H1: Psychodiagnostiek
Psycholoog heeft Onderzoeksgesprekken
volgende instrumenten Gedragsobservaties
ter beschikking Psychologische tests en vragenlijsten
Diagnose stellen op basis hiervan
Psychodiagnostisch Wanneer klachten veroorzaakt worden door intelligentieniveau,
onderzoek wordt vooral ontwikkelingsproblematiek, persoonlijkheidskenmerken of
gedaan in volgende cognitief functioneren
situaties Er al meerdere behandelingen zijn gebeurd zonder resultaat
Wanneer een intensievere behandeling vereist is voor bv
persoonlijkheidsproblemen
Psychodiagnosticus ziet Ze willen de stevigheid van het huis in kaart brengen => hoe sterk die
de persoonlijkheid als is tegen stormen = externe invloeden
een huis
Stevigheid van het huis bestaat uit het temperament, de
persoonlijkheid en copingvaardigheden
Rollen van een Intaker: wat is er op het eerste zicht aan de hand?
psychodiagnosticus Diagnosticus: het probleem kaderen
Psychodiagnosticus: het probleem diepgaand begrijpen
Empirische cyclus Hypothesen opstellen over het probleem en deze toetsen (aannemen
of verwerpen) = hypothesetoetsend model van De Bruyn
Transdiagnostische Letten op de stoornisoverstijgende kwetsbaarheden zoals
,benadering (zie H3) perfectionisme
Psychoanalytische Kijkend naar de onderliggende mechanismen
benadering (H4)
H6: cliëntgerichte therapie
H7: cognitieve gedragstherapie
H8: interpersoonlijke therapie
Diagnostische cyclus 1. Klachtanalyse:
verhelderende diagnose is het doel = er is duidelijk wat de
aanleiding is, wat de verwachtingen zijn en wat de hulpvraag is vd
cliënt
2. Probleemanalyse:
Onderzoeksvragen opstellen obv symptomen, info over stoornis,
hoe het wordt ervaren (via een anamnese: cliënt vertelt zelf of
heteroanamnese: derde vertelt over cliënt)
Gestandaardiseerd klachten samenvatten met
instrumenten:
Symptoomvragenlijsten: wat en wat is de ernst
ROM: routine outcome monitoring manier van
samenvatten problemen, meestal gestandaardiseerd
in ggz-instellingen ter waarborging van kwaliteit van
de zorg
OQ-45: 45 vragen van Outcome Questionnaire: 3
functiedomeinen: intrapsychisch, interpersoonlijk en
sociale rolvervulling
Speciële anamnese: problemen van cliënt in kaart brengen,
accent op huidige problemen (is er interferentie?: belemmering
van sociale en functionele aspecten in het leven vd cliënt)
Psychiatrische anamnese: waargenomen objectieve en
subjectieve symptomen samengevat:
verschijning en psychomotoriek bestuderen (uiterlijk
en lichaamstaal)
goed georiënteerd in tijd, ruimte,… ?
aandacht en geheugen in orde?
, Waarneming stimuli oke?
Spraak en denken oke?
Stemming en affect oke?
Hoe is persoonlijkheid (de stabiele gedrags- en
reactiepatronen)
Klachten samenvatten obv observatie tijdens gesprekken
Klachten samenvatten obv biografische anamnese en
heteroanamnese:
wat is de levensgeschiedenis?
Klachten samenvatten mbv onderkennende of
beschrijvende diagnostiek: beschrijving, geen verklaring nog
niet
Klachten samenvatten mbv classificatie volgens DSM-5
3. Verklaringsanalyse:
Hypothesen opstellen
Methoden en meetinstrumenten zoeken voor toetsing zoals:
Structured clinical interview for DSM 5 disorders:
brede systematische checklist van criteria voor
stoornissen
Capaciteitentests voor intellectueel niveau,
verbaal begrip, perceptueel redeneren,
werkgeheugen of verwerkingssnelheid (sterke en
zwakke punten aangeven)
Zelfrapportagevragenlijsten: cliënt beschrijft
zichzelf en problemen => vgl met normgroep
Indirecte methoden zoals implicit association test
(attitudes meten) of projectieve tests om het
onbewuste boven te laten komen => niet veel
gebruikt want weinig betrouwbaar
Structureel persoonlijkheidsinterview:
diagnostiek gebaseerd op theorie van Kernberg: 1
vd persoonlijkheidsorganisaties toekennen:
1. Neurotisch: stabiel zelfbeeld, ontwikkelde
afweermechanismen en intacte realiteit
2. Borderline: identiteitsdiffusie, eerder primitieve
afweermechanismen en eerder wel intacte
realiteit (niet volledig)
3. Psychotische: identiteitsdiffusie, primitieve
afweer en verstoord realiteitsbeeld (meest
kwetsbaar)
Dynamische persoonlijkheidsdiagnostiek:
hypothesen over persoonlijkheidsorganisaties adhv
gestructureerde interviews,
persoonlijkheidsvragenlijsten en projectieve tests
*belangrijk bij instrumenten dat men goed
, Nederlands kan en de omgeving niet te veel invloed
heeft op de cliënt
Antwoord op de onderzoeksvragen door integratie van resultaten:
voorgeschiedenis + intake + onderzoeksgesprekken +
testonderzoek
Dan een terugkoppelingsgesprek om de resultaten aan de cliënt
voor te leggen
4. Indicatieanalyse:
Predictie? (voorspelling situatie)
Wat is de beste behandeling? Voorstel behandeling, vindt de cliënt
het goed? => behandelplan opstellen: hypothesen formuleren die
in de behandeling worden getoetst
Altijd rekening houden Confirmation bias: niet omdat er een classificatieis alles dat
met tegenstrijdig is negeren en alles dat in lijn is aannemen => elke
persoon is uniek en past niet enkel in het hokje van de classificatie
Daarom zijn intervisie, supervisie en bijscholing van belang
Om tunnelvisie en een te groot vertrouwen op eigen kennis
te voorkomen wordt het aangeraden in een intervisiegroep te
zitten met psychologen met uiteenlopende kennis, expertise en
ervaringen
H2: indicatiestelling Volgende stappen:
1. Is professionele hulp nodig bij de classificatie? Zo ja: bggz (basis) of
sggz (specialistisch)
2. Wat zijn de behandeldoelen? (vastgelegd in het behandelplan,
tijdens intake)
3. Therapieaanbod nagaan: welke vorm van therapie en evt
farmacotherapie
4. Welke behandelcontext: ambulant of klinisch, groep of individueel
5. Voorkeur therapeut: man/vrouw, andere kenmerken