100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
complete samenvatting van Klinisch psychologie 1 deel 2 Hfst 11-25 inclusief 3 PDF en YL €7,70
In winkelwagen

Samenvatting

complete samenvatting van Klinisch psychologie 1 deel 2 Hfst 11-25 inclusief 3 PDF en YL

2 beoordelingen
 142 keer bekeken  8 keer verkocht

zeer uitgebreide samenvatting van Klinisch psychologie 1 deel 2. Hoofstukken 11 - 25 inclusief 3 PDF's en YouLearn

Voorbeeld 10 van de 240  pagina's

  • Ja
  • 5 februari 2023
  • 240
  • 2022/2023
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (59)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: teunweijma • 7 maanden geleden

Veel en juiste informatie. Onpraktisch ingedeeld waardoor het onoverzichtelijk is.

review-writer-avatar

Door: sweetneat • 1 jaar geleden

avatar-seller
yvonnevankersen
PB0104 Klinisch psychologie1: persoonlijkheidstheorieën en
psychopathologie deel 2
Deel 3 Psychopathologie
Hoofdstuk 11 Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen bij volwassenen
Neurobiologische Die zich, vaak al op zeer jonge leeftijd, manifesteren in de loop van de ontwikkeling
ontwikkelingsstoornis van het individu.
• Deze ontwikkelingsstoornissen dringen diep door in verschillende aspecten
van het functioneren (voelen, waarnemen, denken en handelen) van het
individu en zorgen voor beperkingen in het persoonlijke, sociale,
academische of werk gerelateerde functioneren.
De DSM-5 onderscheidt de • Verstandelijke beperking,
neurobiologische • Communicatiestoornissen,
ontwikkelingsstoornissen: • De autismespectrumstoornis (ASS),
• Aandacht deficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD),
• Specifieke leerstoornissen en motorische stoornissen.
11.1 de autismespectrumstoornis bij volwassenen
11.1.1 klinisch beeld van de autismespectrumstoornis
Autismespectrumstoornis ASS is Een autismespectrumstoornis (ASS) is een pervasieve (diep doordringend
in voelen, waarnemen, denken en handelen) ontwikkelingsstoornis die
wordt gekenmerkt door ernstige gebreken in de ontwikkeling van sociaal-
communicatieve vaardigheden en het voorkomen van stereotiepen
gedragingen en interesses.
Waarom steeds meer aandacht voor Intelligentie heeft een verhullende werking waardoor deze individuen
ASS bij volwassenen met vaak pas op volwassen leeftijd in het zorgcircuit terechtkomen.
gemiddelde of hoge intelligentie • Een goed gestructureerd sociaal steunsysteem wordt ook als
verklaring genoemd voor het pas op latere leeftijd zichtbaar
worden van ASS.
Voor het stellen van de Heeft betrekking op sociale communicatie en interactie
diagnose ASS moeten • Afwijkende sociale wederkerigheid;
symptomen aanwezig zijn in Onvermogen om spontaan vreugde, interesses of successen te delen met
2 kerndomeinen andere personen; ontbreken van besef van sociale conventies (zoals het
‘om de beurt praten’)
• Afwijkende non-verbale communicatie;
Beperkingen in de omgang met anderen; weinig of geen oogcontact
maken, ontbreken van gezichtsuitdrukkingen, moeite hebben met het
gebruiken en begrijpen van gebaren
• Moeilijkheden met relaties;
Moeilijk vrienden kunnen maken of vriendschappen onderhouden,
beperkingen in het afstemmen van gedrag op verschillende sociale
situatie en de afwezigheid van symbolisch of fantasiespel
Heeft betrekking op repetitieve gedragingen en interesses
• Stereotiepe bewegingen, gedragingen of spraak; niet functionele
bewegingen en gewoonten, zoals wiegen en het dwangmatig herhalen
van woorden of zinnen
• Moeite met veranderingen;
Sterk vasthouden aan routines, rituelen of overmatige weerstand tegen
verandering
• Stereotiepe interesses;

, Geobsedeerd bezig zijn met bepaalde voorwerpen of onderwerpen,
vrijetijdsbesteding of hobby’s
• Sensorische overgevoeligheid;
Snel last hebben van geluid, licht en aanrakingen. Daarnaast kan sprake
zijn van sensorische onder gevoeligheid voor pijn, warmte en kou.
Om de diagnose ASS te stellen zijn symptomen in beide domeinen vereist Tenminste 5
en dient aan hoeveel criteria te voldoen?
Box 11.1 Kenmerken van de autismespectrumstoornis




de volgende kenmerken: stereotiepe of repetitieve
bewegingen of spraak; vasthouden aan routines of patronen van gedrag; intense
focus op een beperkte aantal interesses; hyper- of hyporeactiviteit op
zintuiglijke prikkels of aspecten van de omgeving
De symptomen zijn al op jonge leeftijd aanwezig
De DSM-5 onderscheidt 3 niveaus in de Vereist steun
ernst van de stoornis Vereist substantiële steun
Vereist zeer substantiële steun
Wat kan overwogen worden als de Diagnose sociale communicatiestoornis overwegen
symptomen van repetitief gedrag en Dit valt niet onder stoornis in het autistisch spectrum maar valt
specifieke interesse afwezig zijn onder de communicatieve stoornissen.
Sociale communicatiestoornis wordt Door aanhoudende problemen met het toepassen van (non)-verbale
gekenmerkt door communicatie in de sociale context.
Dit betreft de beperkingen in de omgang met anderen, zoals geen
oogcontact maken of niet tot vriendschappen komen.
Met welke stoornissen gaat ASS vaak • Obsessief-compulsieve stoornis, 30 %
samen • Sociale-angststoornis, 29 %
• ADHD, 28 %
11.1.2 Etiologie van de autismespectrumstoornis
Wat kunnen we zeggen over ASS en erfelijk ASS is voor ongeveer 35-60 % erfelijk bepaald, en voor 40-65 %
gerelateerd aan omgevingsfactoren.
• Bij vrouwen is de erfelijke component aanzienlijk minder
groot 13-16%
Wat betreft de erfelijkheid kan ASS bij 10 -15 %
hoeveel procent gezien worden als In dit geval ook vaak anatomische afwijkingen en is er 1
onderdeel van een genetische stoornis vb genetische mutatie als oorzaak aan te wijzen.
(zoals fragiele X syndroom) → Dan in DSM-5 ASS als autismespectrumstoornis
samenhangend met een genetische aandoening
De afgelopen jaren is meer aandacht • Verschillende zwangerschapscomplicaties (zoals
gekomen voor de invloed van de geboortetrauma’s, navelstrengcomplicaties) zijn gerelateerd
omgeving op het ontwikkelen van aan een verhoogde kans op ASS bij het kind.
ASS. Factoren die van invloed kunnen • De leeftijd van met name de vader, en in mindere mate de
zijn geweest in de periode voor en moeder speelt een rol
tijdens de zwangerschap • Stress en infectieziekten tijdens de zwangerschap zijn in
verband gebracht met een vergrote kans op ASS bij het kind
2

, • En ook chemicaliën (zoals insecticiden) en het gebruik van
medicatie (zoals sommige antidepressiva)
Eventuele beschermende factoren • Verband gevonden tussen het gebruik van 600-1200 microgram
voor het ontwikkelen van ASS zijn foliumzuur, vanaf 3 maanden voorafgaand aan de conceptie tot
een maand tijdens de zwangerschap en verminderde kans op ASS
bij het kind.
• Bij de gehele populatie wordt ingeschat dat het gebruik van
foliumzuur voor en tijdens de zwangerschap gerelateerd is aan
een afname van ongeveer 40 % klassiek autisme en 27 % van de
mildere autismespectrumstoornissen.
• Er wordt vanuit gegaan dat er bij ASS sprake is van een
ingewikkeld samenspel tussen genetische kwetsbaarheid en
omgevingsfactoren voor en tijdens de zwangerschap.
Waarschijnlijk fungeren de omgevingsfactoren als triggers bij een
genetische kwetsbaarheid.
11.1.3. Prevalentie van de autismespectrumstoornis
Komt ASS vaker voor bij jongens Bij jongens en mannen komt ASS vaker voor dan bij meisjes en vrouwen, in
of meisjes een verhouding van ongeveer 4: 1.
• Door de jaren heen lijkt er sprake van een toename in het aantal
ASS-diagnosen, mogelijk door de verruiming van de criteria in de
DSM-IV ten opzichte van eerdere versies.
• De verwachting is dat de prevalentie met de komst van DSM-5 zal
dalen, aangezien PDD-NOS niet meer als diagnose is opgenomen en
men aan meer criteria moet voldoen om een diagnose te krijgen.
Door de jaren heen lijkt er • Mogelijk door de verruiming van de ASS-criteria in de DSM-IV t.o.v.
sprake van een toename in het eerder versies van de DSM.
aantal ASS-diagnosen. Waarom? • Mogelijk vallen tegenwoordig meer mensen uit dan vroeger het
geval was, doordat de samenleving hogere eisen stelt aan sociale
vaardigheden en flexibiliteit
De verwachting de prevalentie Dat met de komst van de DSM-5 zal dalen, aangezien de diagnose PDD-NOS
met ASS is niet meer als diagnose is opgenomen en men aan meer criteria moet
voldoen om een diagnose in het autismespectrum te krijgen dan in de DSM-
IV het geval was.
11.1.4 Historisch perspectief op de autismespectrumstoornis
Bieuler (1911) Introduceerde begrip autismus
• Verwees naar symptomen van schizofrenie
Kanner (1943) Beschreef als eerste infantiel of vroegkinderlijk autisme
Asperger (1944) Beschreef een groep kinderen waarvan het beeld overeenkwam met de
beschrijving van Kanner, waarbij werd uitgegaan van normale
taalontwikkeling.
Wat konden we lange tijd Begin jaren 70 werd aangetoond dat autisme en schizofrenie van elkaar
over schizofrenie en autisme konden worden onderscheiden: met name in de leeftijd waarop de stoornis tot
zeggen uiting komt, de manvrouwverhouding en de ontwikkeling van het ziektebeeld
Wat veranderde er in 1980 Autisme als zelfstandige categorie opgenomen in de DSM-III.
Sindsdien zijn verscheidene veranderingen in de criteria doorgevoerd. In de
klinische praktijk bleken de subtypen PDD-NOS, Asperger en autistische
stoornis moeilijk te onderscheiden.
Wat veranderde er in de DSM-5 Dan kun je bij de diagnose autismespectrumstoornis aangegeven in
welke mate ASS aanwezig is.
• Het aantal domeinen is teruggebracht naar 2 omdat het
onderscheid tussen het domein ‘beperkingen in sociale

3

, interacties’ en ‘beperkingen in communicatie’ vaak arbitrair bleek
doordat communicatie ook een sterk sociaal aspect bevat
11.1.5 Diagnostische methoden bij de autismespectrumstoornis
Op welk niveau kan ASS niet ASS kan niet op biologisch of neurocognitief niveau worden gediagnosticeerd.
worden gediagnosticeerd • Op neurocognitief niveau zien we bij ASS-beperkingen in de theory of
mind (sociaal inzicht), centrale coherentie (gedetailleerde
informatieverwerking) en executieve functies (uitvoerende functies
zoals planning en flexibiliteit).
• Deze beperkingen komen echter ook voor bij andere stoornissen
(schizofrenie, ADHD en verschillende persoonlijkheidsstoornissen) en
de bestaande cognitieve taken zijn doorgaans niet sensitief genoeg om
de aanwezige cognitieve beperkingen goed in de kaart te brengen.
• Bij diagnostisch onderzoek op dit gebied zal men vooral het gedrag
bevragen en observeren.
Wat kunnen we zeggen over Bij adolescenten en volwassenen kunnen de diagnostische criteria in een
adolescenten en semigestructureerd interview worden uitgevraagd → bijvoorbeeld het DSM-5
volwassenen en interview autismespectrumstoornissen.
diagnostische criteria • Daarnaast vindt altijd een heteroanamnese plaats, een gesprek met
een belangrijke ander.
Wat geeft de DSM-5 aan mbt gedragingen De DSM-5 geeft aan dat de gedragingen in de kindertijd aanwezig
moeten zijn, maar dat de problemen zich soms pas later
ontwikkelen; dat maakt anamnese van de vroege kindertijd wat
minder onmisbaar
Wat kunnen we zeggen over de De uitkomsten van aanvullen testonderzoek zijn niet zozeer relevant voor
uitkomsten van het aanvullend de classificerende diagnose, aangezien het merendeel van de mensen met
testonderzoek ASS een beperkt zelfinzicht heeft.

Handelingsgerichte Dat het testonderzoek een goede inschatting geeft van de sterke en zwakkere kanten
diagnostiek is van de betreffende persoon.
• Het gaat dan dus niet meer om de vraag of er sprake is van ASS of niet, maar om
de vraag hoe de persoon zich zo goed mogelijk kan redden in de samenleving
met zijn of haar kwaliteiten en beperkingen.
11.1.6 Interventies en behandelmogelijkheden en –effecten bij de autismespectrumstoornis
Interventies bij kinderen • Cognitieve gedragstherapie lijkt effectief voor het reduceren van comorbide
angststoornissen bij normaal tot hoogbegaafde kinderen met ASS. Ook
gedragstherapie en medicatie kunnen helpend zijn, bijvoorbeeld om de
sociale communicatie te verbeteren en om klachten van angst en boosheid
te verminderen.
• Bij impulscontroleproblemen lijkt een combinatie van medicatie en
gedragstherapie het meest effectief.
• Er is weinig onderbouwing voor de effectiviteit van interventies gericht op
het ontwikkelen van sociale vaardigheden.
• Voor animal-assisted therapie en muziektherapie is enige evidentie
beschikbaar.
Vervolgonderzoek is nodig.
Interventies bij volwassenen • Wordt vaak psycho-educatie aangeboden met als doel het accepteren
met een normale tot hoge van de diagnose, maar wetenschappelijke onderbouwing hiervoor
intelligentie ontbreekt.
• Is de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie slechts beperkt
onderzocht.


4

, • Voor mindfulness-based stress reduction (MBSR) lijkt meer evidentie te
zijn.

Verschillende soorten medicatie • Risperidon wordt aanbevolen als eerste keuze, aangezien
worden voorgeschreven bij hiervoor de meeste wetenschappelijk evidentie bestaat
volwassenen met ASS, vooral bij • Over het algemeen geldt dat de wetenschappelijke evidentie
dwangmatig gedrag en voor medicatiegebruik bij volwassenen met ASS mager is
stemmingsklachten. Zoals
11.2 ADHD bij volwassenen
11.2.1 Klinisch beeld van ADHD
ADHD is een externaliserende •Onoplettendheid; ernstig en aanhoudend gebrek aan concentratie,
psychische stoornis en wordt bijvoorbeeld moeite hebben om de aandacht erbij te houden, zaken
gekenmerkt door niet op orde hebben
• Impulsiviteit; overhaast gedrag waarbij in een opwelling, zonder na te
denken over de gevolgen, wordt gehandeld
• Hyperactiviteit; overmatige en ongepaste motorische activiteit, niet
kunnen stilzitten, overmatig tikken en overmatig spraakzaam zijn
Er worden 3 subtypen • Overwegend onoplettende type
van ADHD • Overwegend hyperactieve-impulsieve type; wordt het minst gesteld: minder
onderscheiden dan 15 % van alle gestelde ADHD-diagnosen
• Gecombineerde type; wordt het meest gesteld: 50-75 % van alle gestelde
ADHD-diagnosen
Bij volwassenen met ADHD zijn hyperactiviteit • Verhoogde afleidbaarheid
en impulsiviteit meestal minder prominent • Moeite hebben met organiseren
aanwezig dan bij kinderen. • Onoplettendheid
• In het klassieke beeld van een • Beperkte efficiëntie op het werk en bij academische
volwassene met ADHD past: prestaties.
Volwassenen met ADHD • Gevoelens van rusteloosheid
benoemen vaak (wat voor • Vermijden activiteit waarbij ze moeten stilzitten.
soort klachten) • Ze hebben vaak moeite met het aangaan van sociale contacten en het
onderhouden van relaties.
De stoornis heeft een negatief effect op de socio-economische status en
academische en professionele prestaties.
In een recente studie werd een negatief effect gevonden van • Angststoornissen, 47 %
onoplettendheid en hyperactiviteit op de hoeveelheid • Stemmingsstoornissen, 38 %
negatieve levensgebeurtenissen. • Verslaving, 15 %
ADHD gaat vaak samen met:
Waarom komt soms ADHD pas Aangezien ADHD een ontwikkelingsstoornis betreft en dus aanvangt in de
aan het licht in de kindertijd, moeten de symptomen echter wel gedurende de kindertijd
volwassenheid aanwezig zijn geweest om te kunnen spreken van ADHD.
Box 11.2 Kenmerken van ADHD
› Een patroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiviteit dat het functioneren of de ontwikkeling
belemmert en tot uiting komt in een van de volgende twee subtypen:
1. Onoplettendheid: minstens zes maanden zijn minimaal zes van de volgende kenmerken aanwezig:
• Onvoldoende aandacht voor details, achteloze fouten maken in (school)werk of activiteiten,
• Moeilijk zijn aandacht bij een activiteit houden
• Lijkt niet te luisteren als hij/zij wordt aangesproken
• Krijgt (school)werk vaak niet af en volgt aanwijzingen niet op,
• Heeft moeite met het organiseren van werk,
• Vermijdt taken die langdurig aandacht vragen,
• Raakt vaak dingen kwijt, is makkelijk afgeleid,
• Vergeetachtig 5

,2. Hyperactiviteit en impulsiviteit: minstens zes maanden zijn minimaal zes van de volgende kenmerken aanwezig:
• Fysiek onrustig,
• Kan moeilijk op de plaats blijven zitten,
• In ongepaste situaties rondrennen of overal opklimmen
• Kan moeilijk rustig spelen of ontspannen,
• Druk bezig of doordraven,
• Praat veel,
• Antwoordt al voordat de vraag gesteld is,
• Heeft moeite met wachten,
• Is opdringerig of stoort anderen

Verschillende kenmerken waren al voor het twaalfde jaar aanwezig
Verschillende kenmerken zijn op minstens twee terreinen aanwezig

N.B. Bij volwassenen: er zijn minimaal vijf symptomen aanwezig

11.2.2 etiologie van ADHD
Op basis van tweelingonderzoek wordt de invloed van 76 procent.
erfelijkheidsfactoren op het ontstaan van ADHD geschat Er is waarschijnlijk sprake van gen-gen interacties
op en gen-omgevingsinteracties
Andere biologische • Roken van de moeder tijdens de zwangerschap
factoren zijn • Geboortecomplicaties zoals prematuriteit en een laag geboortegewicht

Wat zijn andere factoren • Verder is er een verband aangetoond tussen vroege negatieve ervaringen
door institutionele deprivatie en ADHD.
• Het functioneren van het gezin wordt bezien als een belangrijke
psychosociale factor.
• Ook ouderlijk opvoedingsgedrag kan van invloed zijn op het ontstaan en
beloop van ADHD
In een studie van WHO werden de volgende • Lager opleidingsniveau
etiologische factoren gevonden die • Een gescheiden status
samenhangen met ADHD bij volwassenen: • Van het mannelijk geslacht zijn
Factoren die de persistentie van • Kinderen die door hun ADHD veel restricties op school, thuis
ADHD beïnvloeden: op het werk en in relaties hebben gehad, hebben een vergrote
kans op het aanwezig blijven van ADHD
• Het hebben van een comorbide depressieve stoornis, of een
comorbide angststoornis voor de leeftijd van 16 jaar
De persistentie van ADHD is het sterkst voor het onoplettende subtype
en gecombineerde subtype van ADHD.
11.2.3 Prevalentie van ADHD
Wereldwijd wordt de prevalentie van ADHD onder kinderen en adolescenten 5.3%
geschat op
In hoeveel procent van de gevallen behouden kinderen/adolescenten met 50%
ADHD hun diagnose in de volwassenheid
Schattingen van de prevalentie van ADHD onder volwassenen lopen van 2-5%
Verhouding mannen en vrouwen (NEMESIS 2 studies) 2: 1
11.2.4 Historisch perspectief op ADHD

6

,ADHD werd oorspronkelijk Een stoornis die alleen bij kinderen voorkwam.
beschouwd als Voor kinderen zijn er dan ook uitstekende diagnostische en
behandelmogelijkheden.
Wat kunnen we zeggen over ADHD bij De erkenning van ADHD bij volwassenen groeit gestaag
volwassenen
In 2003 werd het European Network Adult De diagnose en de aanpak van ADHD bij volwassenen te
ADHD opgericht. Dit netwerk heeft ten doel verbeteren
Wat is hun boodschap Dat veel volwassenen met ADHD een juiste diagnose en effectieve behandeling
mislopen, doordat de ziekte bij volwassenen niet voldoende onderkend en
begrepen wordt en doordat er onvoldoende geschikte medicatie wordt gebruikt
ADHD viel in DSM-IV-TR onder de Die voor het eerst op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in de
groep van stoornissen die adolescentie gediagnosticeerd worden’.
In de DSM-5 werd een aantal • Er zijn andere voorbeelden aan de criteria toegevoegd, waardoor
criteria gewijzigd deze beter toepasbaar zijn op de gehele levensloop.
• De aanvangsleeftijd waarvoor bepaalde symptomen aanwezig
moeten zijn, is verruimd van ‘voor het 7e jaar’ naar ‘voor het 12e jaar’
• Volwassenen moeten slechts aan vijf symptomen van
onoplettendheid en hyperactiviteit/impulsiviteit voldoen (kinderen
aan minimaal 6 symptomen)
11.2.5. Diagnostische methoden bij ADHD
De diagnostiek van ADHD bij • Volwassenen met ADHD blijken vaak de ernst van hun symptomen
volwassenen wordt onder te rapporteren
bemoeilijkt door een aantal • Er moet bij volwassenen retrospectief worden vastgesteld of een
factoren: aantal van de ADHD-symptomen al voor het twaalfde levensjaar
aanwezig waren om te kunnen voldoen aan een diagnose
• Niet specifiek voor volwassenen: maskeren van symptomen en
comorbiditeit
Er is geen objectief medisch, 1. De clinicus stelt eventuele symptomen vast. Hierbij worden de
genetisch of neuropsychologisch aan-of afwezigheid, de frequentie en de ernst van de symptomen
meetinstrument dat de aan- of nagegaan. Hij probeert een beeld te krijgen van de mate van
afwezigheid van ADHD voldoende beperkingen in het werk of op school en van de kwaliteit van
betrouwbaar kan vaststellen. Door leven van de cliënt.
het volgen van 3 stappen in het • Symptomen moeten aanwezig zijn in tenminste twee van de vier
diagnostisch proces kan de levensdomeinen (school, werk, thuissituatie en interpersoonlijke
diagnosticus tot een valide contacten).
uitkomst komen: • In de praktijk wordt gebruik gemaakt van screeningsformulieren
en van vragenlijsten voor de cliënt en de clinicus, bijvoorbeeld de
Zelfrapportage Vragenlijst over aandachtsproblemen en
hyperactiviteit.
2. De clinicus bepaalt de oorsprong van de symptomen en sluit
alternatieve verklaringen voor symptomen uit. Hij probeert zicht
te krijgen op de mogelijke bijdrage van factoren op het ontstaan
van de symptomen, zoals belangrijke gebeurtenissen, het sociale
vaardigheden, de samenstelling van het gezin en het voorkomen
van psychiatrische problematiek in de familie.
• In deze fase worden vaker (semi)gestructureerde interviews
ingezet dan in de vorige diagnostische fase, bijvoorbeeld het
Diagnostisch Interview voor ADHD bij volwassenen.
3. De clinicus bepaalt de aan- of afwezigheid van comorbide
problemen. Hij betrekt mensen uit de sociale omgeving van de
cliënt om meer inzicht te verwerven in de aanwezigheid van

7

, symptomen gedurende de kindertijd en adolescentie en om te
weten te komen in welke mate de symptomen interveniëren in
het dagelijks leven.
11.2.6 Interventies en behandelingsmogelijkheden en -effecten
Hoeveel % van de volwassenen met Slechts 11%
ADHD wordt behandeld • Non medicamenteuze behandelingen voor volwassenen met
ADHD zijn zeer beperkt beschikbaar of zeer beperkt onderzocht.
Bij de gedragsmatige behandeling De ouders en de leerkracht van het kind om de juiste structuur en
van ADHD bij kinderen werkt de ondersteuning aan te brengen in het leven het kind.
therapeut via
Bij volwassenen leert de cliënt zelf Structuur en praktische voorzorgsmaatregelen te gebruiken.
om • Daarnaast is het belangrijk om mensen uit de sociale omgeving
van de cliënt in te zetten die hem kunnen ondersteunen bij het
beheren van zijn dagelijkse activiteiten
De behandeling van ADHD Stimulantia is de eerste keuze; zij verhogen de aanwezigheid van
omvat over het algemeen het cathecholaminen in de synaptische spleet door presynaptische
gebruik van medicatie cathecholaminen vrij te geven en door het tegengaan van presynaptische
heropname.
• De meest gebruikelijke zijn: methylphenidaat (ritalin), amfetaminen
(dexedrine) en pemoline (Cylert)

Als stimulantia onvoldoende werken of als er naast ADHD sprake is van
angstklachten, depressieve klachten, oppositioneel gedrag of tics, kunnen
tricyclische antidepressiva (bijv. Imipramine) worden voorgeschreven.
• AD die de heropname van serotonine inhiberen/verminderen
(Prozac) zijn niet geschikt

Antihypertensiva, zoals clonidine kunnen worden ingezet om de
symptomen van hyperactiviteit en impulsiviteit te behandelen
Samenvatting • Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen manifesteren zich over het algemeen
vroeg in de ontwikkeling, maar kunnen blijven voortduren in de volwassenheid en
worden soms zelfs pas in de volwassenheid opgemerkt.
• Compenserende factoren, zoals een hoge intelligentie, kunnen de stoornis
maskeren.
• Hogere verwachtingen tijdens de volwassenheid kunnen bijdragen aan het sterker
tot uiting komen van de stoornis of van het ondervinden van hinder van de
stoornis.
• ASS en ADHD zorgen beide voor ernstige beperkingen in het persoonlijke, sociale,
academische of werk gerelateerde functioneren.
• ASS kenmerkt zich door ernstige gebreken in de ontwikkeling van sociaal-
communicatieve vaardigheden en het voorkomen van stereotiepe gedragingen en
interesses, terwijl ADHD getypeerd wordt door onoplettendheid, impulsiviteit en
hyperactiviteit.
• Voor beide stoornissen geldt dat de diagnose pas gesteld kan worden nadat
aangetoond is dat de symptomen tijdens de kindertijd al aanwezig waren.
• De beschikbaarheid van diagnostische en behandelmogelijkheden voor ASS en
ADHD bij volwassenen is beperkt en onderzoek ernaar is schaars, doordat beide
stoornissen lange tijd als typische kinderstoornissen werden beschouwd.
• Er is echter in groeiende mate erkenning voor de aanwezigheid en invloed van
ontwikkelingsstoornissen gedurende de gehele ontwikkeling.
YouLearn

8

,Opdracht 1. Kerndomein: Sociale communicatie en interactie
Welke twee • Afwijkende sociale wederkerigheid: het onvermogen om gevoelens of
kerndomeinen van ASS ervaringen te delen met anderen.
worden onderscheiden • Afwijkende non-verbale communicatie: weinig oogcontact, weinig
in de DSM-5? Benoem gezichtsuitdrukking, en moeite met gebruiken en begrijpen van lichaamstaal:
de verschillende 'Ik zie dat mensen verdrietig zijn doordat ze wat hooikoortsachtig worden in
criteria per domein en de ogen'.
geef in eigen woorden • Moeilijkheden met relaties: moeilijk vriendschappen kunnen aangaan en
per criterium aan wat onderhouden: 'Ik heb geen vrienden maar contacten rondom thema’s'.
het criterium inhoudt. Beperkingen in het afstemmen van gedrag op verschillende sociale situaties
zoals vrolijk gekleed naar een begrafenis gaan.

Kerndomein: Repetitieve gedragingen en interesses
• Stereotiepe bewegingen, gedragingen of spraak: Om zich staande te houden
in een voor hen onveilige wereld neigen mensen met ASS er toe om zichzelf
gerust te stellen met voor hen kenmerkende bewegingen als wiegen, tollen
of fladderen of het dwangmatig herhalen van woorden (echolalie).
• Moeite met veranderingen: sterk vasthouden aan routines zoals een strakke
en voorspelbare dagindeling of overmatige weerstand tegen veranderingen:
'Ik vind de overgang van zomertijd naar wintertijd heel lastig, ik weet nooit
wat ik met dat extra uur moet doen.'
• Stereotiepe interesses: interesses zijn bijzonder van aard (zoals
sterrenkunde) of ongewoon qua intensiteit (gewone hobby’s maar overmatig
intensief). Soms bestaat de neiging tot verzamelen.
• Sensorische overgevoeligheid: de overgevoeligheid betreft last van prikkels
zoals geluid, licht, geur, tast en smaak. 'Ik hou niet van zoenen op
verjaardagen, kunnen we niet gewoon een buiging maken'.
• Sensorische onder gevoeligheid betreft het niet doorkomen van prikkels
zoals kou, warmte en pijn.
Opdracht 2 Het is de verwachting dat de prevalentie met de komst van de DSM-5 gaat
Wat is de verwachting over de dalen omdat de diagnose PDD NOS (de pervasieve ontwikkelingsstoornis
prevalentie van autisme sinds de niet anderszins omschreven) uit de DSM-IV-TR niet meer is opgenomen in
komst van de DSM-5 de DSM-5.
• Bovendien dient men sinds de DSM-5 aan meer criteria te voldoen
om een diagnose autismespectrumstoornis te krijgen.
Opdracht 3 • Onoplettendheid is een ernstig en aanhoudend gebrek aan concentratie.
ADHD wordt gekenmerkt • Impulsiviteit verwijst naar overhaast gedrag waarbij in een opwelling
door onoplettendheid, wordt gehandeld.
impulsiviteit en • Hyperactiviteit verwijst naar ongepaste motorische activiteit zoals het niet
hyperactiviteit stil kunnen zitten, overmatig tikken en overmatig spraakzaam zijn.
Er worden drie subtypen van 1. Het overwegend onoplettende type: als gedurende de afgelopen zes
ADHD onderscheiden: maanden voldaan is aan het criterium van onoplettendheid, maar niet aan
het criterium van de aanwezigheid van hyperactiviteit en impulsiviteit.
2. Het overwegend hyperactieve-impulsieve type: als gedurende de
afgelopen zes maanden voldaan is aan het criterium van de aanwezigheid van
hyperactiviteit en impulsiviteit, maar niet aan criterium van onoplettendheid.
3. Het gecombineerde type: als gedurende de afgelopen zes maanden zowel
is voldaan aan criterium van onoplettendheid als aan criterium van de
aanwezigheid van hyperactiviteit en impulsiviteit.



9

, Opdracht 4 1. De DSM-5 betreffen de voorbeelden bij de criteria de gehele
Noem drie redenen waarom de levensloop, terwijl in de DSM-IV-TR de voorbeelden gericht waren
diagnose ADHD met de komst van op de jeugd.
de DSM-5 gemakkelijker gesteld 2. In de DSM-5 is de aanvangsleeftijd (de leeftijd waarvoor bepaalde
kan worden bij volwassenen dan symptomen aanwezig moeten zijn) verruimd van ‘voor het zevende
ten tijde van de DSM-IV-TR. levensjaar’ naar ‘voor het twaalfde levensjaar’.
3. In de DSM-5 moeten volwassenen aan vijf symptomen van
onoplettendheid en hyperactiviteit/impulsiviteit voldoen terwijl de
oorspronkelijke grens van zes symptomen van de DSM-IV-TR
gehandhaafd blijft voor kinderen.


Hoofdstuk 12 Depressieve- en bipolaire stemmingsstoornissen
Wat is een Als een ontstemming langdurig of extreem is, er ook andere symptomen aanwezig zijn
depressieve en het dagelijks functioneren bemoeilijkt wordt.
stoornis • Er is geen duidelijk onderscheid tussen abnormaal en normaal.
• Het gaat om een geleidelijke, dimensionele overgang → dit kan diagnostiek
lastig maken.
12.1 De DSM-5 classificatie van stemmingsstoornissen
Kernsymptomen van een depressie Een depressieve stemming of verlies van interesse of plezier, maar
zijn van een depressie wordt pas gesproken als iemand ook nog andere
verschijnselen vertoont.
Stemmingsstoornissen worden in de Depressieve stemmingsstoornissen en bipolaire en
DSM-5 in twee aparte hoofdstukken aanverwante stemmingsstoornissen.
beschreven In de vorige editie van de DSM werden beide nog in een
hoofdstuk besproken, namelijk stemmingsstoornissen.

Box 12.1 Stemmingsstoornissen
Depressieve-stemmingsstoornissen:
• Disruptieve-stemmingsregulatiestoornis
• Depressieve stoornis
• Persisterende depressieve stoornis
• Premenstruele stemmingsstoornis
• Depressieve-stemmingsstoornis door een middel/medicatie


Bipolaire stoornissen:
• Bipolaire I-stoornis
• Bipolaire II-stoornis
• Cyclothyme stoornis
• Bipolaire-stemmingsstoornis door een middel/medicatie
• Bipolaire-stemmingsstoornis door een somatische aandoening

De symptomen kunnen Depressieve, Manische of Hypomane episode.
worden onderscheiden • Het gaat echter niet alleen om de actueel aanwezige symptomen, ook
in 3 groepen eerdere episoden dienen bij de classificatie te worden betrokken.
Depressieve episode Er is sprake van een depressieve episode als iemand gedurende een
onafgebroken periode van minstens twee weken symptomen vertoont die
minstens bestaan uit een depressieve stemming of uit het verlies aan interesse
en plezier.
Manische episode We spreken van een manische episode wanneer iemand gedurende een
aaneengesloten periode van minstens een week voortdurend een overdreven
uitgelaten of juist prikkelbare stemming heeft en er sprake is van toegenomen
10

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper yvonnevankersen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,70. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 51683 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€7,70  8x  verkocht
  • (2)
In winkelwagen
Toegevoegd