SAMENVATTING GRONDTREKKEN VH NEDERLANDSE STRAFRECHT
Hoofdstuk 1 art 68 sr, art 91 sr
Het rechtsgebied van strafrecht is sterk verbonden met morele, veilige en rechtvaardige
zaken. De kern vh strafrecht houdt zich bezig met het bestraffen van personen die strafbare
feiten hebben gepleegd. Dat gebeurt door de overheid. De staat heeft hier een monopolie
op, dat betekent dat alleen de staat mag straffen.
Het verschil tussen het strafrechtelijke en het civielrechtelijke (= burgerlijke recht)
rechtsgebied is dat de staat bij het civielrechtelijke rechtsgebied niet wordt betrokken.
Tussen de burger en de staat is het dus strafrecht, en tussen de burgers onderling is het
civiel recht.
Tussen de burgers en de staat valt ook het bestuursrecht. Dat houdt de beslissingen van het
openbaar bestuur in, die invloed heeft op de burgers. De algemene regels hiervan bevinden
zich in de AwB (algemene wet bestuursrecht). Sommige strafrechtelijke delicten worden
door het bestuursorgaan behandeld. Denk aan verkeersdelicten.
In het civielrecht kunnen burgers elkaar dagvaarden, dmv advocaten en een onafhankelijke
rechter die een beslissing neemt. Bij het strafrecht kan dit niet. Alleen de officier van justitie
(OvJ) kan een verdachte van een strafbaar feit voor de rechter brengen. De OvJ is de
vertegenwoordiger van het openbaar ministerie (OM). Eigenrichting tussen burgers, is het
hef in eigen handen nemen.
Straf opleggen is voor vergelding en preventie. VERGELDING: geld betalen voor een delict,
iets doen om te voelen dat je een strafrechtelijke norm hebt overschreden. Het wordt hem
dus betaald gezet. PREVENTIE: mensen willen geen straf krijgen, dus ze gaan het straf
krijgend gedrag voorkomen. Het opleggen van een straf zorgt er dus voor dat mensen
minder strafbare feiten gaan plegen.
Speciale preventie is dat de dader, die straf heeft gekregen, volgende keer beter gaat
nadenken om de straf te voorkomen. Speciale preventie voorkomt en ontmoedigt dus.
Generale preventie is dat anderen van de misdadiger leren dat je straf krijgt, en dat zij zelf
diegene dus niet na gaan doen.
Materieel strafrecht in het wetboek van strafrecht: de vraag wat een strafbaar feit is. Het
bepaalt de grenzen, dus welk gedrag niet toegestaan is en wie ervoor wordt gestraft.
Strafbepalingen dus.
Formeel strafrecht in het wetboek van strafvordering: dit bepaalt welke regels moeten
worden gevolgd, wanneer een norm vh materiele strafrecht is overtreden. Bijvoorbeeld
regels vd politie, inhoud van dagvaardingen enzo.
Sanctierecht in het wetboek van strafrecht en strafvordering: de voorwaarden die straffen
hebben wanneer ze worden opgelegd.
Het strafrecht wat in de boeken wordt genoemd is het commune strafrecht. Het bijzondere
strafrecht zijn de strafbepalingen in andere wetten. Dit hoort dan bij het materiele en een
beetje bij het formele strafrecht. Strafwetten komen tot stand door de staten generaal en de
regering, maar niet altijd. Sommige gemeentes hebben hun eigen wetten.
, Hoofdstuk 7 (eerst de strafzaak volledig lezen) at 141/142 sv, att 27 lid 1 sv, art 302 sr, art 28
sv, art 45/46 sv, art 213 sv, art 51l-m sv,
Strafprocesrecht/formeel strafrecht/strafvordering is het deel vh strafrecht dat betrekking
heeft op de regels van strafrechtelijk onderzoek.
De verdediging in een zaak bestaat uit de raadsman, dat is een advocaat die de verdachte
adviseert en verdedigt.
Forensische deskundigen zijn deskundigen die door de rechter worden opgeroepen om te
helpen in een zaak. Ze hebben allemaal een eigen functie en specialisatie.
Strafzaken worden door drie gerechten berecht: rechtbank, gerechtshoven (hof waar je
heen gaat als je in hoger beroep gaat), Hoge Raad (heeft het hoogste rechtsprekende
beleid). Elke rechtbank heeft een arrondissement, dat is het gebied van de rechtbank. Een
ressort is de baas over een paar arrondissementen.
In de meervoudige kamers in de rechtbank zijn er drie rechters, waarvan één voorzitter. Zij
oordelen over de ingewikkelde en ernstige strafzaken.
Eenvoudige strafzaken worden afgedaan in een enkelvoudige kamer. Daar zit één rechter in.
De kantonrechter doet de meeste overtredingen, politierechter doet de eenvoudige
misdrijven, de kinderrechter doet de minderjarige verdachten.
De rechters in de hoge raad worden de raadsheren genoemd. De advocaten-generaal (AG)
adviseren de raadsheren in de beslissingen. Het hoofd vd AG is de procureur-generaal (PG).
De rechter-commissaris (RC) helpen bij het onderzoek voorafgaand aan de zitting. Die mag
bijvoorbeeld een huiszoekingsbevel indienen enzo.
Het OM neemt de beslissing om een zaak voor de rechter te leggen, mits er genoeg bewijs
enzo is. Hier zijn opsporingsambtenaren, net zoals bij de politie. Elk arrondissement heeft
een parket, dat is een eigen OM-bureau. Hier werken ook OvJ’s, die hulp hebben van
hulpovj’s. De minister van justitie en veiligheid is verantwoordelijk voor het OM.
De onschuldpresumptie houdt in dat iemand altijd een verdachte wordt genoemd, totdat
het tegendeel is/wordt bewezen.
2 regels: 1. Als verdachte wordt voordat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene
te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een
strafbaar feit voortvloeit. 2. Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de
vervolging is gericht.
Nemo tenetur is een ander woord voor het zwijgrecht, je bent niet gedwongen om met je
eigen veroordeling mee te werken/ om een verklaring af te leggen. Cautie houdt in dat de
verdachte te horen moet krijgen over dat hij zwijgrecht heeft.
Het recht op de rechtsbijstand is het recht op een advocaat, dus een raadsman. Als die door
de overheid wordt aangewezen is het een piketadvocaat.
Een slachtoffer kan ook een (oog)getuige zijn. Als een getuige wordt beëdigd (dus hij legt een
gelofte af dat hij de waarheid spreekt), en daarna liegt hij, dan is er sprake van meineed.
Verschoningsrecht is het recht dat de getuige krijgt om te zwijgen.