Sociale Problemen
Samenvatting boek: societal problems as public bads
HOOFDSTUK 2: ANALYTICAL FRAMEWORK 1
HOOFDSTUK 8: GENDER INEQUALITIES 4
HOOFDSTUK 9: CRIME 7
HOOFDSTUK 10: CORRUPTION 10
HOOFDSTUK 11: THE FRAGILITY OF THE FINANCIAL SYSTEM 13
HOOFDSTUK 12: GLOBAL WARMING AND CLIMATE CHANGE 17
ARTIKEL 1: CUYPER ET. AL. 19
ARTIKEL 2: VAN HEK ET. AL. 21
ARTIKEL 3: HEIJMERICK 22
ARTIKEL 4: SCHUYT'S CRITERIA VOOR EEN SOCIAAL PROBLEEM (H1) 24
,HOOFDSTUK 2: ANALYTICAL FRAMEWORK
Models of human behaviour
Er zijn twee soorten mensen:
1) Homo economicus = selfish actor who bases his behaviour on a coldblooded, cost-bate
analysis.
VERSUS
2) Homo sociologicus = een altruïstische actor die rekening houdt met de belangen van
anderen en ernaar streeft zich aan de sociale normen te houden.
→ beide modellen zijn partial right.
De homo economicus en homo sociologicus zijn beide op verschillende manieren rationeel.
Weber onderscheidt twee soorten rationaliteit:
1) Zweckrationalität / instrumental rationality
Acties zijn rationeel als een neutrale observeerder kan stellen dat een actor goede redenen had
voor het maken van een bepaalde actie, of deze redenen betrekking hebben op de gevolgen van
het optreden.
2) Wertrationalität / value-oriented rationality
Waarden die de actor aanhangt
Bounded rationality = in de echte wereld kunnen mensen niet altijd toegang verkrijgen tot de
informatie die nodig is die hun optimale gedrag bepaald. Als dit wel zou kunnen zou er alsnog een
cognitieve limiet zijn bij het processen van deze informatie/
Cognitivist actor = an actor who acts as sensible as possible from the perspective of cognitive
reasons that can be offered as justifications for their behaviour.
Prospect theory = a theory to account for how many people ,make decisions, especially under
conditions of uncertainty and risk.
➢ Illusion of control = the idea that we have a substantially greater degree of control over our
lives than we actually do
➢ Planning fallacy = the common tendency to overestimate the benefits and underestimate the
costs of risky projects.
➢ Loss aversion = people are more averse to losses of a certain amount than they are wafer
for gains of the same amount
○ mensen hechten veel waarde aan wat zij bezitten en aan de sociale status die zij
hierdoor verkrijgen.
How micro-level actions translate into macro-level outcomes
Mensen kunnen individueel heel logisch handelen, maar omdat heel veel individuen zo handelen
ontstaat er een collectieve uitkomst/probleem.
Rationele individuele handelingen leiden hierbij niet altijd tot positieve uitkomsten.
bv. ik ga naar de Appie want is goedkoper dan een speciaalzaak, maar hierdoor raken de
speciaalzaken failliet en raken mensen werkloos.
Prisoners dilemma (gevangenendilemma, speltheorie)
Sequentieel spel = de spelers kiezen na elkaar wat zij doen (first-mover advantage)
→ bij herhaaldelijk spelen ontstaat er vertrouwen waardoor de uitkomsten beter zijn.
Simultaan spel = de spelers kiezen gelijktijdig wat zij doen
1
,Free-riding behaviour and collective action
Als er collectief actie wordt gevoerd, zullen individuen zich terugtrekken uit het actievoeren en
free-riders gedrag gaan uitoefenen. Hierbij voeren de individuen die zich terugtrekken geen acties
uit, maar plukken zij toch de vruchten van de collectieve acties.
Free-riders gedrag vindt minder snel plaats in kleinere groepen mensen (en) waar mensen elkaar
kennen.
Coleman's boat: multilevel framework
1: Situational mechanisms
Individual actors are embedded in a certain macro-context (organisations, networks,
neighbourhoods) and these contexts influence the behaviour of the individual actors.
Subgroepen:
➢ Belief-formation mechanisms (bv. selffulfilling prophecy)
2: Action-forming mechanism
The ways in which individuals reach decisions and arrive at actions and interactions.
Ondersteunende theory:
➢ Cognitieve dissonantie = people aim for cognitive consonance
➢ Ontstaat wanneer een persoon een andere kijk heeft op meningen/visies van anderen.
○ Cognitive consonance = coherent and consistent set of attitudes, beliefs and
behaviours.
➢ Preference falsification / emperor's dilemma = dingen zeggen die niemand echt gelooft
3: Transformation mechanisms
Explain how behaviours at the micro-level, when aggregated, lead to certain outcomes at the
macro-level.
Voorbeeld:
➢ Critical mass model = mensen gaan/doen alleen ergens heen als meerdere mensen
gaan/doen:
○ Verwachting lage opkomst = decrease actual attendance rate
○ Verwachting hoge opkomst = increase actual attendance rate
2
,Authority structures: principal agent relations
Principaal-agent relatie:
➢ Principaal = werkgever, is de supervisor van de
agent, geeft opdracht aan de agent
➢ Agent = werknemer, werkt voor de principaal
Probleem: de principaal kan gedetailleerde instructies
geven aan de agent voor al de taken die de agent moet
doen, maar het is onmogelijk voor de principaal om alle
aspecten van het gedrag van de agent te monitoren.
→ gevolgen: agenten gedragen zich niet zoals de baas
voor ogen heeft (asymmetrische informatie)
Modern bureaucracy model = attempt to put restraints on
the behaviour of civil servants, via rules, prescriptions and
top-down monitoring.
Problems due to information asymmetry: moral hazard and adverse selection
Asymmetrische informatie = de ene partij weet meer dan de andere partij
→ leidt tot:
➢ Moral hazard = after a certain agreement has been reached between two actors, one of
them (A) has an incentive to engage in costly or risky behaviour, knowing that the other actor
(B) will eventually bear the costs of this behaviour.
○ bv. verzekering van je auto
➢ Averechtse selectie = before two parties engage in a transaction, they have unequal
information about the quality of the goods being traded.
bv. tweedehands auto's kopen via marktplaats
3
, HOOFDSTUK 8: GENDER INEQUALITIES
Discriminatie heeft veel negatieve gevolgen voor zowel individu als voor de samenleving.
Gender inequality and emancipation in historical perspective
Vroeger hadden vrouwen bijna geen rechten en hadden de mannen alles voor het zeggen voor hun
vrouw en kinderen. In de IR moesten vrouwen thuisblijven voor de huisnijverheid en het huishouden.
Sinds WOI zijn vrouwen steeds meer buitenshuis gaan werken. Hierna kwam in 1919 het
vrouwenkiesrecht: de eerste feministische golf.
The first wave of emancipation
Vrouwen kregen in het begin van de 20e eeuw steeds meer rechten erbij.
Dit kan worden toegepast op het critical mass model.
➢ Toen er een bepaald aantal vrouwen meer economisch en politiek actief werden, kwam er
een moment dat vrouwen deze vrijheden niet zomaar meer zouden opgeven.
Vrouwen gingen buitenshuis werken omdat het niet meer nodig was om veel kinderen te krijgen om
economische redenen. Door de WOII was er een tekort aan mannelijke arbeiders, waardoor
vrouwen deze plaatsen in beslag namen en er meer vrouwen gingen werken: turning point.
The second wave of emancipation
Second-wave feminism is ontstaan in de jaren '60: oprichting feministische tijdschriften en groepen
→ doel: man en vrouw staan gelijk aan elkaar.
Vrouwen probeerde hierin stereotypen van vrouwen mbt arbeid te veranderen of te elimineren.
Vrouwen waren nog steeds ondergerepresenteerd in politieke organisaties, echter kwamen steeds
meer overheden op beleid wat ook gericht was op het vrouwelijk recht.
Post-feminism and the third wave of emancipation
Sinds 1980 is de invloed van feministen verminderd, omdat economische onderwerpen de overhand
namen in het publieke debat. In het westen ontstond een conservatieve tegenbeweging tegen het
feminisme.
➢ Postfeminisme = de beweging tegen feminisme die stelt dat feminisme niet langer nodig is.
Third feminist wave = feministisch activisme na 1990.
Gender as a source of inequality
Er is veel ongelijkheid tussen rijk en arm door verschillen in toegang tot resources, maar ook gender
speelt een rol in ongelijkheid. Gender is in de laatste decennia steeds meer opgekomen als oorzaak
van ongelijkheid.
Ongelijkheid door gender is onder de aandacht gekomen door de GDI
GDI: Gender Development Index → gebaseerd op de Human Development Index (HDI)
➢ <1 = ongelijkheid tussen man en vrouw, man staat hoger dan de vrouw
➢ >1 = volkomen gelijkheid tussen man en vrouw,
GII = Gender Inequality Index
De grootste gender emancipatie in het Westen heeft plaatsgevonden in het onderwijs.
→ koppelbaar aan Van Hek, et. al.
Vrouwen verdienen in bijna elk land minder dan mannen.
→ vooral in Nederland (omdat vrouwen hier vooral parttime werken en mannen fulltime)
4