Onderzoekmethodologie
College 1 - Waarom doen we onderzoek?
3 voorwaardes voor causaliteit – open vraag!
Wetenschappelijk doel = kennis verwerven:
- Beschrijven, ordenen, registreren, begrijpen, verklaren → voorspellen, beheersen/beïnvloeden
H1 - Manieren van denken en weten (Maruyama, G., & Ryan, CS, 2014)
Onderzoeksmethode – van belang vanwege benaderingen en werkwijze die parallel lopen met dagelijks leven
→ Je denkt na over het proces – hoe dingen werken (hypothesen) – in hoeverre klopt dit?
Dagelijks leven = informele observatie Onderzoekers = fenomenen begrijpen en uitleggen
- Waarheid van gegevens
- Observeren en conclusie trekken - Overtuiging: Er zijn algemene wetten die gedrag van
- Succes => je eigen geloof en vertrouwen mensen kunnen uitleggen en voorspellen
- Plan – reflecteren – doel bereikt? – bijstellen o Wetten geïdentificeerd door empirische onderzoek
o Wetten afgeleid van geanalyseerde data
Onderzoekers verschillen van het dagelijks leven
- Bezig met de waarheid achter gegevens - Geen verandering in hypoth, resultaten, verwachting
Verschillende onderzoeken
- Sociale verschijnselen = kennis vergroten en kijken naar verschillende perspectieven
- Doel = begrijpen van sociale en andere verschijnselen en variabele identificeren die de veranderingen
in de andere variabele kunnen verklaren of creëren
Stromingen Omschrijving
Metafysica - Nadenken, filosoferen over aard van werkelijkheid – niet toetsbaar / geen empiri
= nadenkend - Invloed van kerkgeleerden
Pre-positivisme Doel = observeren en begrijpen
= beschrijvend - Vanuit eigen denken – zoeken naar vragen
- Vragen niet wetenschappelijk beantwoorden
Positivisme Doel = actieve pogingen om resultaten te veranderen
- Onderzoeksresultaten gebruiken voor: verandering, verbetering en beveiliging
= empiri levert nieuwe - Alle kennis dient empirisch gefundeerd te zijn
kennis op - De sociale wereld op dezelfde wijze als natuurlijke wereld bestuderen
- Nadruk op voorspellen en ingrijpen
- Streven naar algemene causale wetten
Post- positivisme Doel = meerdere waardheden
- Na WO2 – inzicht dat meerdere theorieën mogelijk waren
- Mengeling van positivisme – constructisme
Constructivisme Doel = verschillende perspectieven bekijken
- Algemene wetten passen niet bij iedereen – causale wetten zijn misleidend
= perspectief van - Tegenreactie tegen positivisme
deelnemers centraal - Nadruk op voorspellen en controle beperkt wetenschap
Kritieke op van constructivisme op positivisme:
- Determinisme – vrije wil miskent - Ontmenselijkt – niet menselijk – één van vele
- Reductionisme – simpel gezien - Onnauwkeurig/opdringerig – idee onderzoekers ≠
- Egocentrisme – niet objectief onderzoekers
Tijdens ontw sociale wetenschap => moderne opvatting = post-positivisme
- Gedeelde verantwoordelijkheid - Diverse perspectieven
- Actie onderzoek – controle - Erkennen van waarden van onderzoekers
- Toepasbaarheid in de praktijk - Respect voor deelnemers
Kritiek heeft geleid tot mixed methodes = alle verschillende perspectieven meenemen
,Sociale wetenschap Dilemma’s
- Systematisch en gestructureerd - Framing van onderzoek is belangrijk: menselijk
= waarneming – construct vatten – operationele definitie onderzoek trekt aandacht, kent gevolgen voor
- Construct = abstract onderwerp dat men probeer te vatten maatschappij. Dit vraagt een doordachte onderzoek
(intelligentie) - Methoden ogen gewoontjes – vragen stellen,
- Operationele definitief = manier van onderzoek/observatie observeren
van een bepaald construct – identificeren van construct - Covariation principle: onderzoekers vereenzelvigd
met onderzoek – personificatie
- Gericht op voorkomen van bias = vertekening in onderzoek - Publiek heeft ervaring met onderwerp
→ streven naar lage bias => gevestigde methode o Eigen ervaring
o Persoonlijk/politiek gevoelig
- Gebaseerd op empirisch onderzoek o Snappen methode niet of is gewoon
In vergelijking met sociale wetenschap
Natuurwetenschappen - Onderzoeksobject is geen mensen
- Meerdere perspectieven
- Streven naar objectiviteit
= vergelijkbare logica – - Zelfbewust – wat doe ik goed/fout - Gebaseerd op empirisch onderzoek
actieve rol van - Kritisch beoordeeld door mede - Vertrouwen in theorie, verklarende
onderzoeksobject wetenschappers kracht en replicatie
- Systematisch bias voorkomen – gebruik
gevestigde (systematische) methoden
Sociale wetenschap (de Groot)
- Overdraagbare (persoonlijke) kennis - Empirische criteria
- Streven naar waarheid - Sleutelrol voorspellen
- Grotere zekerheden - Algemene samenhangen
- Theorieën ontwikkelen
Informele wetenschap Hypothese informele wetenschap Sociale wetenschap – hypothese
= begrijpen van Dagelijks leven = naïeve hypothese (common sense) – = falsificeerbare stelling over relatie minimaal 2
menselijk gedrag ons dagelijkse gevolgstrekkingen lijken op de constructen + empirisch onderzoek
wetenschap - Zoeken causaal verband
relevant voor plannen - Waarnemen – proberen – resultaat – - Ontwikkelen van theorie – logische
van gedragingen om een evalueren = cyclus functioneren/doelen stellingen over de hypothese
doel te bereiken bereiken - Qualify conditions – hypothese bevat
voorwaardes – niet in elke situatie zo
Construct = abstract concept dat we willen vatten Hypothese = falsificeerbare stelling over relatie tussen 2 of
- Geen fysieke aard – leeft in ons hoofd meer constructen
- Operationele definitie definiëren – onderzoek mogelijk - Vaak causaal verband (oorzaak-gevolg)
(meetbaar maken) Theorie = set gerelateerd hypothesen
o Bijv. intelligentie – operationalisatie met - Bevat logische stellingen
instrument: IQ-test levert IQ-score op - Vertrouwen in theorie bepaald door zwakste schakel
, Omgaan met naïeve hypothese
Bron Problemen bij hypothese
Logische analyse - Logisch redeneren is lastig voor menselijk brein – intuïtie
- Veel systematisch fouten – inconsistent en veel bias
Syllogisme = redeneringen uit meerdere proporties
Premisse 1: kind met speelgoed = gelukkig Conclusie: Kind met speelgoed = weinig eetlust
Premisse 2: Gelukkig = weinig eetlust
Autoriteit - Hulp vragen aan professionals
= raadgeving bij iemand die meer weet over - Inconsistent en veel bias → werkelijk expert/schijn/onenigheid/niet
het onderwerp onafhankelijk
- Je mag je niet verschuilen achter je expertise
Consensus - Groepsdenken – wie heeft de waarheid?
= afstemming met gelijken - Vervorming van de autoriteit
- Inconsistent en veel bias → schijn/onenigheid/vervorming autoriteit
Observatie - Valkuilen:
= vergelijking van hypothese met gedrag • Construct anders opgevat
Hypothese kun je niet accepteren – alleen • Causale richting lastig bepalen
verwerpen • Selectieve groep
• Zoeken naar bevestiging in plaats van ontkrachting
Eerdere ervaringen - Ervaringen → beïnvloeding, blokkeren
= putten uit het verleden - Cognitieve bias (onjuistheid) = onthouden wat het beste bij past
Bedreigingen van geldigheid
- Bijv.: onjuiste operationaliseren van variabele, onjuist coderen, verkeerde interpretatie
- Sociaal onderzoek is betwistbaarder dan natuurwetenschappen
• Sociaal lijkt op dagelijks leven = minder betrouwbaar
• Gevoelig of politiek onderwerp = meningsverschil
Publieke aandacht → covaration principle = onderzoeker is de oorzaak voor het probleem
Regels in de wetenschap (de Groot, 1994)
Sociaalwetenschap kent de volgende regels:
- Overdraagbare kennis - Sleutelrol voorspellen
- Streven naar waarheid - Algemene samenhangen
- Grotere zekerheid - Theorieën
- Empirische criteria
Ongeschreven regels:
- Objectiviteit - Eerlijkheid, openheid en betoog
- Houden aan spelregels; methodologie
- Wetenschappelijke bekwaamheid & houding
• Partiele codificatie = systeem van impliciete normen en waarden met bijbehorende
methoden die een wetenschapper zich eigen heeft gemaakt
Onderzoekwaardig:
- Algemeenheid = moet breed gelden
- Beantwoording = antwoord kunnen vinden en praktisch mogelijk zijn
- Theoretisch belang = voorzetting van theorie of praktisch toepasbaar
- Praktisch/maatschappelijk belang = belangrijk vooropgesteld onderwerp
Het hoe van de wetenschap:
- Uitwisselen en kritiek = normen over wetenschap en hoeverre sociaal acceptabel = normatief
• Methodologie - regels voor onderzoeken
• Logica - regels voor denken/redeneren
Methodologie & logica descriptief & vergelijkend– kan onderzoek gedaan worden - onderzoekmethodologie
- Beschrijven, vergelijken, evalueren van methoden
, Empirische wetenschap (de Groot, 1994)
Empirische onderzoek = kennis verwerven omtrent een bepaalde, (door de wetenschap in kwestie bestreken)
sector van de werkelijkheid of van de wereld.
= kennis opdoen op basis van systematische waarneming – proefondervindelijke kennis opdoen
- Doel = expliciete overdraagbare kennis verwerven – in beweringen laten neerleggen
Wetenschappelijk kennis = openbare kennis
- Grondschema voor logisch-methodologisch – volgens normen en waarden
- Empirische criteria: systematisch naar waarheid en zekerheid zoeken (kritisch)
- Kennis verwerven: alle wetenschappelijke activiteiten worden erin omvat
- Wetenschapsbeoefenaar - het ervaringsproces: systematisch beschrijven, ordenen, registeren,
begrijpen en verklaren.
- Nieuwe verschijnselen voorspellen om via die voorspelbaarheid de sector te kunnen beheersen
en de verschijnselen te kunnen beïnvloeden.
- Opgedane kennis wordt in taal uitgedrukt en in beweringen neergelegd → voor uitwisseling en
toepassing
- Wetenschap = feitelijke beschrijving, ordenen/registeren/meten, begrijpen/verklaren, diepere
inzichten verwerven, algemene samenhangen vinden
- Algemene samenhang = inzichtelijke en logische samenhangende systemen (theorieën) onder brengen en
ordenen.
Empirische cyclus (wetenschappelijk denkkader)
1. Observatie - Observatie, verzamelen, groeperen, materiaal → doelgerichte houding
= verzamelen en groeperen van - Vorming van hypothese - systematische werkwijze
empirisch feitenmateriaal – • Psychologische inductie-proces: vermoeden / veronderstellen van de hypothesen – geen formulering
hypothese vorming - Van impliciete hypothese (zou het kunnen) naar een expliciete hypothese
2. Inductie - Expliciet (formaliseren) van de wetenschappelijke hypothese
= formuleren van hypothesen o.b.v. • In psychologie sprake van inductie bij een vermoeden
vermoeden / veronderstelling - Van specifiek (observatie) naar algemeen (hypothese) => toetsbaar maken
= ISA – inductie-specifiek-algemeen
- Psychologische inductie – als proces - Logisch-methodologische inductie – als resultaat
3. Deductie - Van algemeen (hypothese) naar specifiek (onderzoeksgroep) = DAS
= bewerkingen toegepast op - Wetenschappelijke voorspelling – expliciet en nauwkeurig geformuleerd, verifieerbaar zijn
uitspraken of begrippen - Operationele definitie – specifieke toetsingsprocedure om de voorspelling na te gaan
= concrete voorspelling over je - Logica – afleiding van uitspraken uit andere uitspraken spelen een belangrijke rol
onderzoek - concrete aanpak
- Methodologisch – empirisch hanteerbaar maken van begrippen en toetsbaar maken van algemene
uitspraken
4. Toetsing - Toetsing van hypothese vraagt om algemene samenhang, die verondersteld wordt te
= toetsing van verworven ware bestaan of te gelden in een verzameling van niet als identiek beschouwde elementen
kennis in nieuw empirisch - Uit de ware kennis moet je een voorspelling kunnen doen m.b.t. nieuwe elementen
materiaal • Nagaan of de voorspelling wel/niet uitkomt
• Toetsing van hypothesen – beantwoorden van de vraag (evaluatie)
5. Evaluatie - Bepaling van de waarde in wijder verband – theorie
= verbinden van conclusies – - Dienen ter ondersteuning van toepassings-beslissingen = beschouwing over praktische
nagaan of toetsing standhoud werkwijzen
- Evaluatie kent een interpretatief karakter – bij de evaluatie wordt geredeneerd en
verklaard op een wijze die niet op een exacte vorm is te brengen en waarin een subjectief
element onvermijdelijk is.
Eenzijdige evaluatie → aangevallen/gecorrigeerd door critici of ontstaat nieuwe/alternatieve
hypothesen (nieuw onderzoek)
Interpretatieve evaluatie → karakter van een nieuwe hypothese- (theorie-)vorming dat
vruchtbare aanknopingspunten biedt voor verder onderzoek.