
IW Invorderingswet (Kluwer IX.9)
NP Natuurlijke persoon
OD Onrechtmatige daad
R-c Rechter-commissaris
Rb Rechtbank
RP Rechtspersoon
Ssr Schuldsaneringsregeling
Vof Vennootschap onder firma
Wovk Wederkerige overeenkomst
Wsnp Wet schuldsanering natuurlijke personen (Kluwer IV.1, titel III)
1
, Insolventierecht
Samenvatting 2014-2015
WEEK 1 INLEIDING FAILLISSEMENT, SURSEANCE VAN BETALING,
WSNP
HOOFDSTUK 1 HOOFDLIJNEN INSOLVENTIEPROCEDURES
Ons recht gaat ervan uit dat:
1. Elke schuldeiser zich kan verhalen op alle goederen van zijn schuldenaar (2:376 BW), en dat alle schuldeisers
bij verhaal onderling een gelijke rang hebben, behoudens wettelijke voorrang (3:277).
2. De schuldenaar zelf bepaalt in welke volgorde hij zijn schulden voldoet.
Dit systeem gaat wringen wanneer de schuldenaar insolvent wordt (onvoldoende solvabel en/of over onvoldoende
liquide middelen beschikt). Dan dreigt de situatie te ontstaan dat meerdere schuldeisers zich tegelijkertijd verhalen op
schuldenaar, waardoor er voor andere, soms bevoorrechte, schuldeisers geen of onvoldoende verhaal overblijft. Er
dreigt een chaotische situatie.
Om deze situatie te voorkomen zijn insolventieprocedures gecreëerd: een gezamenlijk optreden ten behoeve van alle
schuldeisers. Het verhaal door individuele schuldeisers wordt vervangen door een collectief verhaal door een
onafhankelijke buitenstaander t.b.v. alle schuldeisers.
Drie insolventieprocedures in de Faillissementswet:
Faillissement Surseance van betaling Schuldsanering natuurlijke personen
(art. 1) (art. 214) (art. 284)
De schuldenaar (RP of NP), die in de toestand De schuldenaar (onderneming) die Een natuurlijke persoon die zijn schulden
verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, voorziet dat hij zijn opeisbare schulden niet meer kan voldoen kan verzoeken de
wordt bij rechtelijke vonnis failliet verklaard. niet kan betalen, kan surseance van schuldsaneringsregeling op hem van
betaling aanvragen. toepassing te verklaren.
De curator is belast met het beheer en de De bewindvoerder voert samen met de De bewindvoerder is belast met het
vereffening van het vermogen van de schuldenaar het beheer over zijn beheer en de vereffening van het
schuldenaar. vermogen. vermogen van de schuldenaar.
Faillissement is gericht op vereffening van het Surseance (“uitstel van betaling”) is een Schuldsanering is gericht op het saneren
vermogen t.b.v. alle schuldeisers. tijdelijke maatregel gericht op herstel van de schulden: na een succesvol traject
van de betalingsverplichtingen van de zijn de restantvorderingen van
schuldenaar. schuldeisers niet meer afdwingbaar.
Belangrijk gemeenschappelijk kenmerk van insolventieprocedures is dat zij worden geopend indien de schuldenaar niet
meer kan voldoen aan zijn opeisbare verplichtingen (onvoldoende liquide). Tijdens de procedure volgt de
solvabiliteitstoets: kunnen alle schulden uiteindelijk worden voldaan?
Schuldeiser in de zin van de Fw is degene die op de dag waarop de insolventieprocedure wordt geopend krachtens een
persoonlijke verbintenis het subjectieve recht heeft om van de schuldenaar een zekere prestatie te vorderen en die
vordering op de goederen van de schuldenaar te verhalen.
Nadat de insolventieprocedure is geopend, kan de schuldenaar nieuwe verplichtingen aangaan die leiden tot post-
faillissementsvorderingen, post-surseancevorderingen of post-schuldsaneringsvorderingen. Deze vorderingen spelen
geen rol in de insolventieprocedure.
De schuldeisers kunnen worden onderscheiden in: preferente schuldeisers (met voorrechten) en concurrente
schuldeisers (zonder voorrechten).
De kosten van de afhandeling van de insolventie heten boedelvorderingen, en hun schuldeisers boedelschuldeisers.
De baten van het vermogen bij insolventieprocedures worden besteed volgens de volgende rangorde:
1. boedelvorderingen;
2. preferente vorderingen (voorrechten op bepaalde goederen > voorrechten op alle goederen);
3. concurrente vorderingen.
Betaling kan pas plaatsvinden op vorderingen met een lagere rang, nadat alle vorderingen met een hogere rang volledig
zijn voldaan.
Alle vorderingen van alle schuldeisers worden wat betreft de hoogte en de voorrang bepaald naar de dag waarop de
insolventieprocedure wordt geopend: ze worden dus gefixeerd (= fixatiebeginsel).
Ook goederen van de schuldenaar waarop de vorderingen worden verhaald worden vrijwel volledig bepaald naar de dag
van de opening van de insolventieprocedure.
2
, Insolventierecht
Samenvatting 2014-2015
Insolventieprocedures hebben betrekking op het vermogen van de insolvente schuldenaar, en niet de persoon. De
schuldenaar komt niet onder curatele en blijft bekwaam om rechtshandelingen te verrichten.
Bij een groot deel van de bepalingen van de Fw (bv. art. 2, 23, 26, 29, 38, 61, 68 lid 1) is het algemeen belang
betrokken, waardoor zij van openbare orde zijn. Gevolg hiervan is:
- Niemand kan afstand doen van de toepasselijkheid van die bepalingen; en
- De rechter moet deze bepalingen in elke stand van het geding ambtshalve toepassen.
Daarnaast bestaan bepalingen die niet van openbare orde zijn, maar dwingend zijn voorgeschreven (art. 27, 28, 37, 38a,
40 en 42 e.v.).
HOOFDSTUK 2 FAILLISSEMENT IN HET ALGEMEEN
Faillissement is een gerechtelijk beslag op en –vrijwel altijd– executie van het gehele vermogen van de schuldenaar
t.b.v. zijn gezamenlijke schuldeisers.
Curator, faillissementsboedel en rechter-commissaris
De curator is belast met het beheer en de vereffening van het vermogen, dat onder het faillissementsbeslag
valt. Dit vermogen wordt ook wel de (faillissements)boedel genoemd.
De curator maakt dit vermogen te gelde en verdeelt de opbrengst onder de schuldeisers in de wettelijke
volgorde.
De rechter-commissaris, ook benoemd door de rechtbank, houdt toezicht op de curator.
Gevolgen faillietverklaring
Het gehele vermogen van de gefailleerde komt in een bijzondere rechtstoestand te verkeren, omdat hij van
rechtswege de beschikking + het beheer over zijn vermogen verliest.
Ondanks het faillissementsbeslag blijft de gefailleerde wel eigenaar van de goederen uit zijn vermogen! Bij
vervreemding blijft faillissementsbeslag op het goed rusten en kan de curator dit goed terugvorderen en te
gelde maken. Het beslag werkt dus tegenover derden, en wel omdat het faillissement openbaar wordt gemaakt
(art. 14 lid 3).
Twee fasen van faillissement
1. Beheerfase
In deze fase beheert de curator het vermogen waarop het faillissementsbeslag rust terwijl de vorderingen van
de schuldeisers worden vastgesteld (‘geverifieerd’).
De fase eindigt met de verificatievergadering, waarin vorderingen en voorrechten van alle
schuldeisers worden vastgesteld. Indien geen akkoord wordt bereikt, treedt de staat van insolventie
in (art. 173 lid 1) en begint de volgende fase.
2. Vereffeningsfase
In deze fase vereffent de curator het vermogen (maakt dat te gelde) en betaalt hij de opbrengst uit de
geverifieerde vorderingen.
De twee fasen komen terug in de kerntaak van de curator: hij is belast met het beheer en de vereffening van de bedoel
(art. 68 lid 1).
In de huidige praktijk wordt de wettelijke volgorde echter zelden toegepast; deze wordt omgedraaid.
1. Eerst worden alle goederen van de boedel te gelde gemaakt.
2. Vervolgens wordt berekend of een uitkering aan de schuldeisers tot de mogelijkheden behoort. Zo niet, dan blijft
de verificatievergadering achterwege.
3. Blijkt dat alleen een uitkering kan worden gedaan aan de preferente schuldeisers, dan wordt het faillissement
vereenvoudigd afgewikkeld, waarbij alleen de preferente vorderingen worden vastgesteld en geheel of
gedeeltelijk worden voldaan (art. 137a e.v.).
Blijkt dat met de opbrengst van de boedel niet eens de boedelschulden betaald kan worden, dan wordt het
faillissement beëindigd, “opgeheven bij gebrek aan betalen” (art. 16), waarbij de kosten zoveel mogelijk worden
voldaan uit de opbrengst van de goederen.
HOOFDSTUK 3 DE FAILLIETVERKLARING Titel I, Eerste afdeling; art. 1-19
De faillietverklaring wordt uitgesproken:
1. op eigen aangifte;
2. op verzoek van een of meer schuldeisers;
3. op vordering van het OM om redenen van openbaar belang (art. 1).
Voor faillietverklaring is vereist dat summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de
schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Indien een schuldeiser het verzoek doet, moet
bovendien summierlijk van zijn vorderingsrecht blijken (art. 6 lid 3).
Een schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen wanneer voldaan is aan:
1. de voorwaarde dat de schuldenaar meerdere schuldeisers heeft (pluraliteitsvereiste); en
2. de voorwaarde dat de schuldenaar is opgehouden te betalen.
3
, Insolventierecht
Samenvatting 2014-2015
1. Pluraliteitsvereiste
Omdat faillissement verdeling van het vermogen van de schuldenaar onder de gezamenlijke schuldeisers d.m.v.
algemene executie beoogt, is in elk geval vereist dat de schuldenaar meer dan een schuldeiser heeft.
Steunvorderingen
= de vorderingen van derden, die de verzoeker van een faillissement opgeeft ter invulling van het
pluraliteitsvereiste. Deze behoeven overigens niet voort te vloeien uit een andere rechtsverhouding dan de
schuld aan verzoeker.
Rechtspraak
Het komt niet aan op meer dan één schuld, maar op meer dan één schuldeiser. Wanneer meerdere
schuldeisers een zelfstandige vorderingsrecht hebben staat de pluraliteit vast.
Door cessie of subrogatie kan een vordering worden gesplitst waardoor meerdere schuldeisers ontstaan.
Een schuldeiser kan echter niet met het oog op het aanvragen van het faillissement van zijn schuldenaar d.m.v.
cessie ervoor zorgen dat de schuldenaar meerdere schuldeisers heeft.
Het is niet vereist dat de vordering van de aanvrager of de steunvorderingen opeisbaar zijn. Wel moet in
ieder geval één vordering (hetzij van aanvrager, hetzij van een ander) opeisbaar zijn.
2. Toestand van te hebben opgehouden te betalen
Als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, dient nog nader te worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand
verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
Redenen om de vereiste toestand niet aan te nemen
Het is mogelijk dat de rechter ondanks het bestaan van opeisbare schulden aan meerdere schuldeisers de
toestand niet aanneemt en de faillietverklaring weigert. Redenen kunnen zijn:
De schuldenaar laat de schulden onbetaald omdat hij bezwaren tegen de vorderingen heeft die de rechter
niet direct ongegrond acht;
De betaling van de andere opeisbare schulden dan die van de aanvrager wordt niet verlangd door de
schuldeisers van die schulden;
T.a.v. de steunvorderingen is een regeling getroffen.
Indien het faillissement wordt aangevraagd door een schuldeisers, moet ook summierlijk van diens vorderingsrecht
blijken (art. 6 lid 3). Uit rechtspraak blijkt dat niet vereist is:
- dat wordt vastgesteld hoe groot het vorderingsrecht van de aanvrager is;
- dat de vordering van de aanvrager opeisbaar is.
Summierlijk blijken wil zeggen dat zowel de toestand als de vordering na een kort eenvoudig onderzoek moet blijken. De
bewijslast van de aanvragende schuldeiser wordt hier dus verlicht.
Afwijzing verzoek tot faillietverklaring
Het verzoek tot faillietverklaring dient te worden afgewezen, indien niet o.g.v. een summier onderzoek is komen
vast te staan dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en dat de
schuldeiser die het verzoek heeft gedaan tot faillietverklaring zelf een vordering heeft op de schuldenaar.
Vonnis
Hoewel de wet slechts vereist dat summierlijk moet blijken van de toestand en de vordering, dient het vonnis
van de faillietverklaring wel behoorlijk te worden gemotiveerd.
De faillietverklaring kan ook worden uitgesproken op verzoek van het OM om redenen van openbaar belang (art. 1 lid 2).
De OvJ treedt op als het openbaar belang dit vereist en dus niet om zuiver particuliere belangen te dienen. Ook hier
moet de toestand bestaan dat de schuldenaar opgehouden heeft met betalen.
Publiekrechtelijke schuldeisers (bv. belastingdienst of UVW) kunnen ook faillissement van hun schuldenaren uitlokken.
Als overheidsinstellingen dienen zij dit wel op een zorgvuldige wijze en terughoudend te doen.
Redelijk belang; misbruik van bevoegdheden
Derde aanvrager
De aanvrager van een faillissement dient daarbij een redelijk belang te hebben (HR-jurisprudentie).
De bevoegdheid om faillissement aan te vragen mag ook niet worden misbruikt (art. 3:13 jo. 15 BW). Er kan
sprake zijn van misbruik van bevoegdheid indien voor de aanvrager geen enkel positief gevolg te verwachten is
van het faillissement (bv. omdat geen te executeren vermogen van de schuldenaar bestaat).
Eigen aangifte rechtspersonen
Ook bij een eigen aangifte kan sprake zijn van misbruik van bevoegdheden, namelijk indien een vennootschap
het eigen faillissement aanvraagt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, bv. uitsluitend
om af te komen van de verplichtingen tegenover haar werknemers
Eigen aangifte natuurlijke personen
Eigen aangifte van natuurlijke personen kan ook misbruik van bevoegdheid inhouden, bijvoorbeeld:
Indien een faillissement slechts ertoe kan leiden dat de schulden nog verder toenemen en dat het salaris van
de curator niet verhaalbaar is door het gebrek aan baten.
4