Informatiemanagement
Hoofdstuk 1 De veranderende rol van informatie en informatietechnologie
1.1.1 Redenen voor inzet van informatietechnologie
Wanneer er nader gekeken wordt naar de redenen waarom organisaties informatie
technologie inzetten, blijkt dat kostenbesparingen of effectiviteit lang niet altijd e belangrijkste
overweging zijn.
Voor de computersystemen die in vliegtuigen worden gebouwd worden er peperdure
computersystemen ingebouwd die het vliegen niet goedkoper, maar wel veiliger maken.
Veiligheid is hier dan ook belangrijker dan kostenvoordelen.
Computersystemen vormen tevens een onmisbaar onderdeel in talloze militaire,
wetenschappelijke of medische toepassingen waarbij doelen worden nagestreefd die met
kostenbesparingen weinig verband houden.
1.1.2 Het Nolan-model
Als de rol van informatietechnologie binnen een organisatie groeit, neemt ook de
afhankelijkheid tussen organisatie en informatietechnologie en de noodzaak voor een betere
afstemming tussen de twee elementen toe. In deze ontwikkeling is een aantal verschillende
fasen te onderkennen, die elk hun eigen kenmerken hebben met betrekking tot de gebruikte
informatiesystemen, de rol van gebruikers en specialisten, de rol van technologie en het
management. Deze verschillende fasen zijn door Richard Nolan in een algemeen model
verwerkt dat is opgebouwd uit drie opeenvolgende tijdperken die elk bestaan uit drie fasen
(zie figuur 1.1)
De eerste drie fasen worden in het model ook wel aangeduid als het tijdperk van
geautomatiseerde dataverwerking waarbij de centrale IT-afdeling de hoofdrol speelt in de
planning, uitvoering en organisatie van de IT-functie. De fasen 4 tot en met 6 worden
gezamenlijk aangeduid als het tijdperk van de informatisering waarin het verhogen van de
effectiviteit en het verbeteren van de interne en externe structuur van de organisatie voorop
staan. Het zijn meestal kostenoverwegingen die een belangrijke aanleiding vormen voor het
management om zich actiever bezig te houden met het beheer van de gebruikte
informatietechnologie. Standaardisatie en integratie spelen in dit tweede tijdperk dan ook een
belangrijke rol. Het derde tijdperk, dat eveneens kan worden onderverdeeld in drie fasen,
kenmerkt zich door de toenemende rol van informatiesystemen bij het leggen van relaties
tussen organisaties en wordt om die reden aangeduid als het netwerktijdperk. Het meest
kenmerkende element van het netwerktijdperk, is dat informatietechnologie wordt gebruikt
om betere samenwerkingsverbanden tussen diverse partijen mogelijk te maken.
,Door de belangrijkste plaats die informatietechnologie in de strategie van organisaties speelt,
houdt het management van de organisatie zich in het netwerktijdperk actief bezig met de
planning en strategievorming van informatietechnologie.
Tussen twee opeenvolgende tijdperken is er steeds sprake van een zogenoemde
discontinuïteit, een periode van grote verandering waarin een organisatie het ene tijdperk
verlaat en het volgende tijdperk binnenstapt. Door de discontinuïteit is de ontwikkeling van
informatietechnologie niet altijd zonder problemen. Tussen het dataverwerkingstijdperk en
het informatiseringstijdperk is er sprake van een technologische discontinuïteit doordat de
organisatie op dat moment ingrijpende veranderingen aanbrengt in de gebruikte
informatietechnologieën. Organisaties vervangen bijv. hun oude informatiesystemen door
nieuwe hardware en software om de toepassing van informatietechnologie te kunnen
standaardiseren. Bij de overgang van het informatiseringstijdperk naar het netwerktijdperk
ligt de aard van de discontinuïteit veel meer in veranderingen in de werkprocessen en de
organisatiestructuur van de organisatie. Hier is dus geen sprake van technologische
veranderingen maar van veranderingen die te maken hebben met de invloed die de
technologie heeft op de werkzijde en de structuur van de bestaande organisatie. Vandaar dat
in dit geval wordt gesproken van een organisatorische discontinuïteit.
De invloed die informatietechnologie op de organisatie heeft, neemt in het model van Nolan
in principe steeds toe. In de eerste fasen is er vooral sprake van automatisering. Daarbij
gaat het voornamelijk om applicaties die moeten leiden tot meer efficiënte en effectieve
processen binnen de organisatie. De aard van de processen die worden geautomatiseerd,
verandert niet of nauwelijks. Toepassingen die in deze fase worden ingezet, zijn bijv. de
geautomatiseerde financiële administratie, salarisadministratie of debiteurenadministratie.
Een meer vergaande vorm van organisatieverandering door informatietechnologie betreft de
rationalisering van procedures. In dit geval leidt de inzet van informatietechnologie tot het
wegnemen van allerlei knelpunten in processen. Bestaande procedures worden
geoptimaliseerd om gebruik te kunnen maken van de voordelen die de inzet van
informatietechnologie binnen die processen biedt. In het geval van reengineering gaat de
invloed van informatietechnologie nog verder, aangezien in dit geval het gehele
bedrijfsproces opnieuw wordt geanalyseerd en herontwerpen. De inzet van
informatietechnologie heeft vaak zulk fundamentele gevolgen voor het verloop van het
bedrijfsproces dat alleen het opnieuw inrichten van het gehele bedrijfsproces ertoe leidt dat
de inzet van informatietechnologie daadwerkelijk voordelen oplevert. De meest radicale vorm
van organisatieverandering, ook wel aangeduid met de term bedrijfstransformatie, vindt
plaats indien de hele doelstelling en de structuur van de organisatie opnieuw wordt ingericht
door de inzet van informatietechnologie. In dit geval zal de organisatie door de inzet van
informatietechnologie opnieuw overwegen welke producten of diensten zij wil leveren en met
welke organisatiestructuur zij dat het best kan bereiken. Op deze wijze kunnen geheel
nieuwe organisatievormen ontstaan zoals netwerkorganisaties en virtuele organisaties.
1.2 Dataverwerkingstijdperk
Het eerste dataverwerkingstijdperk in het Nolan-model is een periode waarin de relatie
tussen informatietechnologie en de organisatie erg ongestructureerd is. Daarbij worden de
drie volgende fasen onderkend:
1. Initiatie. In deze fase worden de computers binnen de organisatie geïntroduceerd. Er is
nauwelijks of geen sprake van bemoeienis of interesse van het management.
2. Uitbreiding. Het gebruik van computers verspreidt zich binnen de organisatie over
meerdere functionele gebieden. Er ontstaat vaak in snel tempo vraag naar nieuwe
computertoepassingen. Het management bemoeit zich nog steeds nauwelijks met het
automatiseringsgebeuren en van enige centrale sturing is nog geen sprake.
3. Beheersing. In deze fase lopen de kosten van de automatisering sterk op door de steeds
toenemende vraag van eindgebruikers. Het management wordt daardoor gedwongen zich
, met informatietechnologie te gaan bemoeien en start het beheersingstraject door bij nieuwe
investeringen in informatietechnologie financiële onderbouwingen te vereisen.
Het dataverwerkingstijdperk kenmerkt zich door een sterke groei van de rol van
informatietechnologie zonder dat daar veel sturing of beheersing door het management
tegenover staat. Het resultaat is een sterk stijgende kostenpost gekoppeld aan een wildgroei
van applicaties die niet of nauwelijks op elkaar zijn afgestemd. Er wordt wel gesproken van
eilandautomatisering, waarbij elke applicatie een op zichzelf staande functie heeft binnen
de informatievoorziening van een organisatie.
1.3 Informatiseringstijdperk
Het informatieseringstijdperk heeft in belangrijke mate betrekking op de vormgeving van de
interne informatievoorziening binnen organisaties. In dit tijdperk ontstaat een
samenhangende IT-organisatie door de integratie van systemen en gegevens, en door het
goed plannen van de voor de informatievoorziening benodigde technologie. Binnen dit
tijdperk worden de volgende drie fasen onderscheiden:
4. Integratie. De bestaande losstaande systemen binnen de organisatie moeten worden
geïntegreerd om verdere groei mogelijk te maken. Dit vraagt om planning, afstemming en
sturing, waardoor de rol van het management in het automatiseringsproces aanzienlijk
toeneemt.
5. Gegevensbeheer. Bij eindgebruikers verschuift de behoefte aan applicaties naar een
behoefte aan gegevens en informatie. Daarmee komt er meer nadruk op het (centrale)
beheer van gegevens binnen de organisatie.
6. Volwassenheid. Informatietechnologie is een integraal onderdeel van het functioneren
van de organisatie en wordt ook als zodanig door het management behandeld. De IT-
ontwikkeling wordt op strategisch niveau gepland.
Een belangrijk kenmerk van het informatiseringstijdperk is dat de gebruikte
informatiesystemen beter op de behoeften van de gebruikers worden afgestemd. Daarbij
gaat het zowel om de toegankelijkheid (of gebruikersvriendelijkheid) van systemen als om de
groeiende functionaliteit waardoor informatietechnologie bij steeds meer verschillende taken
in de organisatie kan worden ingezet.
Daardoor wordt informatietechnologie breed toepasbaar binnen alle niveaus en binnen alle
functionele gebieden van organisaties, en wordt zij een inherent en onlosmakelijk onderdeel
van de organisatie. Deze brede toepassing van informatietechnologie heeft ook invloed op
de manier waarop de organisatie van de IT-functie wordt ingericht. De ondersteuning van de
IT-functie moet veel meer op de wensen van de eindgebruikers worden afgestemd en
eindgebruikers eisen een snellere reactie bij problemen. Daarom wordt in veel organisaties
gekozen voor een zogenaamde hybride structuur, waarbij een centrale IT-afdeling een aantal
algemene IT-taken uitvoert, terwijl de dagelijkse ondersteuning van de eindgebruikers wordt
ondergebracht bij kleinere IT-afdelingen op het niveau van bedrijfseenheden.
Om de steeds toenemende kosten die zijn verbonden aan de inzet van informatietechnologie
beter in de hand te kunnen houden, is er in dit tijdperk veel aandacht voor standaardisatie en
integratie van de gebruikte informatiesystemen, op het gebied van zowel hardware als
software. In dit streven past bijv. de enorme belangstelling voor Enterprise Resource
Planning (ERP)-systemen, waarmee in principe mogelijk is alle bedrijfsprocessen met één
geïntegreerd standaard-softwarepakket te ondersteunen.
Aan het eind van het informatieseringstijdperk verschuift de invloed van de gebruikte
informatietechnologie langzaam van intern naar extern. Wanneer bedrijven hun interne
informatievoorziening goed op orde hebben, ontstaan er mogelijkheden om
informatietechnologie te gebruiken om de relatie met partners buitende eigen organisatie te
versterken. Zo kunnen systemen worden ontwikkeld waarmee consumenten, leveranciers of
andere handelspartners eenvoudig kunnen samenwerken met de organisatie, waardoor