Samenvatting OO cultuur
De toets is gebaseerd op:
a) Keuning en De Lange: hoofdstuk 8, paragraaf 3
b) Robbins en Judge: hoofdstuk 9, 15 en 16 (druk 10 – dit is H10, 16 en 17 van druk 11)
c) Cameron en Quinn
d) Artikel van Kotter en artikel van Bakker, Evers, Hovens, Snelder en Weggeman
Artikel Bakker, Evers, Hovens, Snelder en Weggeman – Het Rijnlands model als inspiratiebron
West-Europa heeft op politiek/maatschappelijk vlak een lange succesvolle traditie: het Rijnlands
model, gekenmerkt door: overleg tussen en meenemen van belangen van alle stakeholders, denken
in termen van gemeenschap, rekening houden met maatschappelijke factoren (werkgelegenheid,
milieu). Het tegenovergestelde is het Anglo-Amerikaanse model, waarbij het bedrijfsleven dominant
is binnen de samenleving, er sprake is van marktdenken, rationele benadering, gericht op korte
termijn, individualisering en materialisme. Dit model heeft meer en meer invloed op Nederland en
dat baart de auteurs zorgen. In dit artikel: een toelichting van achtergrond, invulling en werking van
beide modellen en een betoog waarom toename van het Anglo-Amerikaanse model omkeerbaar is.
Het Rijnlandsmodel is gebaseerd op de kracht van het collectief, maatschappelijke consensus, de
actieve rol van de staat en een lange termijn mentaliteit (vooral in Noord- en West Europa, zoals
Scandinavië, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Benelux).Het model komt voort uit kloosters en
adel, het gilde systeem, maar ook de WOII: na afloop werd er op vele manieren samengewerkt.
Het Anglo-Amerikaanse model is gebaseerd op individueel succes, minimale bemoeienis van de Stata
en winst op korte termijn (afkomstig uit de VS). Het model komt voort uit kolonisten, individuele
initiatieven, vrijheid, concurrentie en macht, The American Dream.
Rond 1980 werden veel uitgangspunten van het Anglo-Amerikaanse model overgenomen en gevolgd,
bewust of onbewust, terwijl de Anglo-Amerikaanse aanpak helemaal niet zo heel succesvol is.
Gevolgen van het model in de VS zijn bijvoorbeeld een groot sociaal verval, veel werkloosheid,
problemen met drugs, milieuvervuiling , een kloof tussen rijk en arm en geen verzekeringen tegen
ziektekosten. In de Europese landen leidt de privatisering ook tot negatieve gevolgen: slechte
resultaten, ontevreden klanten, bureaucratie en geen financiële vooruitgang. Daarnaast heeft ook de
nieuwe vorm van prestatiemeting negatieve gevolgen: dit gebeurt aan de hand van indicatoren of
kengetallen, die de werkelijke prestatie niet dekken. Denk aan kwaliteit van gezondheidszorg: liefde
en goede zorg zijn niet te meten, door commercieel te denken gaat men zich slechts richten op
zichtbare resultaten en niet meer op liefde en zorg. Er komen allerlei instructies en procedures die
veel geld en tijd kosten maar nauwelijks iets opleveren.
Waarom kiezen West-Europese landen dan toch voor het Anglo-Amerikaanse denken? Een verklaring
kan zijn dat het Amerikaanse kapitalisme avontuur, spanning en passie uitstraalt, waarbij het
Rijnlands model maar een saaie bedoening lijkt.
Ook in bedrijven zie je grote verschillen tussen de twee perspectieven. Het grootste verschil is de rol
van de aandeelhouder. In het Anglo-Amerikaanse model heeft de aandeelhouder een dominante
positie: zijn manier van denken en doen hebben grote gevolgen voor de organisatie en samenleving.
In het Rijnlandse model houdt men rekening met alle belangen van alle stakeholders,
aandeelhouders, medewerkers, klanten, leveranciers, de samenleving en de natuur (People, Planet,
Profit). De aandeelhouder is vooral geïnteresseerd in het maximaliseren van winst op korte termijn
en dit geeft druk op het management: er moeten economische prestaties gerealiseerd worden en