Boek: Samen opvoeden: oriëntatie op pedagogische werkvelden. 3e herziene druk.
Samenvatting Pedagogiek II
Hoofdstuk 1: Samen opvoeden: Inleiding op het jeugddomein
Belangrijke begrippen
• Pedagogiek: de toegepaste wetenschap die in kaart brengt hoe het proces verloopt dat
zich tussen jeugdigen en volwassenen (ouders en andere opvoeders) afspeelt en dat
jeugdigen helpt en stimuleert om zich te ontwikkelen tot volwassenen die
verantwoordelijkheid kunnen nemen voor zichzelf en voor anderen.
• Doelgroep van de pedagogisch professional: de jeugdigen, hun ouders en het netwerk
waar de professional mee te maken heeft.
• Doelgebied van de pedagogisch professional: de opvoeding en ontwikkeling en alle
problemen die zich daarbij kunnen voordoen.
Waar komt het woord pedagoog vandaan?
Pedagoog is afgeleid van pais en ago of agein.
• Pais = kind, in de Griekse cultuur bedoelden ze hiermee de leeftijd tot 16 jaar
• Ago, agein = leiden of begeleiden.
• Pais ago = jeugdigen begeleiden op weg naar volwassenheid.
Definitie opvoeden volgens René Diekstra & Milou van Hintum
Opvoeden is de invloed die mensen, bedoeld of onbedoeld, uitoefenen op de ontwikkeling van een
kind. Iedereen die dus invloed uitoefent op het kind is een opvoeder. Deze definitie wordt gezien
als een te gemakkelijke definitie omdat hierbij heel veel mensen opvoeder zouden zijn.
Opvoeden
• Opvoedingsrelaties: de relatie tussen ouders (of andere opvoeders) en het kind.
• Opvoedingsintenties: de intentie die ouders (of andere opvoeders) hebben om invloed
uit te oefenen op een kind en het besef om daar verantwoordelijkheid voor te nemen en
het kind zo te begeleiden op weg naar volwassenheid.
• Doel: volwassenwording, het kind begeleiden tot een bepaalde mate van volwassenheid,
het ‘leren’ op eigen benen te staan.
Opvoedingsdoelen
• Zelfstandigheid en autonomie: jeugdigen moeten later op eigen benen kunnen staan en
zijn niet afhankelijk van andere volwassenen.
• Persoonlijkheidsontwikkeling: jeugdigen moeten hun kwaliteiten en sterke kanten
kunnen ontdekken en moeten zich kunnen ontwikkelen tot volwassenen die voor zichzelf
kunnen opkomen (assertiviteit) en die rekening kunnen houden met anderen (sensitiviteit,
sociaal gedrag).
Uit onderzoek van De Roos en Bucx (2015) is gebleken dat de opvoeddoelen van ouders kunnen
verschillen. Dit heeft te maken met cultuur en levensomstandigheden. Ouders met een andere
migratieachtergrond leggen in hun opvoeding nadruk op andere accenten.
Wat kenmerkt een pedagogisch professional?
• Brede blik: pedagogisch professionals zien een kind in ontwikkeling en kijken als het ware
over de grenzen van verschillende ontwikkelingsstadia heen. Professionals stellen zichzelf
hierbij vragen als: ‘Hoe gaat dit kind zich ontwikkelen in een volgende fase? Wordt die
koppige peuter straks een onhandelbaar schoolkind en een rebelse puber, of zou dat mee
kunnen vallen? En wat is daarvoor nodig in de opvoeding van het kind?’
• Verticale blik: kijken naar de verschillende pedagogische milieus.
• Horizontale blik: over verschillende ontwikkelingsstadia heen kijken.
Naarmate jeugdigen ouder worden komen ze in andere pedagogische milieus terecht. In al deze
milieus wordt de jeugdige ook opgevoed. Het eerste milieu is het gezin, het tweede milieu is de
school, het derde milieu is alles wat daarbuiten valt en het vierde milieu is het virtuele milieu. In al
deze milieus doen jeugdigen ervaringen op en leren ze verschillende normen en waarden. Dit
proces wordt ook wel socialisatie genoemd. Dit is het totale leerproces waardoor jeugdigen zich
ontwikkelen tot volwaardige deelnemers aan de samenleving.
,Boek: Samen opvoeden: oriëntatie op pedagogische werkvelden. 3e herziene druk.
Normale en afwijkende ontwikkeling van jeugdigen
Ieder kind volgt zijn eigen ontwikkelingslijn. Het ene kind heeft een snelle start in zijn ontwikkeling
en doet het daarna weer rustig aan. Het andere kind start trager en haalt vervolgens andere
kinderen in. Daarom is een kleine achterstand in de ontwikkeling niet direct een reden voor
ongerustheid en een voorsprong niet direct een reden voor hoogbegaafdheid. Een achterstand is
verontrustend als die wordt veroorzaakt door een onderliggend probleem en als dit van negatieve
invloed is op de verdere ontwikkeling van het kind, dan is professionele hulp noodzakelijk.
Soorten problematiek
• Meervoudige ontwikkelingsproblematiek: hierbij is sprake als gezinnen kampen met
zowel psychosociale problemen bij de kinderen, als psychosociale problemen bij de ouders
én sociaaleconomische problemen in het gezin. Dit doet zich structureel voor en kan niet
opgelost worden zonder professionele hulp.
• Zorgwekkende opvoedsituaties of opvoedingsproblematiek: hierbij hebben
jeugdigen niet de garantie dat hun opvoeding goed genoeg verloopt. Hiervan is sprake als
één of beide ouders opvoedvaardigheden missen of niet competent zijn als opvoeder,
waardoor ze meer problemen kunnen ervaren bij opvoeden. Hiervan is ook sprake wanneer
één of beide ouders langdurig ziek is of ernstige psychische problemen heeft met als gevolg
verwaarlozing en fysieke of psychische mishandeling van de jeugdige.
Ouderschap en opvoederschap
Opvoeden is een samenspel van de opvoeder en het kind, waarbij de opvoeder ook onderdeel is
van het proces met zijn eigen (ir)rationele gedachten, gevoelens en geschiedenis. De opvoeder
hoeft niet volmaakt te zijn, opvoeden is ook het accepteren van onvolkomenheden omdat je niet
alles in de hand hebt. → Dit betekent voor professionals dat ze zich in hun werk bewust moeten
zijn van de verschillende perspectieven en waarheden en daar nieuwsgierig naar moeten blijven.
• Ouderschap: exclusief verbonden aan het ouder-zijn.
• Opvoederschap: dit kun je delen en delegeren, zonder dat dit het verantwoordelijk zijn
van de ouder ten opzichte van het kind hoeft aan te tasten.
Factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van een jeugdige
• Risicofactoren: eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden die de ontwikkeling en
opvoeding van jeugdigen bedreigen. Dit kan leiden tot ontwikkelingsachterstand of tot
opvoedingsproblemen.
• Beschermende factoren: eigenschappen, gebeurtenissen of omstandigheden die de kans
vergroten dat de opvoeding en ontwikkeling van jeugdigen goed verlopen. Deze kunnen de
werking van risicofactoren geheel of gedeeltelijk compenseren en de risico’s verkleinen.
• Deze factoren vormen een balansmodel. Dit model maakt duidelijk dat zich tal van risico’s,
maar ook positieve aspecten kunnen voordoen die de opvoeding en ontwikkeling van
jeugdigen kunnen bedreigen of juist beschermen.
De rol en de taak van pedagogisch professionals in het jeugddomein
1. Opvoedomgeving versterken: een pedagogisch professional heeft als taak de
opvoedomgeving van een jeugdige te versterken wanneer de verschillende systemen
waarin een jeugdige zich begeeft elkaar afwijzen.
2. Opvoedingsrelaties versterken: een pedagogisch professional heeft als taak de
opvoedrelatie te versterken wanneer ouders zich incompetent voelen en de gezinsrelatie
onder spanning komen te staan.
3. Opvoedingsrelaties herstellen: een pedagogisch professional heeft als taak de
opvoedrelatie te herstellen wanneer er geweld gebruikt wordt en het gezin de regie over
het eigen bestaan kwijt is.
Maatschappelijke ontwikkelingen in het beroepenveld
In een eeuw is het beroepenveld heel erg veranderend. Meer mondigheid, vergaande digitalisering,
toenemende individualisering, meer diversiteit en een veranderend zorgstelsel hebben er toe geleid
dat het beroep van een pedagogisch professional is veranderd. Hierbij komen ook andere
kwaliteiten en competenties van een professional kijken. Professionals moeten flexibel zijn, een
actieve inbreng hebben, ouders en netwerk de regie geven, jeugdigen serieus nemen, lef en
autonomie tonen en kosten- en effectiviteitsbewust zijn.
,Boek: Samen opvoeden: oriëntatie op pedagogische werkvelden. 3e herziene druk.
Hoofdstuk 2: Ieder kind telt mee: Over jeugdbeleid
Decentralisatie
Decentralisatie: de transitie van de jeugdzorg van landelijk naar gemeentelijk. Dit betekent dat
gemeenten nu de verantwoordelijkheid hebben voor de preventieve als gespecialiseerde zorg voor
jeugdigen en ouders.
• Een reden voor deze decentralisatie is omdat er een groot verschil zit tussen opgroeien in
een Randstedelijke of in een plattelandsgemeente. De vragen in een grote stad kunnen
immers heel anders zijn dan in een dorpje.
Gevolgen van de decentralisering
Door de decentralisatie en het bezuinigen op de jeugdzorg stegen de kosten waardoor de ene na
de andere gemeente in de knel kwam. Gemeenten kampen met structureel geldgebrek. Voor de
decentralisatie was al voorspeld dat de decentralisatie i.c.m. de bezuinigingen eerst tot een
toename van de zorgvraag zou leiden voordat die efficiëntie winst zou opleveren.
Jeugdbeleid: het geheel van maatregelen en activiteiten die zijn bedoeld om de jeugd en hun
verzorgers die middelen en ondersteuning te verschaffen die de jeugd nodig heeft voor de eigen
ontplooiing en voor het leveren van een eigen bijdrage aan de ontwikkeling en vernieuwing van de
samenleving.
Jeugdvraagstukken
Over het algemeen gaat het met veel van de jongeren goed. Echter met een klein deel ook niet.
Ouders, bewoners en politici maken zich zorgen over comazuipen, criminaliteit, suïcidaal gedrag,
gameverslaving en opgroeien in armoede.
Wetgeving
• De wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
o 2015: gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bevorderen van maatschappelijke
participatie door ondersteuning te geven aan mensen die niet op eigen kracht
zelfredzaam zijn.
o Doel: het bevorderen dat mensen actief en (zelfregulerend) meedoen aan de
maatschappij, zodat ze zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen en voorkomen
wordt dat ze (te snel) gebruik moeten maken van zwaardere vormen van
langdurige maatschappelijke ondersteuning.
▪ Uitgangspunt: gebruik maken van eigen sociale netwerk voor
ondersteuning. Wanneer dit mislukt kan er een beroep worden gedaan op
de gemeente.
o Compensatiebeginsel → dit geeft de gemeenten de verplichting om beperkingen te
compenseren die iemand ervaart bij bijvoorbeeld het huishouden.
• De jeugdwet
o 2015: gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van alle vormen van
jeugdhulp. Hierbij gaat het om hulp aan jeugdigen met psychosociale, psychische
of gedrags- en ontwikkelingsproblemen, én aan ouders die onvoldoende in staat
zijn de problemen met of van hun kinderen het hoofd te bieden.
o Doel: iedere jongere kan gezond en veilig opgroeien naar zelfstandigheid en
participatie in de samenleving.
▪ Uitgangspunt: meer gebruik maken van de eigen kracht van jeugdigen,
ouders en hun sociale netwerk, het bevorderen van de opvoedcapaciteiten
van ouders en de sociale omgeving en het tijdig bieden van de juiste hulp
op maat.
• De wet langdurige zorg (Wlz)
o Deze wet is bedoeld voor mensen die zware, intensieve zorg nodig hebben, zoals
mensen met een beperking of langdurige ziekte, kwetsbare ouderen en mensen
met een psychische aandoening.
o Uitgangspunt: mensen zo lang mogelijk thuis laten wonen. Betrokkenheid,
zeggenschap en verantwoordelijkheid.
, Boek: Samen opvoeden: oriëntatie op pedagogische werkvelden. 3e herziene druk.
Overkoepelende uitgangspunten tussen de WMO, Jeugdwet en WLZ
1. Een positieve ontwikkeling en opvoeding. Het versterken van de eigen mogelijkheden
binnen het gezin. Het bevorderen van de zelfregie en het versterken van vaardigheden,
zelfvertrouwen, zelfbewustzijn en meedoen aan de samenleving van gezinnen.
2. Het verwezenlijken van een samenhangende zorgstructuur: doelgericht, effectief en in
samenwerking met de zorg en de doelgroep. Het aantal gebruikers van zwaardere zorg
moet zo klein mogelijk blijven.
Verschuivingen
1. Van probleemgericht jeugdbeleid naar positief jeugdbeleid. Hierin wordt de nadruk gelegd
op de gewone, normale ontwikkeling en opvoeding van jeugdigen.
2. Van tweedelijnszorg naar preventief jeugdbeleid. Hierbij gaat het om een goede
opvoedingsomgeving en tijdige opvoedingsondersteuning. Dit heeft als doel dat wanneer
het nodig is dat er zo vroeg mogelijk ondersteuning geboden kan worden om te voorkomen
dat jeugdigen en hun ouders onnodig in de problemen komen.
Jeugdzorgstelsel
• Nuldelijnsjeugdhulp: gericht op preventie en bestaat uit algemeen toegankelijke hulp en
ondersteuning. (scholen, kinderopvangorganisaties, sportfaciliteiten en andere
verenigingen)
• Eerstelijnsjeugdhulp: gericht op lichte pedagogische hulp: basishulpverlening. Biedt
informatie over opvoeding, geeft advies en lichte pedagogische hulp aan jeugd en gezinnen
om gezonde en veilige opgroeimogelijkheden voor jeugdigen mogelijk te maken. (gezin
coaching, ambulante hulp, aanpak overlast gevende jeugd)
• Tweedelijnsjeugdhulp: omvat de specialistische hulp; gesloten jeugdzorg, zorg voor
kinderen of jongeren met een lichamelijke of verstandelijke beperking, jeugd-ggz,
pleegzorg, forensische zorg en ook jeugdstrafrecht, jeugdbescherming en
jeugdreclassering.
De rol van pedagogisch professionals in het jeugddomein
‘Beleid dat ben je zelf.’ ‘Beleid is actiegericht.’ ‘Beleid vergt zorgvuldigheid.’ ‘Beleid maken vergt
inhoudelijke kennis.’ ‘De ontwikkeling van beleid vraagt samenwerking en overleg.
• Zolang je er naar gedrag en handelt zal dit geen leeg concept worden. Belangrijk dat je
kritisch denkt en mee denkt over verbeteringen.
• Sociaal professionals moeten een theoretische basiskennis hebben van de overheid als
systeem en organisatie, van de beleidsvragen en -problemen, van hoe het jeugdbeleid in
theorie tot stand komt, van wie de beslissingen nemen en wie de uitvoering doet, wie
verantwoordelijk is en wie controleert. Daarnaast is kennis van de organisaties, buiten de
overheid, die ook betrokken zijn bij het maken en uitvoeren van het jeugdbeleid ook
essentieel.
Hoofdstuk 3: It takes a village to raise a child: Het werkveld welzijnswerk.
Pedagogisch professionals nemen de opvoeding niet over maar brengen actief de betrokkenen uit
de verschillende opvoedingsomgevingen formeel en informeel met elkaar in contact.
Pedagogisch professionals in de buurt hebben tot taak om de opvoeding en ontwikkeling van
kinderen en jongeren te (helpen) ondersteunen, hun leefomgeving te optimaliseren en hen te
stimuleren tot maatschappelijke participatie. Ook dragen pedagogisch professionals er aan bij dat
jeugdigen veilig en gezond kunnen opgroeien, groeien naar zelfstandigheid en voldoende
redzaamheid, en maatschappelijk participeren, conform de Jeugdwet.
Belangrijke begrippen
• Participatiemaatschappij: een maatschappij die zich kenmerkt door een terugtrekkende
overheid en waar van de burgers wordt verwacht dat ze meer zelf bijdragen aan en
verantwoordelijkheid nemen voor het oplossen van problemen
• Contextuele benadering: in deze benadering worden het kind en de jongere gezien als
onderdeel van het netwerk van relaties die elkaar over en weer beïnvloeden.