Dysartrie tentamen
De student schrijft een klinische redenering waarin zij alle componenten van het ICF model
meeneemt
ICF model
- Anatomische functies:
NDO-V, sensibiliteit, motoriek, articulatie, ademhaling, fonatie, resonantie, prosodie
- Activiteiten:
NSVO, niet praten, niet verstaanbaar en niet spreken
- Participatie:
SHI, niet kunnen werken, niet kunnen telefoneren, geen actief sociaal leven bijv. Niet
meedoen vergatering
- Persoonlijke factoren:
Hoe iemand is
- Externe/omgevingsfactoren:
Hoe de omgeving de situatie beïnvloed.
, De student benoemt alle factoren die de verstaanbaarheid belemmeren en waarom
De sensibiliteit links/rechts is verminderd... gelaat/ bovenlip/ binnenkant wang etc. …
- Sensibiliteit:
Wanneer iemand niet goed voelt hoe de klanken gemaakt moeten worden, ontbreekt de
tactiele feedback. De persoon kan het onderscheid tussen klanken moeilijk maken omdat
hij niet goed voelt wat hij doet met zijn tong en/of lippen.
- Mondmotoriek
Voor een goede articulatie heb je een goede mondmotoriek nodig! Als dit afwijkend is, is
het positioneren van de articulatoren moeilijk. Wanneer de spieren slap zijn, kan de tong
niet goed heffen, kunnen de lippen niet goed ronden etc. Ook kan het zijn dat de tong of
lippen te langzaam bewegen (om de spraakbewegingen goed te maken). De klanken
kunnen hierdoor niet goed worden gevormd, waardoor woorden moeilijk te herkennen zijn
voor de luisteraar.
- Ademhaling
Wanneer de ademhaling zwak is, kan er moeilijker voldoende luidheid worden gemaakt,
doordat de stembanden ook minder makkelijk sluiten. Dit zorgt voor een zwakke of zachte
stem. Wanneer iemand heel hoog ademt, worden er vaak korte zinnen gemaakt, omdat
de stem dan al op is. Ook kan het zijn dat iemand te lang doorspreekt op één adem,
waardoor de stem wegvalt aan het einde van een zin. (MFT mannen 6,7-37; 21,8 –
vrouwen 6.3 – 21.6; 16.2
- Fonatie
De fonatie gaat grotendeels samen met de ademhaling. Als iemand een zachte stem
heeft door een slechte ademhaling, ontstaan er vaak kraakjes, heesheid, wilde lucht etc.
Hierdoor kunnen klanken ook vervormd raken, waardoor de verstaanbaarheid vermindert.
Luid spreken kan onaangenaam zijn, maar beïnvloed niet de spraakverstaanbaarheid.
- Resonantie
(Hypernasaal): als er te veel lucht door de neus komt, zijn de klanken niet goed te
onderscheiden. De plofklanken kun je ook niet goed maken doordat er te veel lucht door
de neus komt
(Hyponasaal): als er te weinig lucht door de neus komt, kunnen de klanken vervormd
raken. De klanken gaan op elkaar lijken en zijn moeilijk te onderscheiden. (komt bijna
nooit voor bij dysartrie)
- Articulatie
Articulatie is het belangrijkste aspect voor een goede verstaanbaarheid. Wanneer
klanken (klinkers en/of medeklinkers) niet goed gevormd kunnen worden of als er clusters
worden weggelaten, kan het onderscheid hiertussen moeilijk worden, dus de betekenis
onderscheidende functie valt weg. De luisteraar kan hierdoor andere woorden verstaan
dan de spreker bedoeld.
(Hoog spreektempo): als de spreker een hoog spreektempo heeft, kunnen klanken
wegvallen of versmelten (telescopie). Dit beïnvloedt de spraakverstaanbaarheid. Soms
spreekt iemand al vrij langzaam, maar dit kan nog steeds te snel zijn voor wat diegene
kan. Als je langzamer gaat spreken, is er ook meer tijd om de klanken goed te maken,
waardoor de articulatie dus verbeterd. Een langzaam spreektempo is dus niet persé
verkeerd.
- Prosodie
De prosodie beïnvloedt de verstaanbaarheid niet echt, maar wel de begrijpelijkheid. De
boodschap van de spreker kan heel anders overkomen als de prosodie niet klopt.
Wanneer iemand heel monotoon spreekt is het onduidelijk waar de nadruk op ligt en ook
is dit niet prettig om naar te luisteren. Als iemand veel uitschieters heeft in de stem, kan
het lijken alsof deze persoon de hele tijd vragen stelt. Door de veranderde prosodie, kan
de boodschap dus verkeerd overkomen.