Samenvatting FM
Na afloop van de module, is de student in staat om:
• De begrotingscyclus en onderliggende staatsrechtelijke principes daarvan in eigen woorden te
beschrijven;
• De belangrijkste spelers en hun rol m.b.t. financieel management bij de overheid te herkennen;
• De functie van management control in publieke organisaties te duiden: hoe weet je of de
belastingbetaler waar voor zijn/haar geld krijgt?;
• Hervormingen om het financieel management van overheden te verbeteren in binnen- en
buitenland te beoordelen en te vergelijken; en
• Mechanismen van verantwoording door publieke organisaties te herkennen en beoordelen.
De focus bij dit vak ligt echt bij de literatuur (voor tentamen). De basis van de slides komt uit de
literatuur. De slides behoren wel tot de stof, maar zal niet letterlijk naar worden gevraagd. De focus
ligt op de artikelen. De slides horen erbij, omdat ze meer duidelijkheid kunnen geven. Aan de hand
van de colleges laat hij zien wat hij belangrijk vindt.
Open boek tentamen.
,Inhoud
2. van Hofwegen, J.F.A. (2022). Budgetrecht in de knel: Waarom het budgetrecht geen rustig bezit
is. RegelMaat, 38(1), 21–36. https://doi.org/10.5553/RM/0920055X2022038001003 (meer
juridisch & budgettering)..................................................................................................................22
5. Van Dooren, W., Bouckaert, G., & Halligan, J. (2015). Chapter 4 Performance Management. In
Performance management in the public sector (pp. 62–85)............................................................33
5. Van Dooren, W., Bouckaert, G., & Halligan, J. (2015). Chapter 6: The use of performance
information. In Performance management in the public sector (pp. 116–137)...............................34
7. Bandy, G. (2011). Measuring performance and value for money. In Financial Management and
accounting in the public sector (pp. 238–267).................................................................................35
8. Thiel, Sandra Van, Leeuw, Frans L.,. (2002). The Performance Paradox in the Public Sector. Public
Performance & Management Review, 25(3), 267–267.....................................................................42
11. Vedung, E. (1997). Merit criteria and performance standards. In Public Policy and Program
Evaluation (pp. 247–264)..................................................................................................................53
12. Leeuw, Frans L.,. (2003). Reconstructing Program Theories: Methods Available and Problems to
be Solved. American Journal of Evaluation, 24(1), 5–20.
https://doi.org/10.1177/109821400302400102..............................................................................56
Hoofdstuk 5. De coronacrisis............................................................................................................68
17. J.L.M. Hakvoort, H.L. Klaassen ; redactie: Annet Talsma. (2013). Bedrijfsvoeringstechnieken,:
Hfd 1 Een eerste verkenning; Hfd 2 Theoretische en methodische aspecten van
bedrijfsvoeringstechnieken; In Bedrijfsvoeringtechnieken voor overheid en non-profitorganisaties :
handboek public management (pp. 9–33)........................................................................................79
College 6 Belastingen en publieke verantwoording..........................................................................87
19. Kam, C.A. de, W. Bolhuis, J. Lukkezen. (2021). Overheidsfinanciën (hoofdstuk 17, 18, 20)........90
Kam Hoofdstuk 20............................................................................................................................97
20. Wijtvliet, Laurens . (2020). Bijzondere regelingen in de motorrijtuigenbelasting: een ritje door
verleden, heden en toekomst . Weekblad Fiscaal Recht , 14–21......................................................98
22. Mark Bovens. (2007). Public Accountability. In The Oxford handbook of public
management (pp. 182–208)...........................................................................................................104
24. Robinson, Marc (2016). Budget Reform Before and After the Global Financial Crisis..............116
Begrippen:
- Performance measurement = prestatiemeting is een doorlopend proces van monitoren en rapporteren van
prestaties en de voortgang op het behalen van vooraf gestelde doelen
- Doelmatigheid = het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.
- Doeltreffendheid = de mate waarin de gewenste prestaties en de beoogde maatschappelijke effecten of
gestelde doelen van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.
- New public management = is een term die opkwam in de jaren '80. Deze term beschrijft de trend om
managementtechnieken uit de private sector toe te passen op publieke organisaties. Want in die tijd ervoeren
de burgers een grote kloof tussen publieke en private sector ten aanzien van doelmatigheid en efficiëntie.
- Public choice theorie = gaat uit van de toepassing van economische analyses op de publieke sector. Waar
,voorheen bestuurders werden gezien als actoren die handelden in het publieke belang, gaat het public choice
perspectief ervan uit dat werknemers in de publieke sector functioneren als nutmaximaliserende individuen die
antwoorden op prikkels, net als in een markt. Zo proberen politici hun aandeel op de kiezersmarkt op dezelfde
manier te vergroten als bedrijven dat doen op een economische markt. Net als in de economie is er bij de
politiek een inherente neiging tot kartelvorming van politieke belangengroepen waar waakzaamheid tegen
geboden is. In het bijzonder wordt het gedrag van politici en ambtenaren bestudeerd als hoofdzakelijk door
eigenbelang gedreven agenten, waarbij hun interacties in het sociale systeem, hetzij hieraan voldoen of anders
aan alternatieve grondwettelijke regels. Deze kunnen op een aantal manieren worden weergegeven,
waaronder standaard ingeperkte maximalisatie van nut, speltheorie, of beslissingstheorie.
- Balanced Scorecard = een middel om controle te houden over de te implementeren marketingstrategie. Het is
een onmisbaar onderdeel omdat het op overzichtelijke wijze inzicht geeft in de prestaties (KPI’s) van een
bedrijf.
- Benchmarking = een manier om de prestaties van een organisatie te vergelijken met die van (vergelijkbare)
andere organisaties. Het is een diepgaand vergelijkend onderzoek waarbij de bedrijfsprestaties en
achterliggende processen worden onderzocht.
- performance measurement = (Prestaties/ouput meten/uitkomstindicatoren) = meten wat er gedaan wordt,
dus je wilt een beeld krijgen hoe het er aan toe gaat en daaruit komt prestatie informatie, en deze informatie
kan je dus analyseren en gebruiken om te evalueren en bij te sturen. Dus eerst moet je je performance
measuren, en de uitkomsten hiervan is je prestatie informatie
- Prestatie-informatie = informatie over resultaten die je hebt behaald, die je kunt gebruiken om je (beloftes
over) toekomstige prestaties te onderbouwen. Denk aan: de gemiddelde beschikbaarheid van een website over
het afgelopen jaar.
- Performance managament = monitoring die laat zien waar verandering nodig is en die op zijn beurt het
gewenste gedrag zal opleveren dat weer op zijn beurt leidt tot betere prestaties.
- Prestatie-indicatoren = zijn verhoudingsgetallen die aspecten in beeld brengen van datgene wat wordt
geproduceerd
- Descriptive valuing = waarden van andere worden als criteria en standaarden gebruikt bij het evalueren. Deze
hebben niet per se het grootste belang, maar deze bieden een perceptie die belangrijk kan zijn voor een goede
besluitvorming. Alle waarden die worden gemeten zijn hier gelijk. Bijvoorbeeld: internationale doelen,
nationale doelen, cliënt verwachtingen, verdienste van stakeholders.
- Prescriptive valuing = hier kiest degene die evalueert zelf de criteria. Bij deze manier van evalueren worden
sommige waarden van groter belang dan andere waarden geplaatst. Bijvoorbeeld: bijdrage aan
probleemoplossing, gelijkheid, wat cliënten nodig hebben (dit is anders dan hun verwachtingen of behoeften).
- Comptabiliteitswet = regelt de financiële gang van zaken binnen ministeries en tussen de ministers en het
parlement. Daarnaast schrijft de wet ook taken van de Algemene Rekenkamer voor. Bijvoorbeeld om jaarlijkse
onderzoeken of de jaarverslagen van de ministeries voldoen aan het aantal nader omschreven eisen.
, College 1 Contouren van publiek financieel management
Kern: de verschillen tussen de publieke en private sector staan centraal. Modern financieel
management heeft veel wortels in de private sector en dat zorgt soms voor problemen. Ook komen de
belangrijkste spelers op het terrein van overheidsfinanciën langs.
Multidisciplinaire blik nodig. Vaak vanuit 1 perspectief.
Budgetrecht: een pijler van onze democratie en democratische beschaving. De Amerikaanse
strijdkreet ‘’no .. without representatie’’. De overheid vraagt van burgers om betalingen (belastingen)
die ze moeten afdragen ongevraagd en daar staat tegenover dat dat geld ook alleen met jou
toestemming kan worden uitgegeven. Toestemming gaat via het parlement. Dus democratische
representatie is mogelijk door belasting te betalen
Komt in de knel wanneer er uitgaven komen zonder dat het overlegd is met het parlement. Dit
wordt als juridisch belangrijk gevonden. Als het budgetrecht wordt geschonden. Dan zijn er algemene
clubs die leip worden.
Kam bespreekt 3 functies van overheidsuitgaven:
1. Allocatie functie (macro-economisch); optimale bedrag bijv. aan zorg
2. Stabilisatie functie (macro-economisch): als het slecht gaat grijpt de overheid in
3. Verdelingsfunctie: belasting heffing
Collectieve goederen: overheid produceert producten die niet individueel verkocht kunnen worden
Iedereen moet er toegang tot hebben (dijken)
Discussie: hoe lang moeten we hier nog in investeren in bijvoorbeeld dijken. Mis stimuleren in
andere vormen? Bijvoorbeeld termen
Hofwegen heeft het over drie functies van begroting:
1. Autorisatiefunctie van de begroting: 2e kamer zegt is goed met je begroting (budgettering verhaal)
2. Allocatie functie (begroting): hoeveel welk ministerie
3. Verrantwoordingsfunctie: verantwoording voor het handelen van kabinet en dus de begroting
Departementale (ministerie) begroting VS niet departementale (zonder ministerie) begroting
Artikel: Valueing weapon systems
In het artikel wordt gesteld dat ondanks berichtgeving in de media, geavanceerde wapensystemen
zoals de F-35 straaljager goedkoop zijn. Althans als je kijkt wat je ervoor krijgt en wat ze kunnen
vergeleken met de oude systemen die ze opvolgen. Het zou daarom beter zijn om niet alleen te
kijken naar de uitgaven maar naar de kosten per effect. Hoewel dit wellicht inderdaad een nieuw
licht zou werpen op de kosten, zijn er ook bezwaren te bedenken tegen deze redenering. Vanuit de
politiek of de belastingbetaler bezien zijn de kosten de hoeveelheid geld om het systeem aan te
schaffen en in stand te houden. Als dit een hoog bedrag is betekent dit dat er elders minder kan
worden uitgegeven.
Wilson (1989) bureaucracy Activities not observable Activities observable
Results not observable Coping organizations (e.g. Procedural organizations (army
diplomats) in peacetime)
Results observable Craft organizations (army in Production organizations (e.g.
wartime) IRS taks service)
Wilson: classificatie van publieke organisaties op basis van mate waarin outputs en
outcomes zichtbaar zijn voor publiek managers. Wanneer output + outcome zichtbaar is
= productieorganisatie (veel traditionele private sector denken is hierop gebaseerd
(bijv. koekjesfabriek).
- Volgens Wilson is het leger een procedurele organisatie in vredestijd en craft in