Systeemtheorie
Hoofdstuk 1
1.1.1 Psychoanalyse
Sigmund Freud wordt gezien als de vader van de psychologie. Freud heeft een theorie en
een therapeutische methode ontwikkeld, die later als psychoanalyse bekend is
geworden. De psychoanalyse bestaat uit; de psychoanalytische theorie en de
psychoanalytische therapie.
Freud onderscheidt 3 ontwikkelingsfasen; de orale fase, de anale fase en de fallische
of genitale fase. Wanneer een kind een bepaalde fase niet goed doorloopt, zal het de
niet-volledig doorgewerkte elementen meenemen naar de volgende fase, wat zich kan
aandienen als een persoonlijkheidsstoornis of een psychische aandoening als angst of
depressie.
Een belangrijk gegeven uit de psychoanalyse is het persoonlijkheidsmodel. Hierin
worden 3 elementen onderscheiden. Het Es, het Ich en het über-Ich.
In het Es verblijven de driften, de impulsen en de seksualiteit, die voortdurend de
aandacht van de persoon vragen.
Het Ich heeft een sturende en coördinerende functie. Het moet een middenweg vinden
tussen het Es en het über-Ich. Het über-Ich is het gedeelte van de persoonlijkheid
waarin het individu de waarden, normen, geboden en verboden van de samenleving
heeft verinnerlijkt. Op deze wijze kan de samenleving doormiddel van het über-Ich
toezicht houden op het gedrag van de individu.
Een derde aspect van de theorie van Freud, naast de genoemde ontwikkelingsfasen en
het persoonlijkheidsmodel, is zijn aandacht voor het onbewuste. De essentie van
Freuds theorie is als volgt weer te geven; de mens moet tijdens zijn leven in het reine
zien te komen met twee principes; het lustprincipe, dat stelt dat je in het leven
zoveel mogelijk moet zien te genieten enerzijds, en het realiteitsprincipe, dat ons
duidelijk maakt dat het leven niet altijd feest kan zijn en dat de samenleving allerlei
grenzen stelt aan de realisering van het lustprincipe anderzijds.
1.1.2 Het behaviorisme
In Amerika ontwikkelt zich rond 1920 een heel andere psychologische benadering. Zoals
men de psychoanalyse kan omschrijven als de psychologie van het innerlijk, van de
processen die zich binnen iemands persoonlijkheid voltrekken, kan het behaviorisme
worden omschreven als de psychologie van het uiterlijk waarneembare gedrag.
Het behaviorisme is een theorie over de wijze waarop mensen leren. Alle menselijk
gedrag is aangeleerd en ongewenst gedrag kan worden afgeleerd. Binnen het
behaviorisme bestaan theorieën over de verschillende manieren waarop mensen leren.
Begrippen als conditionering, stimulus, respons en bekrachtiging verwijzen naar de
onbewuste en bewuste leerprocessen die aan het menselijk gedrag ten grondslag liggen.
Ivan Pavlov deed experimenten met honden. Hij gaf honden een stuk vlees en liet
tegelijkertijd een bel rinkelen. De honden reageerden daarop steeds met een sterke
speekselafscheiding. Hij ontdekte dat deze speekselafscheiding zich bleef voordoen, ook
wanneer hij na verloop van tijd wel de bel liet rinkelen, maar geen vlees meer aan de
dieren aanbood. Dit verschijnsel wordt klassieke conditionering genoemd.
Burrhus Skinner, die als de belangrijkste vertegenwoordiger van het behaviorisme wordt
gezien, was in staat ratten te programmeren: als ze een hendel indrukten, kregen ze
drinken. Ook wanneer de beloning uitbleef, gingen de ratten dor met het aangeleerde
gedrag. Dit verschijnsel wordt aangeduid met het begrip operante conditionering.
De therapievorm die gebaseerd is het behaviorisme wordt gedragstherapie genoemd.
Het is een therapievorm die beoogt gewenst gedrag aan te leren en ongewenst gedrag af
te leren. Het uitgangspunt van het behaviorisme is dat we niet in het binnenste van de
mens kunnen kijken en dat we het moeten doen met wat we kunnen zien. Dit
uitgangspunt deelt het behaviorisme met de systeemtheorie.
,1.1.3 De humanistische psychologie
Volgens de humanistische psychologie hebben mensen een aangeboren behoefte aan
groei en zelfontplooiing of zelfverwerkelijking. Abraham Maslow, de theoreticus van
deze stroming, heeft zich vooral beziggehouden met de vraag wat mensen kunnen en
wat de grenzen van deze menselijke mogelijkheden zijn. Hij komt daarbij tot een
onderverdeling van menselijke behoeften in 5 typen. Deze behoeften vormen een
oplopende reeks, in die zin dat de behoefte van het lagere type eerst bevredigd moet zijn
voordat de behoefte van een hoger type zich ter realsering kan aandienen. Zijn
behoeftehiërarchie beschrijft in volgorde de volgende 5 typen;
1. Fysieke behoeften als eten, drinken en seksualiteit
2. Behoefte aan veiligheid; dak boven je hoofd, ouders die voor je zorgen
3. Behoefte aan liefde, affectie en de behoefte om bij andere mensen te
horen
4. Behoefte aan erkenning en waardering
5. Behoefte aan groei en zelfverwerkelijking; zelfkennis, inzicht in eigen
persoonlijkheid
Als aan de eerste 4 behoeften is voldoen, dient de behoefte aan zelfverwerkelijking zich
aan. Volgens Maslow komt de mens pas toe aan de bedoeling en zin van zijn bestaan als
hij met deze behoefte aan de slag gaat.
De eerste 4 behoeften noemt Maslow deficiëntiebehoeften. Het zijn behoeften die te
maken hebben met ervaren tekorten, die steeds slechts tijdelijk bevredigd kunnen
worden. De laatste behoefte is van een geheel andere aard, aangezien deze nooit ten
volle bevrediging kan worden.
1.1.4 De systeemtheorie
De drie voorgaande stromingen richten zich op de bestudering en de behandeling van het
individu. De systeemtheorie heeft niet het individu, maar het individu en zijn
omgeving tot onderwerp.
1.2.4 De belangrijkste uitgangspunten van de systeemtheorie
De kern van de systeemtheorie kan worden samengevat in de volgende 5 principes;
1. Het geheel is meer dan de som van de delen. Dat wil zeggen dat het systeem een
eigen karakter heeft dat niet te herleiden is tot de eigenschappen van de delen.
2. Binnen het systeem (geheel) zijn de delen van elkaar afhankelijk. In een systeem
hangt alles met elkaar samen. Daardoor heeft de verandering in een systeem een
heel eigen karakter. Als er in een systeem iets verandert, komt het gehele
systeem in beweging.
3. Het systeem bepaalt in belangrijke mate het gedrag van de individuen.
4. Het systeem probeert zich op allerlei manieren aan te passen aan zijn omgeving,
omdat het wil overleven.
5. Een systeem heeft de eigenschap zichzelf te handhaven en te blijven voortbestaan
wanneer het eigenlijk geen recht van bestaan meer heeft.
1.2.5. Individueel gedrag geplaatst in de context van voortdurende interactie
In de systeemtheorie worden de factoren die de gedragingen van mensen beïnvloeden
niet in de eerste plaats in de persoon zelf gezocht, maar in de werking van het systeem
en in de wisselwerking tussen personen. Het gedrag van een bepaald persoon vormt
altijd een reactie op het gedrag van een ander of van meerdere personen. De
beschrijvingen en verklaringen van de systeemtheorie hebben dus een de-
individualiserend karakter. Dat wil zeggen dat men de gesignaleerde problemen losmaakt
van het individu.
, 1.2.6. Informatie als begrip
Binnen de systeemtheorie staat het begrip informatie centraal. Hierbij wordt niet in de
eerste plaats gedacht aan bedoelde en gestuurde informatie, maar aan de voortdurende
stroom van zowel verbale als non-verbale, onbewuste en onbedoelde signalen die
mensen uitzenden en ontvangen.
1.2.7 Feedback als een specifieke vorm van informatie binnen het systeem
Feedback is een wezenlijk kenmerk van sociale systemen. Het begrip feedback
betekent; zelfregulatie doormiddel van terugkoppeling.
Feedback in systeemtheoretische zin een breder begrip en duidt op alle processen van de
informatieterugkoppeling en verwerking. Daarbij verloopt de informatiestroom in cirkels;
er worden binnen het systeem en tussen het systeem en zijn omgeving over en weer
voortdurend berichten uitgezonden. Al deze berichten, die zowel bewust als onbewust
kunnen zijn, worden ontvangen, wordt er altijd op een of andere manier gereageerd en
volgt daarop weer een reactie van het systeem.
Bij het systeemtheoretische begrip feedback wordt onderscheid gemaakt tussen positieve
en negatieve feedback. Deze begrippen positief en negatief verschillen in hun betekenis
in sterke mate van dezelfde begrippen in het algemeen taalgebruik.
Negatieve feedback; Draagt bij aan de bestendiging van de situatie, aan het
voortbestaan van de bestaande toestand van het systeem. Negatieve feedback is erop
gericht veranderingen tegen te gaan.
Positieve feedback; Is er daarentegen op gericht dat het systeem verandert en dat een
bepaalde systeemnorm die tot dan toe gold, wordt losgelaten.
1.2.8 herhaling, beperking, voorspelbaarheid, redundantie en patroon
Hoewel zich in systemen allerlei veranderingen voordoen, is herhaling het kenmerk
waaraan men een systeem herkent. Wanneer eenmaal een bepaald patroon van
interactie in een systeem is ontstaan, verschaffen de daarna volgende interacties steeds
minder nieuwe informatie.
Als er in de loop van het kennismakings- en samenlevingsproces eenmaal een bepaald
traject is afgelegd en er wat verschillende wissels zijn genomen, zal 80 a 90 % van het
totaal aan theoretische gedragsmogelijkheden niet meer worden gerealiseerd. Dit
verschijnsel wordt beperking genoemd. Deze beperking is niet slecht of negatief, want
dit verschijnsel zorgt voor vertrouwen en zekerheid en creëert een bepaalde mate van
beheersbaarheid en voorspelbaarheid van de situatie. Deze steeds grotere
voorspelbaarheid van systemen wordt met de term redundantie aangeduid.
Binnen de systeemtheorie geldt dat alle gedrag communicatie is en dat de volgende
begrippen identiek zijn; communicatie=interactie=gedrag=beïnvloeding
Alle gedrag is communicatie.
De systeemtheorie heeft belangstelling voor zichtbare zaken; gedrag, relaties, coalities,
groepsstructuren, relatiepatronen en de wijze waarop het systeem probeert te voldoen
aan de door zichzelf gestelde norm.
Men spreekt van een paradigma als het een geheel eigen wetenschappelijke invalshoek
en benadering betreft.
1.3.7 een ander type oorzakelijkheid
Binnen het model van de lineaire causaliteit wordt een verschijnsel verklaard door een
oorzakelijke beïnvloeding of een complex van oorzaken dat als losstaand van het gevolg
te definiëren is. Lineaire causaliteit verloopt volgens het model; A veroorzaakt B.
Bijvoorbeeld; Als je ijs verwarmd, gaat het smelten.
Als je een appel laat vallen, valt hij naar beneden.
Het gaat hier om eenzijdige causale relaties. Het een beïnvloedt het ander en het
ander beïnvloedt niet het een.