Schizofrenie
1- Verschijnselen
Positieve verschijnselen: duidelijk aanwezig.
Negatieve verschijnselen: afwezigheid van normaal gedrag.
Positieve verschijnselen: wanen, hallucinaties, verstoorde spraak, ongeorganiseerd gedrag,
agitatie.
Negatieve verschijnselen: afgevlakt, passief, verlies van plezier, initiatiefverlies,
aandachtsproblemen.
Denkstoornissen, waarnemingsstoornissen, aandachtsstoornissen, emotionele stoornissen,
motorische stoornissen en stoornissen in aandrift.
2- Diagnose
A- Kenmerkende symptomen.
Twee of meer van de volgende symptomen zijn gedurende één maand een belangrijk deel
van de tijd aanwezig:
- Wanen
- Hallucinaties
- Onsamenhangende spraak (frequent de draad kwijt raken)
- Ernstig chaotisch of katatoon gedrag
- Vervlakking van het affect, gedachten- of spraakarmoede of apathie.
B- Sociaal/ beroepsmatig functioneren.
Vanaf het begin van de stoornis ligt het functioneren voor een belangrijk deel van de tijd
duidelijk onder het niveau van voor de stoornis.
C- Duur.
Symptomen van de stoornis zijn gedurende ten minste zes maanden ononderbroken
aanwezig.
D - Uitsluiting van schizoaffectieve of stemmingsstoornissen.
E- Uitsluiting van het gebruik van middelen of een somatische aandoening.
F- Samenhang met een pervasieve ontwikkelingsstoornis.
Indien er een voorgeschiedenis is met een autistische stoornis of een andere pervasieve
ontwikkelingsstoornis, wordt de aanvullende diagnose schizofrenie alleen gesteld als er
gedurende minstens één maand, opvallende wanen of hallucinaties zijn.
, 3- Differentiële diagnostiek
- Bipolaire stoornis. Bieden kunnen delusie vertonen maar bij schizofrenie zijn ze
erger.
- Persoonlijkheidsstoornis (borderline) door de lange fase voorafgaand aan een
schizofrene psychose.
- Sommige hersenaandoeningen zoals hersenontsteking kunnen vergelijkbare
symptomen geven.
- Drugsmisbruik.
4- Epidemiologie
Incidentie (nieuwe gevallen per jaar): 10 a 20 per 100.000 mensen. Meer mannen dan
vrouwen. De eerste symptomen tussen de 15 en 30 jaar.
Prevalentie: 0,5% van de Nederlandse bevolking tot 65 jaar had ooit schizofrenie.
5- Etiologie
Sommige bevolkingsgroepen lopen een hoger risico, met name mensen uit de Antillen,
Suriname en Marokko. Hier is nog geen goede verklaring voor.
Schizofrenie heeft meer dan één oorzaak, genetische factoren spelen een belangrijke rol
maar het gaat om een samenspel van persoonlijkheid, stress, hersenontwikkeling,
hersenprocessen en dingen in de omgeving.
6- Behandeling
- Medicatie, antipsychotica
- Psycho-educatie
- Cognitieve gedragstherapie, 5 G’s (gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag en
gevolg)
- Gezinsinterventies en/of lotgenoten contact
7- Risicofactoren en comorbiditeit
Risicofactoren: genen, anatomische hersenafwijkingen, neurologische afwijkingen, lage
sociale klasse, wonen in een stedelijke omgeving, migratieachtergrond, verstoorde
psychologische ontwikkeling, levensovertuiging (sekte), high expressed emotion.
Comorbiditeit:
Psychiatrisch: middelenmisbruik, depressie, suïcidaliteit, verstandelijke beperking.
Somatische: infectieziekten, hart en vaat, longaandoeningen, diabetes en obesitas.
8- Behandelingsprognose
Hoe meer psychotische episodes de patient doormaakt, hoe ernstiger de affectieve
vervlakking wordt. Prognose is vrij slecht, de psychotische episodes kunnen wel worden
beperkt. De prognose is beter is primitieve culturen. Er komt veel suïcide voor.